Uitspraak Nº BK-18/01095. Gerechtshof Den Haag, 2019-09-18

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:2540
Docket NumberBK-18/01095
Date18 Septiembre 2019
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/01095

Uitspraak van 18 september 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A]

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [B] en [C] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 november 2018, nummer SGR 18/4042.

1 Procesverloop
1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.477. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 96 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslag en de rentebeschikking vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 750 en de Inspecteur opgedragen het griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 juli 2019. Partijen zijn verschenen. Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het geding tussen [D] en de Inspecteur en tussen [E] B.V. en de Inspecteur, bekend onder de zaaknummers BK-18/01096 en BK-18/01097. Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak. Ter zitting hebben beide partijen een pleitnota overgelegd. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

2 Vaststaande feiten
2.1.

Belanghebbende is [in] 2015 gehuwd met [D] ( de echtgenoot).

2.2.

De echtgenoot had in het jaar 2014 aanspraak op een persoonsgebonden aftrek van € 40.000 in verband met de afkoop van partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote. Daarvan heeft de echtgenoot in zijn aangiftebiljet voor het jaar 2014 een bedrag van € 7.307 in aftrek gebracht op zijn inkomen uit werk en woning. Ultimo 2014 resteerde een nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek van € 32.693.

2.3.

Voor het jaar 2015 heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT