Uitspraak Nº BRE - 17 _ 7115. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-08-22

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:3797
Docket NumberBRE - 17 _ 7115
Date22 Agosto 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/7115

uitspraak van 22 augustus 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

alsmede

de Minister voor Rechtsbescherming.

De bestreden beslissing(en)

  • -

    de uitspraak van de inspecteur van 11 oktober 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) met aangiftenummer [aangiftenummer] ;

  • -

    de beschikking belastingrente op grond van artikel 30ha AWR van nihil.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, A.F.M.J. Verhoeven verbonden aan Netcar Juridische Dienstverlening BV te Westerhoven, vergezeld van A. Zorko en L. Imants, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak naar partijen wordt gezonden.

1 Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond voor zover het de beschikking belastingrente betreft;

  • -

    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

  • -

    stelt de beschikking belastingrente vast op € 9;

  • -

    verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;

  • -

    beslist dat, indien het bedrag van de door de inspecteur toegekende kostenvergoeding van € 492, niet tijdig is vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;

  • -

    veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.147;

  • -

    veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade van € 353;

  • -

    wijst een schadevergoeding voor het overige af;

  • -

    veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 1.024;

  • -

    gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt;

  • -

    beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.

2 Gronden
2.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de op aangifte voldane Bpm ter zake van de registratie van een geïmporteerde auto, afkomstig uit Duitsland, in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens. Het betreft een auto van het merk en type Ford Kuga 2.0 TDI met [VIN] . Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de Bpm verminderd met € 379 en een kostenvergoeding van € 492 toegekend.

2.2.

Het geschil in beroep betreft de hierna aan de orde komende onderwerpen. In verband met de behandeling daarvan merkt de rechtbank het volgende op. Sommige van de standpunten van (de gemachtigde van) belanghebbende zijn van (overwegend) rechtskundige aard en zijn eerder door rechterlijke instanties, soms ook reeds door de Hoge Raad, onjuist bevonden. De rechtbank heeft de in deze procedure aangevoerde argumenten opnieuw gewogen om te zien of er aanleiding is anders te beslissen. Indien dat niet het geval is en de argumenten ook geen aanleiding geven voor een andere of nadere motivering, heeft de rechtbank bij de desbetreffende beroepsgrond volstaan met een verwijzing naar eerdere jurisprudentie.

Is van belanghebbende terecht en naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

2.3.

Niet in geschil is dat het door de griffier geheven griffierecht van € 333 in overeenstemming is met artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank verwerpt de beroepsgrond van belanghebbende dat gelet op het arrest Kantarev1 het griffierecht de toegang tot de rechter op ontoelaatbare wijze belemmert, nu in het Nederlandse wettelijke systeem voor de hoogte van het griffierecht geen rekening wordt gehouden met ‘de waarde van het onderliggende geschil’. Uit het arrest Kantarev volgt (i) dat de maatstaf is of, rekening houdend met ‘ontheffingsmogelijkheden’, het griffierecht een onoverkomelijk obstakel voor de toegang tot de rechter vormt (rov. 134-135) en (ii) dat dit aan de nationale rechter is om dat na te gaan (rov. 137). De rechtbank is van oordeel dat, in aanmerking genomen de mogelijkheid tot vrijstelling van griffierecht bij betalingsonmacht, de hoogte van het Nederlandse griffierecht niet in zijn algemeenheid een onoverkomelijk obstakel vormt voor de toegang tot de rechter, ook niet op het onderdeel dat de hoogte van griffierecht onafhankelijk is van het geldelijk belang bij de procedure.2 Belanghebbende heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat in deze specifieke zaak wel sprake is van het hiervoor genoemde obstakel.

Is de heffing van Bpm in strijd met het Unierecht?

2.4.

Belanghebbende heeft voor het eerst ter zitting het standpunt ingenomen dat de systematiek van heffing van Bpm via voldoening op aangifte ter zake van tweedehands geïmporteerde voertuigen in zijn algemeenheid in strijd is met het Unierecht. Tweedehands voertuigen die worden ingevoerd vanuit het buitenland worden te allen tijde hoger belast dan vergelijkbare...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT