Uitspraak Nº BK-15/01046. Gerechtshof Den Haag, 2016-05-10

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:2117
Docket NumberBK-15/01046
Date10 Mayo 2016
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-15/01046

Uitspraak d.d. 10 mei 2016

in het geding tussen:

[X] , wonende te [Z] (Duitsland), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 2 oktober 2015, nummer SGR 15/3985, betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikkingen.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 72.442, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 13.592. Voorts is bij deze aanslag bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de navorderingsaanslag IB/PVV, de boete- en de heffingsrentebeschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.175, de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking gewijzigd aldus dat de boete wordt verminderd tot 40 percent van de nagevorderde belasting, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.468 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep
2.1.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 maart 2016, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan.

3.1.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.194. In de aangifte zijn geen inkomsten uit een hennepkwekerij verantwoord.

3.2.

Met dagtekening 19 februari 2011 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2009 conform de door belanghebbende ingediende aangifte opgelegd.

3.3.

Op 24 maart 2010 heeft de politie [Y] in de woning die door belanghebbende gehuurd werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Er is een rapport ‘berekening wederrechtelijk voordeel Hennep ex artikel 36e, 2de lid Sr’ opgesteld. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Naar aanleiding hiervan werd er op 24 maart 2010 door de politie [Y] een onderzoek ingesteld in perceel [A] te [B] , gemeente [Y] . Aldaar werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de bovenverdieping van genoemd perceel. Er werden in totaal 480 hennepplanten aangetroffen.

In de schuur achter genoemd perceel werd een in werking zijnde hennepdrogerij aangetroffen. In deze drogerij lag in totaal 950 gram hennep te drogen. (…)

Op genoemde zolder werden een aantal droogrekjes aangetroffen, waarop nog resten van hennepplanten en resten van geknipte henneptoppen aanwezig waren. (...).

Op zolder werd verder nog een agenda aangetroffen, waarin de voortgang van de hennepkwekerij werd aangetekend. Uit bovenstaande valt op te maken, dat er waarschijnlijk meer oogsten hadden plaatsgevonden. (...).

Door de verdachte, [X] , werd het volgende verklaard:

Verklaring verdachte [X] , d.d. 24 maart 2010, omstreeks 14.43 uur:

(...) Zij verklaarde een hennepkwekerij begonnen te zijn in verband met geldproblemen. Zij verklaarde gescheiden te zijn en een schuld van 60.000 euro te hebben. Zij verklaarde vervolgens in […] 2009 getrouwd te zijn met [C] . Zij verklaarde geen werk te hebben. Zij verklaarde 429 euro aan inkomsten per maand te hebben. Zij verklaarde 1800 euro huur per maand te betalen. Verder verklaarde zij 300 euro vaste lasten per maand te moeten betalen. Exclusief de ziektekosten die zij betaalde. Zij verklaarde dat de hennepkwekerij door anderen was opgezet en dat zij 40% van de opbrengst van een oogst zou krijgen en degenen die de kwekerij hadden opgezet 60%. (…)

Zij verklaarde dat in februari 2009 begonnen werd met de opbouw van de kwekerij en dat in maart 2009 alles klaar stond. Verder verklaarde zij dat in het voorjaar van 2009 de eerste oogst was geweest. Zij verklaarde dat er 3 of 4 keer geoogst was. Zij verklaarde ongeveer 30.000 euro aan opbrengst ontvangen te hebben (...).

Verklaring verdachte [X] , d.d. 25 maart 2010, omstreeks 10.55 uur:

Zij verklaarde dat zij haar totale vaste lasten van 2100 euro per maand betaalde van de hennepopbrengst. Zij verklaarde dat haar man [C] sinds oktober 2009 niet meer stond ingeschreven bij haar en dat hij nu zou wonen bij een vriend in [D] . Zij verklaarde dat [C] 2 a 3 keer per week bij haar in de woning kwam. (…) Zij verklaarde de hennepkwekerij op de [A] te [B] te hebben opgezet samen met [C] . Zij verklaarde dat de hennepkwekerij door [C] was geïnstalleerd. Zij verklaarde dat [C] hulp kreeg van 1 of 2 personen, waarvan zij de naam niet wist. Zij verklaarde dat de hennepkwekerij in mei of juni 2009 in werking was gegaan. Zij verklaarde dat de werkzaamheden met betrekking tot de hennepkwekerij werden gedaan door [C] of dat het werd geregeld door [C] . Ze verklaarde dat er 3 of 4 keer geoogst was. Ze verklaarde dat er iets in de meterkast gedaan was door [C] . (…)

Verklaring verdachte [C] , d.d. 26 maart 2010, omstreeks 11.42 uur:

Hij verklaarde dat hij met de aangetroffen hennekwekerij niets van doen had. Hij verklaarde dat hij niet wist dat er op de [A] te [B] een hennepdrogerij aanwezig was. Hij verklaarde dat het handschrift op een in de hennepkwekerij aangetroffen kalender niet van hem was, ondanks het feit dat dit handschrift door [X] werd herkend als het zijne. (…)”

3.4.

Verder blijkt uit het proces-verbaal van de politie [Y] dat belanghebbende op 25 maart 2010 het volgende heeft verklaard:

“(…) [de] lasten (…) betaalde ik van de hennepopbrengst. (…) Kijk wanneer je het moeilijk hebt ga je rare dingen doen en krijg je op een gegeven moment dollartekens in je ogen. Ik heb niet geweten dat er zoveel consequenties aan vast zaten. (…) De hennep kwam ter sprake door mijn schulden en ook door de vele bezoeken van de deurwaarders. Het is gewoon mijn schuld. (…) Ik wilde het graag financieel beter hebben. Kijk om daar te blijven wonen hadden wij geen keus. (…) Ik kan u zeggen dat wij, [C] en ik, de hennepkwekerij in mijn woning aan de [A] te [B] hebben opgezet. Wij bespraken dit samen en ik ging ermee akkoord (…) Ik kan u zeggen dat [C] de hennepkwekerij op zolder installeerde. [C] kreeg hierbij hulp van soms 1 of soms twee mannen. (…) Ik zag inderdaad weleens een paar mannen die met vuilniszakken sjouwden van de zolder naar de drogerij. Ik kende die mannen niet. Het waren meestal vier mannen. Ik zag dan dat [C] hier ook bij was en mee hielp met sjouwen van vuilniszakken van zolder naar de drogerij. (…) Ik wist dat er wel iets met de meterkast was gedaan door [C] , maar het fijne hiervan weet ik niet. Ik weet niet hoe ze de stroom hebben aangesloten om zo illegaal af te tappen. (…) ”

3.5.

Belanghebbende is bij arrest van de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 11 december 2012 veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Aan belanghebbende is een taakstraf van 80 uren opgelegd. Het Gerechtshof heeft bewezen verklaard dat belanghebbende in de periode van 1 februari 2009 tot en met 24 maart 2010 een hoeveelheid van in totaal ongeveer 480 hennepplanten en op 24 maart 2010 een hoeveelheid van ongeveer 950 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.6.

Rechtbank Oost-Brabant heeft op 27 juni 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:4574) ten aanzien van de echtgenoot van belanghebbende het volgende geoordeeld bij het bepalen van de ontnemingsvordering:

“Gezien het vorenstaande, in het bijzonder gelet op de verklaring van medeverdachte [naam [belanghebbende]], de aangetroffen gedroogde hennep en de periode die is bewezen verklaard...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT