Uitspraak Nº BRE 18_3457. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-11

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:234
Date11 Enero 2019
Docket NumberBRE 18_3457
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/3457 WMO

uitspraak van 11 januari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [Naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A. van ‘t Laar,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 april 2018 (bestreden besluit) van het college over het recht op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Het onderzoek ter zitting heeft gelijktijdig met de zaken met zaaknummers BRE 18/3469 WMO, BRE 18/3479 WMO en BRE 18/3480 WMO plaatsgevonden in Breda op 30 november 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam cliëntondersteuner] (cliëntondersteuner). Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.H.J. Aarts en mr. E.P.C. van der Bom.

Overwegingen

1. Feiten.

Eiseres had op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning voor de resultaatsgebieden een “schoon en leefbaar huis” en “schone, draagbare kleding”. Eiseres ontving haar zorg in de vorm van zorg in natura. Zij heeft op 30 januari 2017 verzocht om uitbreiding van de ondersteuning.

Bij besluit van 6 april 2017 (primair besluit I) heeft het college eiseres de maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke ondersteuning plus’ toegekend met ingang van 27 maart 2017.

Eiseres heeft tegen primair besluit I bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 4 december 2017 (primair besluit II) heeft het college eiseres de maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke ondersteuning extra’ toegekend met ingang van 1 januari 2018.

Bij besluit van 16 februari 2018 (primair besluit III) heeft het college eiseres de maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke ondersteuning extra’ toegekend per 1 januari 2018 voor onbepaalde tijd.

In het bij dit besluit bijgevoegde leveringsplan zijn de aard en frequentie van de te verrichten werkzaamheden opgenomen.

Eiseres heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten II en III.

Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Nadat eiseres beroep had ingesteld heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 8 oktober 2018 een oordeel gegeven over het indiceren in resultaatgebieden (ECLI:NL:CRVB:2018:3241).

Bij brief van 30 oktober 2018 heeft de rechtbank het college verzocht om een reactie op deze uitspraak van de CRvB.

Bij brief van 15 november 2018 heeft het college een gewijzigd standpunt ingenomen en een voorstel aan eiseres gedaan om huishoudelijke ondersteuning toe te kennen gedurende 5,5 uur per week voor de duur van een jaar. Eiseres is met dit voorstel niet akkoord gegaan.

2. Standpunt van het college.

Het college had, kort samengevat, aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres met toekenning van de maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke ondersteuning extra’ voldoende gecompenseerd was in haar beperkingen. Volgens het college was op concrete wijze invulling gegeven aan het te bereiken resultaat, te weten: een schoon en leefbaar huis alsmede beschikken over schone, draagbare kleding, en was gemotiveerd hoe een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres werd geleverd. Volgens het college volgde uit rechtspraak van de CRvB niet dat resultaatgericht indiceren niet was toegestaan, dan wel dat er in uren geïndiceerd moest worden. Tijdens de beroepsprocedure heeft het college dit standpunt gewijzigd zoals in de brief van 15 november 2018 is verwoord en toegelicht. Ter zitting heeft het college hierop nog een nadere toelichting gegeven. Volgens het college zou eiseres, uitgaande van het Protocol indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2005 (CIZ Protocol), recht hebben op 5,5 uur huishoudelijke ondersteuning per week. De duur van de indicatie heeft het college vastgesteld op een jaar omdat het college de mogelijkheid wil behouden om het beleid aan te passen. Het college zal, indien eiseres alsnog met het aanbod van 15 november 2018 akkoord gaat, een nieuw besluit nemen conform dat voorstel. Met betrekking tot de eigen bijdrage stelt het college zich op het standpunt dat er geen aanleiding is voor restitutie.

3. De gronden van beroep.

Eiseres heeft in beroep haar in bezwaar ingenomen standpunt gehandhaafd dat huishoudelijke hulp door het college in uren moet worden geïndiceerd om zekerheid te hebben dat de beoogde resultaten daadwerkelijk worden bereikt. Eiseres heeft daarbij verwezen naar meerdere uitspraken van de CRvB en van een aantal rechtbanken. Eiseres stelt in haar aanvullend beroepsschrift van 22 november 2018 dat bij de indicatie in uren moet worden aangesloten bij de Richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden van De MO-zaak van 2011 (MO richtlijn) op grond waarvan eiseres recht zou hebben op 7 uur huishoudelijke ondersteuning per week. Verder wijst eiseres erop dat het college in de primaire besluiten ten onrechte niet de kostprijs heeft opgenomen van de toegekende voorziening. De op de hoorzitting namens het college gedane toezegging om deze omissie in het bestreden besluit te herstellen, is het college niet nagekomen. Eiseres vindt dat onzorgvuldig en stelt dat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT