Uitspraak Nº BK-19/00355 en BK-19/00356. Gerechtshof Den Haag, 2020-04-21

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:866
Docket NumberBK-19/00355 en BK-19/00356
Date21 Abril 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00355 en BK-19/00356

Uitspraak van 21 april 2020

in het geding tussen:

[X] B.V. gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: [A] en [B] )

en

de Inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [C] en [D] )

op het hoger beroep van belanghebbende – en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur – tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 23 april 2019, nummers SGR 17/612 en SGR 17/614.

Procesverloop
1.1.1.

Belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van € 32.772. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een bedrag van € 5.207 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 3.277 opgelegd.

1.1.2.

Belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van € 72.272. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een bedrag van € 10.120 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 7.227 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de voornoemde naheffingsaanslagen in de loonbelasting (de naheffingsaanslagen) en de voornoemde beschikkingen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard en de naheffingsaanslagen, alsmede de heffingsrente- en vergrijpboetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard, de beroepen tegen de vergrijpboetes gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar – voor zover deze betrekking hebben op de vergrijpboetes – vernietigd, de boetebeschikkingen vernietigd, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 536, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 964, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.300 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 333 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is een bedrag van € 508 aan griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof nog de volgende stukken ontvangen:

- Op 18 februari 2020 van de zijde van de Inspecteur een aanvulling op het incidenteel hoger beroepschrift;

- Op 25 februari 2020 van de zijde van belanghebbende een aankondiging tot het meebrengen van getuigen naar de zitting, alsmede een nader stuk met vijf bijlagen.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van 10 maart 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten
2.1.

De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“ 1. [Belanghebbende] drijft een timmerfabriek. Haar activiteiten bestaan uit het vervaardigen van houten deuren, ramen en kozijnen en het verhandelen van de producten uit de timmerfabriek.

2. In de periode van medio september 2010 tot medio oktober 2011 hebben diverse werknemers van [belanghebbende] een opleidingsprogramma onder de werktitel ‘ […] ’ bij [belanghebbende] gevolgd. Het opleidingsprogramma werd door het instituut [E] te [F] ( [E] ) in samenwerking met de Stichting [G] ( [G] ) verzorgd.

3. [G] is een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen erkende, niet-bekostigde onderwijsinstelling die middelbare beroepsopleidingen in de timmer- en meubelindustrie, de houthandel en de parketbranche verzorgt.

4. Tot de gedingstukken behoort het door [G] voor de periode 2011/2012/2013 opgestelde “Verantwoordingsdocument van de kwalificatiedossiers voor de opleidingen ondersteunende vorming houtberoepen” (Verantwoordingsdocument) op de niveaus 2, 3 en 4. Het Verantwoordingsdocument heeft betrekking op de kwalificatiedossiers Machinaal Houtbewerker Timmerindustrie, Allround Machinaal Houtbewerker Timmerindustrie en Kaderfunctionaris Timmerindustrie.

5. Uit de eveneens tot de gedingstukken behorende “OVEREENKOMST UITVOERING SCHOLING [G] ” blijkt dat tussen [E] en [G] met dagtekening 24 juni 2011 een overeenkomst is gesloten waarbij [E] als uitvoerder van het onderwijs is aangewezen.

6. Tot de gedingstukken behoren voorts diverse praktijkovereenkomsten, welke gesloten zijn tussen [belanghebbende], werknemers van [belanghebbende] en [G] en de onderwijsovereenkomsten gesloten tussen werknemers van [belanghebbende] en [G] . De deelnemers (werknemers van [belanghebbende]) zijn volgens deze stukken ingeschreven voor verschillende in het Centraal Register Beroepsonderwijs (crebo) opgenomen beroepsopleidingen dan wel deelkwalificaties. Daarnaast heeft [belanghebbende] verklaringen als bedoeld in artikel 11d van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering overgelegd (11d-verklaring).

7. Ook heeft [belanghebbende] kwalificatiedossiers en de bijbehorende Onderwijs- en examenregelingen, studiemateriaal, portfolio’s, presentielijsten en de door de praktijkbegeleiders ingevulde afteken- en beoordelingslijsten overgelegd.

8. Begin november 2011 is aan diverse werknemers een certificaat van [E] uitgereikt waarop staat vermeld dat de kandidaat de training […] met succes heeft afgerond.

9. [ Belanghebbende] heeft in haar loonaangiften over de onderhavige tijdvakken voor de werknemers die het opleidingsprogramma […] ’ hebben gevolgd, de afdrachtvermindering onderwijs toegepast op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

10. Naar aanleiding van een in 2014 bij [belanghebbende] ingesteld boekenonderzoek heeft [de Inspecteur] geconcludeerd dat [belanghebbende] de afdrachtvermindering onderwijs met betrekking tot de werknemers die het opleidingsprogramma […] ’ hebben gevolgd, ten

onrechte heeft toegepast en zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.”

2.2.

Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over.

Oordeel van de Rechtbank

De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:

“(…)

Naheffingsaanslagen loonheffingen

15. Ten aanzien van het primaire standpunt van [belanghebbende], overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting van 12 maart 2019 is aan de orde geweest de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1439 in de, eveneens door gemachtigden gevoerde, procedure van een andere Timmerfabriek. Uit die uitspraak volgt dat het Gerechtshof zich een oordeel heeft gevormd over de inhoud van het opleidingsprogramma […] ’. Het oordeel van het Gerechtshof heeft de Hoge Raad op 22 februari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:278) met toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie bevestigd. Met dagtekening 30 oktober 2018 heeft [belanghebbende] nadere stukken ingediend, waaronder het beroepschrift in cassatie van 26 juni 2018 in de zaak van die Timmerfabriek. De rechtbank leidt uit de inhoud van het cassatieberoepschrift af dat in cassatie nadrukkelijk de vraag is opgeworpen of de toets die [de Inspecteur] aanlegt een onderwijskundige toets is die alleen is voorbehouden aan de onderwijsinspectie. Nu deze klacht niet tot cassatie heeft geleid, gaat de rechtbank er vanuit dat zulks niet het geval is. [De Inspecteur] mag derhalve een dergelijke - zo op het oog - onderwijskundige toets wel aanleggen in het kader van de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs, welke vervolgens in beroep en hoger beroep getoetst kan worden. Voor het in dit verband stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, zoals door [belanghebbende] ter zitting van 12 maart 2019 is verzocht, heeft de rechtbank dan ook geen aanleiding. Gelet op het voorgaande, slaagt het primaire standpunt van [belanghebbende] niet.

16. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 17 april 2018 voorts geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de training […] ’ onderdeel uitmaakt van de in het crebo vermelde beroepsopleidingen, zodat niet gezegd kan worden dat de werknemers - zelfs als ze deelgenomen hebben aan de training […] - de bpv van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding hebben gevolgd. Nu deze uitspraak onherroepelijk is geworden na het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2019 en de relevante feiten in de zaak van die Timmerfabriek niet wezenlijk verschillen van het feitencomplex in de onderhavige zaken, zal de rechtbank het oordeel van het Gerechtshof overnemen. Dit betekent dat het opleidingsprogramma […] ’ niet kwalificeert voor de afdrachtvermindering onderwijs. Hieraan doet niet af de stelling van [belanghebbende] dat het Gerechtshof in de zaak van die Timmerfabriek de portfolio’s van de werknemers onvoldoende in ogenschouw heeft genomen. Ook indien rekening wordt gehouden met de door [belanghebbende] overgelegde portfolio’s, leidt dit niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst voor het overige naar de feiten zoals deze door het Gerechtshof zijn vastgesteld in zijn uitspraak van 17 april 2018. Uit het voorgaande volgt dat [belanghebbende] voor alle werknemers die het opleidingsprogramma […] ’ hebben gevolgd, geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs. De naheffingsaanslagen loonheffingen zijn dan ook terecht opgelegd. De beroepen zullen in zoverre ongegrond worden verklaard.

Heffingsrente

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT