Uitspraak Nº BRE - 18 _ 434, 18_435, 18_387, 18_389, 18_55, 18_50, 18_28, 18_26, 18_27, 18_25. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-05

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:3946
Date05 Septiembre 2019
Docket NumberBRE - 18 _ 434, 18_435, 18_387, 18_389, 18_55, 18_50, 18_28, 18_26, 18_27, 18_25
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/434, 18/435, 18/387, 18/389, 18/55, 18/50, 18/28, 18/26, 18/27 en 18/25

uitspraak van 5 september 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

alsmede

de Minister voor Rechtsbescherming.

De bestreden beslissingen

De beslissingen van de inspecteur zoals opgenomen in de bijlage.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2019 te Eindhoven.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak naar partijen wordt gezonden.

1 Beslissing

De rechtbank verwijst naar de bijlage bij deze uitspraak waarin per zaak(nummer) de beslissing is vermeld.

2 Gronden

Vooraf: intrekking en inhoudelijke behandeling dwangsom

2.1.1.

Gelet op artikel 4:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep tegen een uitspaak op bezwaar mede betrekking op de daarmee samenhangende dwangsombeschikking. In een aantal zaken is echter ook een bezwaarprocedure betreffende de dwangsombeschikking gevolgd terwijl reeds beroep tegen de uitspraak op bezwaar in de hoofdzaak aanhangig was. Deze bezwaarprocedure had niet gevoerd mogen worden. Praktisch is dit als volgt opgelost overeenkomstig een aanpak op een eerdere zitting bij een andere rechter. Belanghebbende heeft ter zitting de beroepen die specifiek betrekking hadden op de (uitspraken op bezwaar tegen) de dwangsombeschikking ingetrokken. De beoordeling of belanghebbende recht heeft op een dwangsom gebeurt in het kader van de betreffende hoofzaak. De ingetrokken zaken zijn de volgende: 18/2425, 18/2437, 18/2431, 18/2420 en 18/2423.

Vooraf: wijze van beoordeling van de zaken / leeswijzer

2.1.2.

Sommige van de standpunten van belanghebbende spelen in alle of een groot deel van de zaken. Ook sommige standpunten van de inspecteur spelen in meerdere zaken. De rechtbank zal hierna eerst onder ‘algemene overwegingen’ ingaan op geschilpunten die zich lenen voor algemene behandeling.

2.1.3.

Sommige van de ‘algemene’ standpunten van belanghebbende zijn eerder door rechterlijke instanties, soms ook reeds door de Hoge Raad, onjuist bevonden. De rechtbank heeft de in deze procedure aangevoerde argumenten gewogen om te zien of er aanleiding is anders te beslissen. Indien dat niet het geval is en de argumenten ook geen aanleiding geven voor een andere of nadere motivering, heeft de rechtbank bij de desbetreffende beroepsgrond volstaan met een verwijzing naar eerdere jurisprudentie. Voormelde heroverweging heeft met betrekking tot één kwestie geleid tot een gedeeltelijk afwijkend oordeel ten opzichte van recente uitspraken van de rechtbank (zie 2.7 en verder).

2.1.4.

Na de algemene overwegingen worden per zaak de voor die zaak specifieke beslissingen gegeven, waar mogelijk onder verwijzing naar de algemene overwegingen. Een uitzondering betreft het griffierecht en het standpunt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden; daarover wordt direct al de beslissing gegeven bij de algemene overwegingen (zie 2.2 en 2.4). De overwegingen per zaak bevatten niet een afzonderlijke geschilomschrijving. De diverse onderdelen waarover beslist moet worden, zijn herkenbaar gemaakt via gecursiveerde tussenkopjes. De zaken worden in dezelfde volgorde behandeld als op zitting.

Algemene overwegingen

Griffierecht

2.2.

Niet in geschil is dat het door de griffier geheven griffierecht in iedere zaak in overeenstemming is met artikel 8:41 van de Awb. Voor zover belanghebbende stelt dat in een of meer zaken slechts eenmaal griffierecht had mogen worden geheven, verwerpt de rechtbank dat standpunt. De beroepszaken zijn via afzonderlijke beroepschriften aanhangig gemaakt.

De rechtbank verwerpt verder de beroepsgrond van belanghebbende dat gelet op het arrest Kantarev1 het griffierecht de toegang tot de rechter op ontoelaatbare wijze belemmert, nu in het Nederlandse wettelijke systeem voor de hoogte van het griffierecht geen rekening wordt gehouden met ‘de waarde van het onderliggende geschil’. Uit het arrest Kantarev volgt (i) dat de maatstaf is of, rekening houdend met ‘ontheffingsmogelijkheden’, het griffierecht een onoverkomelijk obstakel voor de toegang tot de rechter vormt (rov. 134-135) en (ii) dat dit aan de nationale rechter is om dat na te gaan (rov. 137). De rechtbank is van oordeel dat, in aanmerking genomen de mogelijkheid tot vrijstelling van griffierecht bij betalingsonmacht, de hoogte van het Nederlandse griffierecht niet in zijn algemeenheid een onoverkomelijk obstakel vormt voor de toegang tot de rechter, ook niet op het onderdeel dat de hoogte van griffierecht onafhankelijk is van het geldelijk belang bij de procedure.2 Belanghebbende heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat in deze specifieke zaak wel sprake is van het hiervoor genoemde obstakel.

Op de zaak betrekking hebbende stukken en toepassing 8:31 Awb

2.3.

In het kader van de kwestie ‘eerst betalen, later registeren’ is aan de orde gekomen of de inspecteur bepaalde gegevens moet inbrengen gelet op zijn verplichting de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen en zo ja, wat de gevolgen zijn van weigering om dat te doen. De rechtbank gaat daarop in bij de desbetreffende kwestie (zie 2.7 en verder).

Verdedigingsbeginsel

2.4.

In zaken waarin een naheffingsaanslag aan de orde is, heeft belanghebbende zich steeds beroepen op schending van het verdedigingsbeginsel, mede in verband met een beroep op vergoeding van de werkelijke proceskosten.

In elk van die zaken doet het geval zich voor dat belanghebbende voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag bij brief in kennis is gesteld van het voornemen om de naheffingsaanslag op te leggen en in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk op dit voornemen te reageren, en dat belanghebbende hierop niet heeft gereageerd. Onder deze omstandigheden eist het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet dat belanghebbende wordt uitgenodigd voor een hoorgesprek.3 Het andersluidende standpunt van belanghebbende is onjuist en wordt daarom verworpen.

BPM: ‘Eerst betalen, later registreren’

2.5.

Belanghebbende stelt dat de systematiek van heffing van BPM via voldoening op aangifte ter zake van tweedehands geïmporteerde voertuigen in zijn algemeenheid in strijd is met het Unierecht. Tweedehands voertuigen die worden ingevoerd vanuit het buitenland worden te allen tijde hoger belast dan vergelijkbare binnenlandse voertuigen, aangezien er bij importvoertuigen tijd zit tussen het moment van betalen van de BPM en het te naam stellen van het voertuig zijnde het belastbare feit. Bij binnenlandse voertuigen wordt de rest-BPM wel bepaald op het moment van overschrijven/te naam stellen van het voertuig. De waarde van het voertuig wordt aldus eerder, en daardoor hoger, vastgesteld en de daarop gebaseerde voldoening van BPM is eveneens eerder verschuldigd zodat hierover een renteverlies optreedt, aldus nog steeds belanghebbende.

2.6.

De rechtbank verwerpt het standpunt dat de heffingssystematiek van BPM, in het bijzonder de heffing via voldoening op aangifte, als zodanig in strijd is met het Unierecht.4 Voor dat standpunt is geen steun te vinden in de jurisprudentie van de Hoge Raad of het Hof van Justitie. De gemaakte vergelijking met een binnenlands tweehandsvoertuig gaat niet op. Ter zake van een binnenlands tweedehandsvoertuig wordt immers geen BPM geheven van een opvolgende eigenaar. Het gaat er (wel) om dat de BPM die ter zake van een geïmporteerd voertuig wordt geheven niet hoger is dan de BPM die nog rust op een vergelijkbaar binnenlands voertuig. Voor het geval tussen het moment van de voldoening van BPM en het moment van registratie de waarde van het voertuig is gedaald, bijvoorbeeld door tijdsverloop, waardoor de voldane BPM te hoog is, kan dat aanleiding geven tot teruggave van BPM (met rentevergoeding), bijvoorbeeld door aanspraak te maken (bijvoorbeeld via bezwaar) op de toepassing van de zogenoemde leeftijdskorting.

2.7.

Tot zover is de beoordeling dezelfde als in recente uitspraken van de rechtbank in zaken van dezelfde gemachtigde die twee weken vóór de onderhavige zaken op zitting zijn behandeld. Pas tijdens de zitting in de onderhavige zaken heeft (de gemachtigde van) belanghebbende zijn standpunt nader verduidelijkt en is bovendien gebleken van een aanverwante kwestie waarover de gemachtigde en de inspecteur kennelijk al langere tijd principieel van opvatting verschillen. Het gaat om het volgende.

Belanghebbende treedt als importeur/intermediair op en hij weet, zonder navraag te doen bij zijn cliënt, niet wanneer de registratie plaatsvindt en daarmee niet of recht bestaat op leeftijdskorting. De gemachtigde vindt principieel dat belanghebbende geen navraag hoeft te doen bij zijn cliënt en dat de inspecteur moet nagaan in zijn systemen of recht op leeftijdskorting bestaat. De rechtbank begrijpt dat dit voor de gemachtigde en belanghebbende een principieel punt is gegeven de gedwongen ‘eerst betalen, later registreren’-systematiek zoals die uit de regelgeving voor registratie van geïmporteerde auto’s volgt (er moet eerst belasting op aangifte worden voldaan, opdat het zogenoemde fiscaal akkoord wordt gegeven, waarna pas de registratie via de tenaamstelling wordt beëindigd), waarbij bovendien het tijdsverloop tussen het moment van voldoening en registratie kan variëren.

De inspecteur meent daarentegen, eveneens principieel, dat als belanghebbende aanspraak wil maken op de leeftijdskorting het aan belanghebbende is om de daarvoor benodigde gegevens aan te leveren. Indien een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT