Uitspraak Nº BRE - 14 _ 3124. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2016-04-15

ECLIECLI:NL:RBZWB:2016:3191
Date15 Abril 2016
Docket NumberBRE - 14 _ 3124
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers: BRE 14/3124, 14/3125,14/3127 tot en met 14/3135, 14/3137 en 14/3140 tot en met 14/3148

uitspraak van 15 april 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbenden] , domicilie kiezende te Sittard,

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

De inspecteur heeft aan wijlen [X] (hierna: erflater) de volgende (navorderings)aanslagen opgelegd:

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)

Zaaknr.

Jaar

[aanslagnummer]

Dagtekening

14/3124

1990

H.08

31-12-2002

14/3125

1991

H.16

31-05-2003

14/3127

1993

H.38

31-12-2005

14/3128

1994

H.48

31-12-2005

14/3129

1995

H.58

31-12-2005

14/3130

1996

H.68

31-12-2005

14/3131

1997

H.78

31-12-2005

14/3132

2001

H.16

31-12-2004

14/3133

2002

H.26

08-10-2005

14/3134

2003

H.36

08-10-2005

14/3135

2004

H.46

29-09-2007

14/3137

2005

H.56

31-12-2008

14/3140

2006

H.66

31-12-2008

14/3141

2007

H.76

07-01-2011

Vermogensbelasting (hierna: VB)

Zaaknr.

Jaar

[aanslagnummer]

Dagtekening

14/3142

1991

K18

31-12-2002

14/3143

1992

K28

31-05-2003

14/3144

1994

K48

31-12-2005

14/3145

1995

K58

31-12-2005

14/3146

1996

K68

31-12-2005

14/3147

1997

K78

31-12-2005

14/3148

1998

K88

31-12-2005

1.2.

Daarbij zijn voor de jaren 1990 tot en met 1992 en 2001 tot en met 2007 boeten opgelegd. Voorts zijn voor alle jaren bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft bij separate uitspraken op bezwaar de onder 1.1 vermelde (navorderings)aanslagen verminderd en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Vanwege het overlijden van erflater zijn de onder 1.2 genoemde boeten vervallen (artikel 5:42 van de AWB).

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de onder 1.3 genoemde uitspraken op bezwaar bij brief van 20 mei 2014, ontvangen bij de rechtbank op 21 mei 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 45.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Sittard, en namens de inspecteur, [verweerder]. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak aan partijen is verzonden.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd. Bij brief van 1 maart 2016 heeft de rechtbank deze termijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1.

Erflater, geboren op [datum] 1933 en overleden op [datum] 2013, was gehuwd met [Y], geboren op [datum] 1936 (hierna: de echtgenote).

2.2.

De Belastingdienst heeft op 27 oktober 2000 gegevens op afdrukken van microfiches van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KBL) ontvangen van de Belgische autoriteiten. De afdrukken van microfiches vermelden saldi op rekeningen bij deze bank per 31 januari 1994. Op basis van de gegevens is een onderzoek ingesteld door de FIOD opsporingsinformatie Haarlem en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.

2.3.

Op de afdrukken van microfiches stonden onder andere de volgende regels:

"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994

(...)

53-[rekeningnummer]-45-0000 00 0040 TER LDO [X-Y] 611.650,49

(…)

52-[rekeningnummer]-18-0000 00 0040 VUE [X-Y] 125,72”.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt op 21 februari 2013 door [A], medewerker bij de FIOD/kantoor Haarlem, waarin onder meer het volgende is vermeld:

“Het cliëntenbestand KB Lux door B/KIR [rechtbank: Belastingdienst, Kenniscentrum Identificatie Renseigneringsstromen] gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard.

Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand ten tijde van de identificaties rond de jaren 2001 2002 de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.

Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt:

  1. alle combinaties van beide achternamen waarbij in BVR een relatie staat vermeld. (bijv. gehuwd met, kind van, samenwonend etc)

  2. alle combinaties van beide achternamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond)

  3. alle combinaties van beide achternamen die in BVR onder hetzelfde dossiernummer staan (stonden) vermeld.

Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld aan het bestand van het Centrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is aangekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd: RDW-bestand).

Door de FIOD/kantoor Haarlem/afdeling Digitaal Ondersteuningsteam is uit het BVR-bestand en het RDW-bestand een nadere selectie gemaakt. Alleen die combinaties van namen zijn in de selectie ter nadere identificatie opgenomen waarbij er of géén voornaam na matching met het RDW-bestand bekend was, dan wel na matching de voornaam uit het RDW-bestand gelijk was aan de voornaam van het cliëntenbestand KB Lux én de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenamen binnen het BVR-bestand overeen kwam met de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenaam, zoals die op de microfiches voorkomt.

Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:

  1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de na(a)m(en): [X-Y].

  2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu [X], gehuwd met [Y] .

  3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komen één overeenkomst voor, waarbij [X] de partner is van [Y]. Dit is [X], geboren op [datum]-1933 met sofinummer [sofinummer] gehuwd met [Y] , geboren op [datum]-1936 met sofinummer [sofinummer].

Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienst staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde [X] met sofinummer [sofinummer] zoals onder voornoemd punt 3. staat vermeld.”

2.5.

Erflater en de echtgenote zijn op 30 oktober 2001 en 1 november 2001 door ambtenaren van de Belastingdienst FIOD-ECD ter zake van de onder 2.3 vermelde rekening verhoord. Van de verhoren zijn processen-verbaal opgemaakt. De Belastingdienst heeft bij brief van 7 januari 2002 aan de officier van justitie verzocht om erflater en de echtgenote strafrechtelijk te vervolgen. De strafkamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft ten aanzien van de strafvervolging van erflater het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard en in de strafzaak tegen de echtgenote deze vrijgesproken.

2.6.

Erflater heeft in zijn aangiften over de onderhavige jaren geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op de onder 2.3 vermelde rekening.

2.7.

Bij brieven van 11 november 2002 en 18 november 2002 heeft de inspecteur erflater verzocht om gegevens en inlichtingen over bankrekening(en) in het buitenland te verstrekken.

2.8.

Bij brief van 5 december 2002 heeft de inspecteur zijn voornemen aan erflater kenbaar gemaakt om over het jaar 1990 een navorderingsaanslag IB/PVV en over het jaar 1991 een navorderingsaanslag VB met bestuurlijke boeten op te leggen. Daarbij heeft de inspecteur erflater in de gelegenheid gesteld om op voormeld voornemen te reageren.

2.9.

Bij brief van 11 december 2002, heeft de gemachtigde hierop gereageerd en de inspecteur verzocht om kopieën van stukken te verstrekken waar de inspecteur zijn beslissing op heeft gebaseerd. Bij brief van 12 december 2002 heeft de inspecteur de in 2.3 vermelde afdrukken aan de gemachtigde verstrekt.

2.10.

Bij brieven van 19 december 2002 deelt de inspecteur aan erflater mede de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 met boeten ter voorkoming van het verlopen van de navorderingstermijn te gaan opleggen. Met dagtekening 31 december 2002 worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT