Uitspraak Nº BRE 19_1278. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-08-09

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:3623
Date09 Agosto 2019
Docket NumberBRE 19_1278
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 19/1278 HOREC

uitspraak van 9 augustus 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam hostel] , [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. M.M. Breukers,

en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 februari 2019 (bestreden besluit) van de burgemeester over een aan haar op grond van overtreding van de Drank- en Horecawet opgelegde last onder bestuursdwang strekkende tot sluiting gedurende één maand van het door eiseres geëxploiteerde hostel [naam hostel].

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 juli 2019.

Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Daarnaast is O. [naam exploitant] verschenen, exploitant van het hostel. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger1] en [naam vertegenwoordiger2].

Overwegingen

1 Feiten

Mevrouw [naam exploitant] exploiteert sinds 20 november 2015 in het pand aan de [straatnaam] [plaatsnaam] hostel [naam hostel] in de vorm van een eenmanszaak.

Bij brief, verzonden op 22 maart 2017, heeft de burgemeester aan [naam exploitant] een waarschuwing opgelegd in verband met overtreding van artikel 25, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) op 4 februari 2017. Daarbij heeft de burgemeester erop gewezen dat bij een volgende overtreding van de DHW of de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften het hostel zal worden gesloten.

Bij besluit van 7 december 2017 heeft de burgemeester [naam exploitant] gelast het hostel wegens overtreding van artikel 25, eerste en tweede lid, van de DHW op 5 november 2017 met ingang van 14 december 2017 te sluiten en gedurende één week gesloten te houden.

Op 23 juni 2018 hebben controleambtenaren van de gemeente Breda opnieuw een controle uitgevoerd in het hostel. Daarbij is vastgesteld dat in één van de gastenkamers van het hostel diverse flessen en blikjes sterke en zwak-alcoholhoudende drank aanwezig waren. Alle flessen en blikjes alcoholhoudende drank waren op het moment van aantreffen gesloten. Er is niet geconstateerd dat daadwerkelijk alcoholhoudende drank was of werd genuttigd.

Bij brief van 25 juli 2018 heeft de burgemeester [naam exploitant] kenbaar gemaakt voornemens te zijn in verband met het aantreffen van de alcoholhoudende drank een last onder bestuursdwang op te leggen, inhoudende de sluiting van het hostel gedurende één maand.

[naam exploitant] heeft haar zienswijze op dit voornemen kenbaar gemaakt.

Bij besluit van 4 september 2018 (primair besluit) heeft de burgemeester [naam exploitant] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, van de DWH. [naam exploitant] moet het hostel met ingang van 12 september 2018 sluiten en gedurende een maand afgesloten houden, op straffe van toepassing van bestuursdwang.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft haar bezwaar toegelicht tijdens de hoorzitting van de adviescommissie bezwaarschriften van 11 december 2018.

Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de adviescommissie ongegrond verklaard.

2 Procesbelang

Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep dient de rechtbank eerst ambtshalve te toetsen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet ontvankelijk wanneer het procesbelang ontbreekt.

Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit tot sluiting van het hostel inmiddels is uitgewerkt. Volgens vaste rechtspraak kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep ook bestaan, indien wordt gesteld en tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat daadwerkelijk schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming.

Ter gelegenheid van de zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat zij als gevolg van de sluiting schade heeft geleden en dat een vernietiging van het besluit waarbij de last onder bestuursdwang is opgelegd een grondslag kan vormen voor een verzoek tot schadevergoeding.

Gelet hierop heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep wordt dan ook ontvankelijk geacht.

Wettelijk kader

3.1

Artikel 5:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.

Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

In artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Ingevolge het derde lid wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT