Uitspraak Nº BRE 18_1875. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-23

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:282
Date23 Enero 2019
Docket NumberBRE 18_1875
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/1875 PW

uitspraak van 23 januari 2019 van de meervoudige kamer in de zaak tussen [naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. [naam gemachtigde 1] ,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 februari 2018 (bestreden besluit) van het college inzake zijn aanvraag om een bijstandsuitkering.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde 2] en [naam gemachtigde 3] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiser heeft op 19 juli 2017 een bijstandsuitkering aangevraagd. In dat kader is met hem een intakegesprek gevoerd en zijn er gegevens bij hem opgevraagd. Naar aanleiding daarvan is bij besluit van 28 september 2017 (primair besluit) aan eiser een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 19 juli 2017. De eerste 31 maanden wordt de uitkering toegekend in de vorm van een geldlening, omdat eiser volgens het college te snel heeft ingeteerd op zijn vermogen en er daarmee sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar gegrond verklaard. De periode waarover de bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, wordt beperkt tot 14 maanden en 3 weken.

2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat er redenen zijn om het in te teren bedrag verder naar beneden bij te stellen dan in bezwaar al is gebeurd. Daarnaast moet het college bij de berekening van de interingsnorm volgens eiser uitgaan van de alleenstaandennorm en niet van de kostendelersnorm. In dat kader doet hij ook een beroep op het vertrouwensbeginsel. Verder moeten de kosten die hij na de verkoop van zijn woning nog in verband met die woning heeft moeten betalen, volgens hem in mindering worden gebracht op het in te teren bedrag. Ook is onduidelijk gebleven of het vakantiegeld bij de berekening is betrokken. Ten slotte is eiser naar zijn mening langer uit de bijstand gebleven door met gokken inkomen te verwerven. De opbrengst van het gokken moet dan ook buiten beschouwing worden gelaten bij het vaststellen van het in te teren bedrag.

Ter zitting heeft eiser zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ingetrokken. Dat geldt ook voor zijn stelling dat er bij de berekening van de interingsnorm moet worden uitgegaan van de alleenstaandennorm in plaats van de kostendelersnorm. Hoewel zijn punt met betrekking tot het vakantiegeld nog niet helemaal is opgelost, heeft eiser ook dat punt ter zitting ingetrokken. Hij zal daarover nog in overleg treden met het college.

3. Artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT