Uitspraak Nº BK-17/00418. Gerechtshof Den Haag, 2019-09-18

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:2480
Date18 Septiembre 2019
Docket NumberBK-17/00418
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-17/00418

Uitspraak van 18 september 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [B] en [C] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag

(de Rechtbank) van 28 februari 2017, nummer SGR 16/7682.

Procesverloop
1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.555 (de aanslag). Bij beschikking is € 179 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft het Hof de volgende nadere stukken ontvangen:

- op 14 juli 2017, 25 september 2017, 22 november 2017, 28 november 2017 en 4 december 2017 van de zijde van belanghebbende;

- op 21 november en 30 november 2017 van de zijde van de Inspecteur.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 december 2017. Partijen zijn verschenen. Ter zitting zijn tevens behandeld de hoger beroepen met kenmerken BK-17/00488 en BK-17/00492 betreffende andere zogenoemde Rijnvarenden. Hetgeen ter zitting wordt aangevoerd in een van de zaken wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken, tenzij dat niet op de betreffende zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is voor elke zaak een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat op 19 januari 2018 aan partijen in afschrift is gezonden.

1.6.

Het Hof heeft partijen bij brief van 19 januari 2018 laten weten dat het het onderzoek van de zaak heropent. Vervolgens heeft tussen het Hof en partijen de volgende briefwisseling plaatsgevonden:

- Faxbericht van 31 januari 2018 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief van 5 februari 2018 van de Inspecteur;

- Brief van 12 februari 2018 van de Inspecteur;

- Faxbericht van 28 februari 2018 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief van 9 maart 2018 van het Hof;

- Brief van 19 maart 2018 van de Inspecteur;

- Faxbericht van 2 april 2018 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief van 3 april 2018 van de Inspecteur;

- Brief van 17 april 2018 van het Hof;

- Faxbericht van 20 april 2018 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief van 28 augustus 2018 van de Inspecteur;

- Faxbericht van 8 september 2018 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief Hof 18 april 2019 van het Hof;

- Brief van 29 april 2019 van de Inspecteur;

- Faxbericht van 14 mei 2019 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Brief van 27 mei 2019 van de Inspecteur;

- Faxbericht van 19 juni 2019 en 21 juni 2019 van de gemachtigde van belanghebbende;

- Faxbericht van 27 juni 2019 van de gemachtigde van belanghebbende.

De correspondentie van een partij is steeds in afschrift aan de wederpartij gezonden.

1.7.

Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 3 juli 2019. Partijen zijn verschenen. Ter zitting zijn tevens behandeld de in 1.5 vermelde hoger beroepen. Hetgeen ter zitting is aangevoerd in een van de zaken wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken tenzij dat niet op de betreffende zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is voor elke zaak een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten
2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1989, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in [Z] .

2.2.

Belanghebbende heeft het gehele jaar 2013 gewerkt aan boord van het binnenvaartschip [D] (het schip). Het schip is een in Nederland geregistreerd tankschip en eigendom van [I] , woonachtig te [F] , en van [J] en [H] , beiden ook woonachtig in Nederland.

2.3.

De bevoegde Nederlandse autoriteit - de Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen de Inspectie van Verkeer en Waterstaat) - heeft ten behoeve van het schip een certificaat afgegeven als bedoeld in artikel 22 van de herziene Rijnvaartakte (het certificaat). Hierop is V.O.F. Scheepvaartbedrijf [K] gevestigd te [F] ( [K] ) als exploitant vermeld en de hiervoor vermelde heren [I en J] en [H] als eigenaren.

2.4.

Belanghebbende stond het gehele jaar 2013 op de loonlijst van [L] Limited te [M] , Cyprus ( [L] ).

2.5.

[L] heeft zich met betrekking tot het onderhavige tijdvak niet bij de Inspectie Leefomgeving en Transport gemeld als exploitant van het schip. Evenmin hebben de in 2.2. genoemde eigenaren gemeld bij genoemde Inspectie dat sprake is van exploitatie van het schip door een ander dan henzelf.

2.6.

Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.555. In de aangifte heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT