Uitspraak Nº BRE 18_3060 18_3061 18_3062 18_3063 18_3064 18_3065. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-12-20

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:7031
Date20 Diciembre 2018
Docket NumberBRE 18_3060 18_3061 18_3062 18_3063 18_3064 18_3065
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 18/3060, 18/3061, 18/3062, 18/3063, 18/3064, 18/3065 WET

uitspraak van 20 december 2018 van de meervoudige kamer in de zaken tussen

Grondexploitatiemaatschappij [naam eiseres 1] en

[naam eiseres 2] ,

beide te [woonplaats 1] ,

eisers,

hierna samen te noemen: [naam eiseres 3] ,

gemachtigde: mr. C.G.J.M. Termaat,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

1. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3060 WET

[naam aanvrager 1] , te [woonplaats 2] ,

2. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3061 WET

[naam aanvrager 2] , te [woonplaats 2] ,

3. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3062 WET

[naam aanvrager 3] , te [woonplaats 2] ,

4. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3063 WET

[naam aanvrager 4] , te [woonplaats 2] ,

gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ,

5. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3064 WET

[naam aanvrager 5], te [woonplaats 2] ,

6. in de zaak met zaaknummer BRE 18/3065 WET

[naam aanvrager 6], te [woonplaats 2] ,

gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ,

hierna samen te noemen: aanvragers.

Procesverloop

[naam eiseres 3] heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 27 maart 2018 (bestreden besluiten) van het college inzake de toekenning aan aanvragers van een tegemoetkoming in de planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) als gevolg van de inwerkingtreding van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] .

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2018, tegelijk met het onderzoek in 16 andere beroepen over verzoeken om planschade in verband met de inwerkingtreding van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] .

[naam eiseres 3] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast is namens [naam eiseres 3] [naam projectdirecteur] , projectdirecteur, verschenen. Ten slotte is namens [naam eiseres 3] [naam deskundige 1] als deskundige verschenen.

Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.C.J.M. Willemse. Hij heeft zich laten vergezellen door mr. A.A.M. Bruggeman KRMT en mr. J.H.J. van Erk van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) als deskundigen.

Als derde-partij is aanvraagster sub 3, [naam aanvraagster] , verschenen. Aanvragers sub 6 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Overige aanvragers en de gemachtigde van aanvragers sub 4 zijn niet verschenen.

De termijn voor het doen van uitspraak is ter zitting verlengd.

Overwegingen

1 Feiten

Aanvragers zijn eigenaren van de woningen gelegen aan de [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] respectievelijk [adres 6] .

Op 17 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 8 augustus 2014 in werking getreden en op 20 november 2014 onherroepelijk geworden. Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] is de planologische basis voor het realiseren van een woonwijk met circa 380 woningen met bijbehorende voorzieningen op een dichtbij aanvragers woningen gelegen gebied dat onder het direct voorafgaand aan bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] geldende planologische regime onder meer bestemd was voor agrarische doeleinden en voor openbaar groen.

Aanvragers sub 1, 3, 4 en 6 hebben op 26 februari 2016 een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro. Aanvragers sub 2 hebben op 14 april 2016 een aanvraag gedaan en aanvragers sub 5 op 22 april 2016.

Zij hebben aan de aanvragen - samengevat - ten grondslag gelegd dat door de planologische verandering de waarde van hun woning is verminderd.

Het college heeft de verzoeken ter advisering voorgelegd aan de SAOZ. De SAOZ heeft haar advies neergelegd in een rapport van oktober 2017.

Bij besluiten van 19 oktober 2017 (primaire besluiten) heeft het college de aanvragen onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de SAOZ toegewezen en een tegemoetkoming toegekend van achtereenvolgens € 6.600,-, € 6.900,-, € 7.750,- , € 8.900,-, € 5.900,- en € 9.150,-, steeds vermeerderd met wettelijke rente.

In het kader van de totstandkoming van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] is een samenwerkingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [naam eiseres 2] derde-belanghebbende is in procedures waarin in verband met de inwerkingtreding van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan 1] een tegemoetkoming in planschade is gevraagd. [naam eiseres 2] is beherend vennoot van Grondexploitatiemaatschappij [naam eiseres 1] Op grond van de samenwerkingsovereenkomst is Grondexploitatiemaatschappij [naam eiseres 1] de partij die zorgdraagt voor de betaling aan de gemeente van door het college toegekende en uitgekeerde tegemoetkomingen.

[naam eiseres 3] heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Het bezwaar is toegelicht tijdens de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van 22 februari 2018.

Bij de bestreden besluiten heeft het college het bezwaar van [naam eiseres 3] tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

2 De wettelijke grondslag voor toekenning van een tegemoetkoming

Artikel 6.1, eerste lid, van de Wro bepaalt, voor zover van belang, dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven.

Het tweede lid, aanhef en onder a bepaalt dat een oorzaak als bedoeld in het eerste lid een bepaling van een bestemmingsplan is.

3 Advisering door de SAOZ

Het college heeft, naast deze aanvraag, ook andere aanvragen ontvangen voor een tegemoetkoming in de planschade. Het college heeft de aanvragen ter advisering voorgelegd aan de SAOZ en heeft de besluitvorming gebaseerd op de adviezen van de SAOZ.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, rechtsoverweging 8.3) volgt dat als uit een advies van een door een bestuursorgaan ingeschakelde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat de SAOZ als onafhankelijk deskundige op het gebied van planschade te beschouwen is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2203). Tussen partijen is dit overigens ook niet in geschil. Het college mag in beginsel dan ook op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan. Dit is slechts anders indien niet is voldaan aan de eis dat de in het advies neergelegde gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar is en voldoende basis biedt voor verdere besluitvorming.

[naam eiseres 3] heeft aangevoerd dat het college niet van de adviezen van de SAOZ heeft mogen uitgaan, omdat moet worden getwijfeld aan de juistheid en de volledigheid daarvan. Ter onderbouwing daarvan heeft [naam eiseres 3] erop gewezen dat nadat de SAOZ in april 2016 een advies had uitgebracht over drie aanvragen, bleek dat in die zaken onvoldoende onderzoek was gedaan in de archieven. [naam eiseres 3] heeft vervolgens aanvullende documenten aangeleverd aan de SAOZ, waarna de SAOZ zich genoodzaakt zag terug te komen op eerder ingenomen standpunten. Volgens [naam eiseres 3] kan niet worden uitgesloten dat ook in deze zaak als gevolg van het gebrekkige dossier- en archiefonderzoek door de SAOZ relevante informatie ontbreekt. Er moet dan ook worden getwijfeld aan de volledigheid en, in het verlengde daarvan, aan de juistheid van het advies dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit.

Dit betoog faalt.

De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de totstandkoming van de adviezen van de SAOZ van april 2016 essentiële documenten ontbraken, zodat die adviezen niet volledig waren. De rechtbank stelt daarnaast vast dat pas nadat [naam eiseres 3] het college heeft gewezen op het ontbreken van essentiële informatie, daarnaar aanvullend onderzoek is gedaan.

Zoals het college ter zitting ook heeft erkend, is deze gang van zaken niet juist geweest. Naar het oordeel van de rechtbank mogen aanvragers en overige betrokkenen, zoals [naam eiseres 4] , in geval van een aanvraag om een tegemoetkoming in de planschade verwachten dat de adviseur, of, als de onderlinge afspraken daar aanleiding toe geven, het college zich binnen de grenzen van hetgeen redelijkerwijs mogelijk is inspant om de voor de beoordeling van de aanvraag essentiële documenten te verzamelen. Doordat het college pas in een later stadium actief onderzoek is gaan doen naar de voor de beoordeling van de aanvragen essentiële documenten, heeft het college niet gehandeld zoals van het college als een zorgvuldig handelende overheidsinstantie mocht worden verwacht. In dit licht acht de rechtbank het door [naam eiseres 3] en aanvragers over de gang van zaken geuite...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT