Uitspraak Nº C/01/317102 / EX RK 17-18. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-09-05

ECLIECLI:NL:RBOBR:2017:6934
Docket NumberC/01/317102 / EX RK 17-18
Date05 Septiembre 2017

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

zaaknummer / rekestnummer: C/01/317102 / EX RK 17-18

Beschikking van 5 september 2017 in een deelgeschilprocedure

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

hierna: [verzoeker],

advocaat mr. E.J. de Koning-Witte te Boxtel,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KLIMCENTRUM NEOLIET EINDHOVEN B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

verweerster,

hierna: Neoliet,

advocaat mr. E.P.W. Korevaar te Weert,

2. de stichting

STICHTING FONTYS,

gevestigd te Eindhoven,

verweerster,

hierna: Fontys,

advocaat mr. M.M. Klunder te Ermelo.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift, met producties;

  • -

    het verweerschrift van Neoliet, met producties;

  • -

    het verweerschrift van Fontys met producties;

  • -

    de mondelinge behandeling op 11 juli 2017 bij welke gelegenheid mr. De koning-Witte spreekaantekeningen heeft overgelegd.

2 De feiten
2.1.

Het gaat in dit deelgeschil om het volgende.

2.1.1.

Op 23 maart 2011 heeft een klimongeval plaatsgevonden in de klimhal van Neoliet te Eindhoven. [verzoeker] was die dag met medestudenten [H] (hierna: [H]) en [B] (hierna: [B]) aan het oefenen op een klimwand. [verzoeker] stond net als [H] en [B] ingeschreven als tweedejaars student aan de Fontys Sporthogeschool. [verzoeker] was op de klimwand aan het oefenen ter voorbereiding op de eindtoets die de volgende dag zou plaatsvinden in het kader van zijn afstudeerrichting ‘Sports & Leisure Adventure’.

2.1.2.

Tijdens het oefenen op 23 maart 2011 heeft [verzoeker] een val gemaakt van 14 meter hoogte, als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. De Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsportvereniging (hierna: NKBV) heeft op 23 mei 2012 een rapportage (productie 3 [verzoeker]) opgesteld over het ongeval. Over de toedracht staat daarin vermeld:

“(…)

De drie klimmers besloten om een route te gaan voorklimmen, bovenaan stand te maken en vervolgens te gaan abseilen. Ze kozen een route uit op de linkerwand in de eerste hal van Neoliet naast het bargedeelte. In deze wand bevond zich een relais/standplaats. Hiermee wordt bedoeld twee haken verbonden door een ketting en voorzien van een ‘oog’ (zie gespreksverslag van 28 maart 2011) om aan af te dalen. Het relais zat op circa 3/4

van de maximale hoogte van de wand (14 meter).

[verzoeker] [[verzoeker], rechtbank] klom als eerste voor, gebruik makend van alle grepen op het wanddeel. Hij maakte stand aan een enkele haak (een zogenaamd ‘Petzl’-plaatje) boven het relais. [verzoeker] werd hierbij door [H] gezekerd. [verzoeker] heeft geen stand gemaakt aan het relais omdat het oog van het relais te dun werd geacht om stand aan te maken en vervolgens

aan ab te seilen. In plaats daarvan besloot [verzoeker] hoger op de wand stand te maken aan de enkele haak. [verzoeker] heeft stand gemaakt door zich met een bandlus en een schroefkarabiner (een zogenaamde DMM Belaymaster) aan de haak vast te maken. In de schroefkarabiner hing hij een tweede schroefkarabiner waaraan hij [H] met een halvemastworpzekering omhoog zekerde. Boven aan gekomen maakte [H] ook stand door zich met een

bandlus en schroefkarabiner in een links van [verzoeker] gelegen haak vast te maken. [H] en [verzoeker] bonden zich uit van het touw en [verzoeker] haalde het touw door de karabiner die hij in de standhaak had ingehangen. Dit was de tevens de karabiner waarmee hij zijn zelfzekering had gemaakt.

[H] is vervolgens als eerste abgeseild. Hierna maakte [verzoeker] zich gereed om ab te seilen. Er was niets veranderd aan de configuratie ten opzichte van toen [H] abseilde. Het abseiltouw hing nog steeds in de karabiner (de Belaymaster) waar ook de bandlus van [verzoeker]’s zelfzekering vast zat. [verzoeker] had zijn abseilapparaat al ingehangen voordat [H] naar beneden was gegaan. [H] en Coen hebben verklaard dat het [verzoeker] zichtbaar moeite kostte om

zijn zelfzekering los te maken. [verzoeker] heeft daarop zijn zelfzekering ontlast en de schoefkarabiner (Belaymaster) van zijn zelfzekering los gemaakt. Hierdoor waren zowel [verzoeker] als het abseiltouw niet meer met de haak en dus de klimwand verbonden. [verzoeker] is vervolgens tot op de grond gevallen.

De route waarin geklommen werd was de eerste route die de drie klimmers die dag gedaan hebben.

Politie en technische recherche hebben proces-verbaal opgesteld en laten weten geen verder onderzoek in te stellen. (…)”

2.1.3.

Bij brief van 10 juni 2014 van zijn advocaat (productie 8 [verzoeker]) heeft [verzoeker] Fontys aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het klimongeval.

2.1.4.

In de periode van 4 juli 2014 tot 14 juli 2015 heeft correspondentie tussen [verzoeker] en Fontys plaatsgevonden waarbij [verzoeker] Fontys meermaals heeft verzocht een standpunt ten aanzien van de aansprakelijkheid in te nemen.

2.1.5.

Bij brief van 14 juli 2015 heeft Fontys aansprakelijkheid afgewezen.

2.1.6.

Bij brief van 9 februari 2016 van zijn advocaat heeft [verzoeker] de verjaring gestuit en bij brief van 16 juni 2016 heeft hij inhoudelijk gereageerd op de afwijzing van aansprakelijkheid door Fontys. Bij brief van 7 november 2016 heeft Fontys haar standpunt gehandhaafd.

2.1.7.

[verzoeker] heeft bij brief van zijn advocaat van 9 februari 2016 (productie 9 [verzoeker]) Neoliet aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval.

2.1.8.

Op 16 juni 2016 heeft [verzoeker] een reactie van de verzekeraar van Neoliet ontvangen waaruit volgt dat de verzekeraar geen dekking verleent voor de schade.

2.1.9.

Bij brief van 8 augustus 2016 heeft [verzoeker] Neoliet gerappelleerd en verzocht aansprakelijkheid te erkennen.

2.1.10.

Neoliet heeft niet op deze brief gereageerd.

3 Het verzoek en het verweer
3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank te beslissen, kort weergegeven:

I. dat Fontys en Neoliet hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk, aansprakelijk zijn voor het ongeval van 23 maart 2011 en dat zij gehouden zijn tot volledige vergoeding van de schade die [verzoeker] heeft geleden,

II. dat Fontys en Neoliet hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk, de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv moeten voldoen met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beslissing en te vermeerderen met wettelijke rente,

III. dat, indien een deskundige moet worden benoemd, de door de deskundige gemaakte kosten binnen veertien dagen worden vergoed door Fontys en Neoliet.

3.2.

Fontys en Neoliet verzoeken de rechtbank de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen.

3.3.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan,

4 De beoordeling
4.1.

Zowel Fontys als Neoliet hebben het preliminaire verweer gevoerd dat het onderhavige geschil zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Volgens Fontys leent het geschil zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure omdat in deze zaak nadere bewijslevering noodzakelijk is, waarvoor het deelgeschil niet geschikt is. Volgens Neoliet leent het geschil zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure omdat zij in het geheel geen vaststellingsovereenkomst wenst te sluiten zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1019w Rv en verder omdat [verzoeker] naast een oordeel over de aansprakelijkheid ook een oordeel vraagt over de omvang van de eigen schuld.

4.2.

De rechtbank verwerpt deze verweren. Volgens vaste jurisprudentie vormt het enkele feit dat na een beslissing in de deelgeschilprocedure een vaststellingsovereenkomst niet binnen handbereik ligt en er mogelijk meerdere deelgeschilprocedures noodzakelijk zijn, voor de behandeling in een deelgeschilprocedure geen beletsel. Juist het feit dat partijen van mening verschillen over de aansprakelijkheid kan een forse drempel zijn voor het op gang komen van onderhandelingen. Om de impasse te doorbreken kan een rechterlijk oordeel in een deelgeschilprocedure een functie vervullen.

Ook bewijslevering kan onder voorwaarden in een deelgeschil plaatsvinden. Bij de te nemen beslissing dient dan een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds de investering in tijd, geld en moeite die met die beslissing gepaard gaat en anderzijds de bijdrage die een beslissing kan leveren voor de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Zoals hierna zal blijken, oordeelt de rechtbank in deze procedure echter geen nadere bewijslevering noodzakelijk.

Tot slot kan ook de vaststelling van een percentage eigen schuld onderdeel uitmaken van een deelgeschil omtrent de aansprakelijkheidsvraag.

4.3.

Nu de preliminaire verweren worden verworpen, zal de rechtbank hierna achtereenvolgens de aansprakelijkheid van Neoliet en van Fontys beoordelen.

Aansprakelijkheid van Neoliet

4.4.

[verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn verzoek ten aanzien van Neoliet het volgende aangevoerd.

4.4.1.

Neoliet is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor het hem op 23 maart 2011 overkomen klimongeval omdat Neoliet, ondanks het feit dat zij wist dat [verzoeker] abseilen zou gaan oefenen, geen toezicht heeft gehouden en evenmin instructies heeft gegeven. Neoliet wist bij uitstek dat de klimwand ongeschikt was voor abseilen. Van Neoliet mag volgens [verzoeker] worden verwacht dat zij in algemene zin toezicht houdt wanneer er op de klimwand wordt geoefend, hetgeen zij niet heeft gedaan. Neoliet valt ook te verwijten dat zij geen zicht had op de aard van de oefeningen.

4.4.2.

De klimwand is volgens [verzoeker] te kwalificeren als een opstal waarvoor op grond van artikel 6:174 BW op Neoliet een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT