Uitspraak Nº BRE 18_4014. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-16

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:139
Docket NumberBRE 18_4014
Date16 Enero 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/4014 OVERCO

uitspraak van 16 januari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman,

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 april 2018 (bestreden besluit) van de staatssecretaris. Dit besluit gaat over de weigering om aan eiseres ontheffing te verlenen van het verbod op werktijdverkorting.

De zaak is behandeld in Middelburg op 12 december 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Namens de minister is verschenen mr. P. Boer-Wiegersma.

Overwegingen Werktijdverkorting

1. Deze zaak gaat over werktijdverkorting. Een werkgever mag de gebruikelijke werktijd van een werknemer niet verminderen, als dit betekent dat er daardoor ook minder salaris wordt uitbetaald. Dit verbod op werktijdverkorting staat in artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945. In bepaalde gevallen kan ontheffing worden verleend van dit verbod.

Verzoek om ontheffing

2. Eiseres heeft een agrarisch bedrijf met een pluimveehouderij. Zij heeft mensen in dienst om eieren te sorteren. In 2017 is op het bedrijf een besmetting van leghennen met Aviaire Influenza (vogelgriep) vastgesteld, waarna alle leghennen zijn geruimd. Hierdoor is het dagelijkse werk (het sorteren van eieren) voor de werknemers komen te vervallen. Eiseres heeft daarom aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd om ontheffing van het verbod op werktijdverkorting.

Besluiten minister en staatssecretaris

3. Op 6 november 2017 heeft de minister het verzoek om ontheffing afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op dit bezwaarschrift beslist. In het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Procesbelang

4. In beroep heeft eiseres een verklaring overgelegd van der Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 20 april 2018. In deze verklaring staat dat het bedrijf van eiseres niet langer besmet is met vogelgriep.

Dit betekent dat er voor eiseres geen noodzaak meer is om ontheffing te krijgen van het verbod op werktijdverkorting. De werknemers kunnen immers hun werkzaamheden weer uitvoeren. Hierdoor komt de vraag op of eiseres nog belang heeft bij de behandeling van het beroep. Daarvoor is van belang om te weten wat eiseres met deze procedure wil bereiken.

Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat er drie redenen zijn om de procedure voort te zetten. Zo is er (1) sprake van een principieel punt. Eiseres vindt namelijk dat zij voldoet aan de voorwaarden voor ontheffing van het verbod en wil dit graag bevestigd zien. Daarnaast (2) is een uitspraak in deze zaak van belang voor andere ondernemers die hiermee te maken gaan krijgen. Tot slot (3) zou eiseres van de minister een schadevergoeding willen krijgen als zij in het gelijk wordt gesteld.

5. Er is sprake van procesbelang als dat wat eiseres met het beroep wil bereiken ook daadwerkelijk kan worden bereikt en dit voor eiseres feitelijk van betekenis is. De eerste twee redenen die door eiseres zijn aangevoerd, leveren geen procesbelang op. Dit is anders ten aanzien van de derde reden. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als gevolg van het besluit van de minister schade heeft geleden. Dat is niet zo onaannemelijk dat de rechtbank daaraan voorbij kan gaan. De gestelde schade levert daarom wél een procesbelang op. De rechtbank zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen.

Bevoegdheidsgebrek

6. De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting aan de staatssecretaris een vraag gesteld over zijn bevoegdheid om op het bezwaar van eiseres te beslissen. De staatssecretaris heeft vervolgens aangegeven dat niet hij maar de minister bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. De minister heeft het bestreden besluit op 11 december 2018 bekrachtigd. De minister is het eens met de inhoud van het bestreden besluit en neemt dat voor zijn rekening.

Omdat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, is er sprake van een bevoegdheidsgebrek. Het is echter aannemelijk dat eiseres niet is benadeeld door dit gebrek. Als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, dan zou er namelijk een besluit met dezelfde uitkomst zijn genomen. Dit blijkt uit de bekrachtiging van de minister van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom dit gebrek passeren (artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht). De rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT