Uitspraak Nº C/01/336107 / HA ZA 18-457. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-06-03

ECLIECLI:NL:RBOBR:2020:2825
Date03 Junio 2020
Docket NumberC/01/336107 / HA ZA 18-457

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

zaaknummer / rolnummer: C/01/336107 / HA ZA 18-457

Vonnis van 3 juni 2020

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in conventie,

gedaagde in reconventie,

advocaat mr. A. van der Toorn te Roermond,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven.

Partijen zullen hierna “de vrouw” en “de man” genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 19 september 2018;

  • -

    de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende een akte vermeerdering van eis;

  • -

    de akte indiening producties aan de zijde van de man van 28 januari 2019;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

De vrouw en de man hebben van 2009 tot medio 2015 een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren.

2.2.

De vrouw verstrekt tijdens haar relatie met de man aan hem ter uitbreiding van zijn bedrijf een lening van € 50.000,00 (hierna te noemen: de eerste geldlening). Partijen leggen deze lening vast in een overeenkomst van lening op 29 september 2009.

2.3.

In de overeenkomst van lening is onder meer het volgende vastgelegd:

“(…)

2. Over de hoofdsom of na gedeeltelijke aflossing daarvan over het restant, is geen rente verschuldigd.

3. De hoofdsom is te allen tijde aflosbaar, doch moet in zijn geheel worden afgelost tien jaar na heden, tenzij schuldenaar en schuldeiser nader overeenkomen;

4. De hoofdsom is te allen tijde opeisbaar, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van een maand;

De hoofdsom is dadelijk en in zijn geheel opeisbaar, zonder enige voorafgaande opzegging: ingeval van niet, en/of niet-behoorlijke nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst voor de schuldenaar voortvloeiende, indien de schuldenaar in staat van faillissement wordt verklaard, indien ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing wordt verklaard, indien aan de schuldenaar surseance van betaling wordt verleend, bij beslag op of executie van het geheel of een aanmerkelijk gedeelte van het vermogen van de schuldenaar alsmede indien de samenleving tussen schuldeiser en schuldenaar wordt beëindigd en indien de lening voor andere doeleinden wordt aangewend dan voormelde financiering van de bedrijfshal, zonder dat de schuldeiser hiervoor toestemming heeft verleend;

5. Ingeval van niet, niet-tijdige en/of niet –behoorlijke betaling door de schuldenaar van het door en krachtens deze akte door hem verschuldigde, is de schuldenaar over het niet, niet-tijdige en/of niet-behoorlijk betaalde een boeterente verschuldigd van één procent (1%) per maand –een gedeelte van een maand pro rata gerekend- onverminderd het hiervoor in de artikelen 3 en 4 bepaalde.

(…)

9. Alle kosten welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten, waaronder begrepen de kosten van de raadsman/advocaat en procureur, aanmanings- en deurwaarderskosten en alle andere buitengerechtelijke alsmede de gerechtelijke kosten, zijn niettegenstaande een andersluidende rechterlijke voorziening dienaangaande, voor rekening van de schuldenaar, die zich te dier zake zonder enig voorbehoud zal gedragen naar de bonafide opgave van de schuldeiser.

Vorenbedoelde kosten worden reeds nu voor alsdan begroot op vijftien procent (15%) van het door de schuldenaar uit hoofde van deze akte verschuldigde, met een minimum van eenhonderd vijftig euro (€ 150,00).(…)”

2.4.

De vrouw verstrekt vervolgens op 27 september 2010 een tweede geldlening van

€ 30.000,00 aan de man (hierna te noemen: de tweede geldlening). De vrouw en de man

leggen deze geldlening niet vast in een overeenkomst van geldlening.

2.5.

De vrouw ontvangt op 10 maart 2015 een bedrag van € 25.000,00 van de man met

als omschrijving “lening gedeelte terug betaald van € 80.000,00”.

2.6.

De vrouw en de man verbreken medio 2015 hun affectieve relatie. De getroffen onderlinge regelingen, zoals vermeld in het ouderschapsplan, worden door de rechtbank Oost-Brabant bij beschikking van 4 mei 2016 vastgelegd.

2.7.

De vrouw eist beide geldleningen bij aangetekende brief van 13 maart 2017 op en stelt een termijn van een maand voor voldoening van het nog openstaande bedrag. Daarnaast maakt de vrouw aanspraak op een boeterente van 1% per maand met ingang van 13 april 2017.

2.8.

De vrouw stuurt de man een tweede aangetekende brief op 24 januari 2018 waarbij zij de man in gebreke stelt. De vrouw meldt, dat mocht er wederom niet worden overgegaan tot betaling binnen een maand na het sturen van de brief, er gerechtelijke stappen worden ondernomen.

2.9.

De vrouw stuurt de man een derde aangetekende brief op 14 mei 2018. De man reageert hier afwijzend op, waarna de vrouw de man in rechte betrekt.

3 Het geschil in conventie
3.1.

De vrouw vordert, na haar eis te hebben gewijzigd - samengevat - dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen een bedrag van

€ 50.000,00, zijnde de nog openstaande eerste geldlening, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen een bedrag van

€ 8.000,-, zijnde de verschuldigde boete, te vermeerderen met € 500,00 per maand vanaf september 2018 tot de datum van het in deze te wijzen vonnis alsmede de wettelijke rente over het totale boetebedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen een bedrag van

€ 7.500,00 exclusief btw, zijnde de door de vrouw gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen een bedrag van

€ 5.000,00, zijnde de nog openstaande tweede geldlening, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen een bedrag van

€ 5.000,00 exclusief btw, zijnde de kosten voor het kopen van nieuwe inboedel, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

- de man zal veroordelen om aan de vrouw te voldoen het netto equivalent van het bedrag van € 48.000,00, zijnde achterstallig loon, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

- de man zal veroordelen in de kosten van deze procedure;

- de man zal veroordelen tot betaling van de nakosten.

3.2.

De vrouw legt aan haar vordering tot terugbetaling van de eerste geldlening ten grondslag, dat de man nalaat deze geldlening terug te betalen ondanks dat de vrouw deze op basis van punt 4 van de overeenkomst van geldlening op 13 maart 2017 heeft opgeëist. De man is, doordat hij de eerste geldlening niet binnen een maand na 13 maart 2017 heeft terugbetaald, eveneens een boeterente en (buiten)gerechtelijke kosten verschuldigd aan de vrouw. De vrouw legt aan haar vordering tot terugbetaling van de tweede geldlening ten grondslag, dat de man nalaat deze tweede geldlening terug te betalen ondanks dat deze geldlening slechts van tijdelijke aard was en binnen twee weken zou worden terugbetaald door de man. De vrouw stelt verder dat de man gehouden is een bedrag van € 5.000,00 aan de vrouw te betalen, omdat hij heeft toegezegd de door de vrouw gemaakte kosten voor de aanschaf van een nieuwe inboedel te zullen vergoeden. De vrouw vordert nakoming van deze afspraak. De vrouw stelt ten slotte recht te hebben op achterstallig loon op basis van de tussen de vrouw en man gesloten arbeidsovereenkomst, omdat de man over de periode van 2010 tot en met 2014 heeft nagelaten loon uit te keren aan de vrouw.

3.3.

De man voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

De man vordert samengevat - dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:

- de vrouw zal veroordelen om aan de man te voldoen een bedrag van

€ 141.242,50, te vermeerderen met de wettelijke rente;

- de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.6.

De man legt aan zijn vordering tot betaling van een bedrag van € 141.242,50 ten grondslag, dat de vrouw toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens de man, omdat zij niet op juiste wijze en in strijd met de wet werkzaamheden voor het bedrijf van de man heeft verricht. De man stelt dat de vrouw als gevolg van de gepleegde fraude medeschuld heeft aan de door de man geleden schade. De man begroot deze schade op 50% van € 282.242,50, zijnde de schuld aan de FIOD en de boete die de man dient te betalen aan het Openbaar Ministerie.

3.7.

De vrouw voert verweer.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in conventie
4.1.

De vrouw heeft haar eis bij akte van 7 januari 2019 vermeerderd. Op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: WBRv) is eiser bevoegd zijn eis schriftelijk te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen.

De man heeft geen bezwaren geuit tegen deze eisvermeerdering en heeft bij gelegenheid van de comparitie van 8 februari 2019 inhoudelijk verweer gevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de eisvermeerdering buiten beschouwing te laten.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT