Uitspraak Nº C/01/356074 / KG ZA 20-115. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-05-18

ECLIECLI:NL:RBOBR:2020:2626
Docket NumberC/01/356074 / KG ZA 20-115
Date18 Mayo 2020

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/356074 / KG ZA 20-115

Vonnis in kort geding van18 mei 2020

in de zaak van

[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam]

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. J. Lubbers te Arnhem,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

verschenen in persoon, mede optredend voor zijn partner

2. [gedaagde 2],

niet verschenen,

beiden wonende te [woonplaats] ,

gedaagden.

Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna [gedaagde 1] worden genoemd en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden] .

1 De procedure
1.1.

De procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 24 maart 2020 met 12 producties;

  • -

    het verweerschrift, tevens inhoudende een tegeneis van [gedaagden] met 10 producties;

  • -

    de nagezonden producties 13 tot en 15 van [eiser] ;

  • -

    de nagezonden producties 11 tot en met 13 van [gedaagden] ;

  • -

    de mondelinge behandeling op 1 april 2020;

  • -

    de pleitnota van [eiser] .

1.2.

De gedaagde in een kort geding kan alleen een tegeneis (eis in reconventie) instellen tegen de eisende partij indien hij in de procedure wordt bijgestaan door een advocaat die deze eis dan namens hem ter zitting instelt. Nu [gedaagde 1] in persoon ter terechtzitting is verschenen (mede namens zijn partner [gedaagde 2] , gedaagde sub 2), niet bijgestaan door een advocaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door [gedaagden] aan het slot van zijn verweerschrift geformuleerde tegeneis niet kan worden toegelaten. De voorzieningenrechter zal [gedaagden] daarom niet ontvankelijk verklaren in de eis in reconventie.

1.3.

Daags na de zitting hebben [gedaagden] nog een emailbericht met enige bijlagen naar de voorzieningenrechter gezonden waarin zij inhoudelijk nader op de zaak ingaan. De voorzieningenrechter heeft geen acht geslagen op de inhoud van deze stukken en zal deze bij de beoordeling verder ook buiten beschouwing laten.

1.4.

Aanvankelijk was vonnis bepaald op 10 april 2020. Daags voor de uitspraak heeft [gedaagde 1] de voorzieningenrechter gewraakt. In verband daarmee is de procedure geschorst tot de uitspraak van de wrakingskamer op het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 14 mei 2020 het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens is het vonnis nader bepaald op heden.

2 De feiten
2.1.

[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam] , verricht in opdracht van derden schadevaststellingen en taxaties, onder meer binnen de bouw- en interieurbranche. [eiser] wordt door rechtsbijstandsverzekeraars, advocaten en in gerechtelijke procedures ingeschakeld als deskundige om de (oorzaak van) schade of gebreken vast te stellen en daarover te rapporteren. [eiser] is (onder andere) ingeschreven bij het Nederlands Instituut Van Register Experts (NIVRE) en het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD).

2.2.

[gedaagden] waren in het verleden vennoten van de vof [naam VOF] . Deze vof dreef een onderneming die zich – onder meer - bezig hield met de verkoop aan particulieren van loungesets voor buitengebruik. De vof is per 15 oktober 2017 ontbonden.

[gedaagden] hebben eind december 2015 een loungebank met toebehoren verkocht aan de familie [naam koper loungebank] voor de prijs van € 6.249,00. Omdat deze set volgens deze klant– ook na een in opdracht van [gedaagden] uitgevoerde reparatie – nog steeds mankementen vertoonde hebben zij de koopovereenkomst op 8 april 2017 ontbonden en in een kantonprocedure terugbetaling van de aankoopsom gevorderd. De zaak is behandeld door de kantonrechter van deze rechtbank, zittingplaats Eindhoven onder zaaknummer: 6030679/CV EXPL 17-5199. In deze procedure heeft [gedaagden] een tegeneis ingediend, waarin gevraagd werd om [naam koper loungebank] te veroordelen tot betaling van de kosten van de eerder door [gedaagden] uitgevoerde reparatie aan de bank.

2.3.

In het tussenvonnis van 14 december 2017 heeft de kantonrechter bepaald dat het noodzakelijk is om een deskundigenbericht in te winnen naar de oorzaak van de ontstane kuilen in de kussens van de loungebank en de zwarte puntjes op de bekleding van de loungebank.

2.4.

[eiser] is in deze procedure bij tussenvonnis van 12 april 2018 als deskundige aangesteld en heeft onderzoek ter plaatse verricht aan de betreffende bank op 1 juni 2018 in bijzijn van partijen. [eiser] heeft een deskundigenbericht uitgebracht op 27 juli 2018. In het deskundigenbericht zijn de mededelingen/opmerkingen van partijen opgenomen naar aanleiding van het eerder aan partijen toegezonden concept-deskundigenbericht. Partijen hebben vervolgens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich in de procedure omtrent het ingediende deskundigenbericht uit te laten.

2.5.

Bij eindvonnis van 14 februari 2019 heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie van [naam koper loungebank] ongegrond verklaard. Voor zover hier relevant heeft de kantonrechter daartoe overwogen dat in het deskundigenbericht geen steun kan worden gevonden voor de door [naam koper loungebank] gestelde en aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde gebreken aan de loungebank. De gebreken die de deskundige wél heeft vastgesteld betreffen gebreken waar [naam koper loungebank] zich niet over heeft beklaagd en die hij ook niet heeft opgevoerd ter rechtvaardiging van zijn beroep op ontbinding van de overeenkomst en zijn vordering tot terugbetaling van de koopsom.

In het verlengde hiervan heeft de kantonrechter de vorderingen van [naam koper loungebank] afgewezen; [naam koper loungebank] is veroordeeld in de kosten, waaronder de kosten van het door [eiser] in opdracht van de rechtbank uitgebrachte deskundigenbericht. De tegeneis van [gedaagden] is door de kantonrechter afgewezen vanwege het ontbreken van een deugdelijk onderbouwde grondslag van de vordering.

2.6.

De kantonrechter heeft de kosten van het deskundigenbericht begroot op basis van een door [eiser] ingediende declaratie van 25 juli 2018 ten bedrage van € 1.590,00 exclusief btw, waarvan onder meer de volgende posten deel uitmaken:

Datum omschrijving werkzaamheden eenheid tarief totaal

1-6-2018 reiskosten 374 € 0,38 € 142,12

1-6-2018 reis- en bezoektijd 6 € 140,- € 840,--

2.7.

[eiser] maakt gebruik van de mogelijkheid om via een bedrijfspagina van Google zijn onderneming [handelsnaam] te presenteren. Eén van de functionaliteiten van deze bedrijfspagina is de mogelijkheid voor derden om een recensie (review) over de onderneming te plaatsen. Op die wijze kunnen geïnteresseerden in de diensten van [handelsnaam] kennis nemen van ervaringen die anderen met het bedrijf hebben opgedaan.

2.8.

In de loop van 2019 ontdekte [eiser] dat er twee 1-ster reviews op de bedrijfspagina van [handelsnaam] waren geplaatst. Deze reviews zijn geplaatst onder de profielnamen ‘[profielnaam] ’ en ‘[profielnaam]’, die als volgt luiden:

2.9.

Vanwege de specifieke verwijzingen naar de inhoud van de rechtszaak over de loungebank had [eiser] sterke vermoedens dat de reviews door [gedaagden] met nepprofielen zijn geschreven. Volgens [eiser] bevatten de reviews feitelijk onjuiste uitlatingen en zijn ze enkel geplaatst met het doel [eiser] in een zeer negatief daglicht te plaatsen en daarmee zijn reputatie te beschadigen. Omdat [eiser] de reviews onrechtmatig acht in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft mr. Lubbers namens [eiser] bij brief van 19 december 2019 [gedaagden] gesommeerd de reviews te verwijderen, verwijderd te houden en een onthoudingsverklaring te tekenen dat [gedaagden] iedere uitlating en/of mededeling met hetzelfde onderwerp en/of hetzelfde doel en/of strekking als de reviews zullen staken en gestaakt zullen houden onder verbeurte van een dwangsom.

2.10.

Bij e-mail van 19 december 2019 heeft [gedaagde 1] op de sommatie – voor zover hier relevant - als volgt gereageerd:

Geachte heer Lubbers,

Helaas kan ik me niet geheel vinden in uw argumenten.

Wellicht dat ik destijds – in emotie > dhr [eiser] heeft namelijk willens en wetens het laatste zetje gegeven om mijn bedrijf om te duwen taalgebruik heb gebruikt die misschien niet geheel gepast zou zijn. Vandaar dat ik ook een rectificatie heb gemaakt en iets wat beter gespecificeerd. Ik ga verder niks van u ondertekenen.

Hopende u voldoende geïnformeerd te hebben.

(…)”

2.11.

Bij e-mail van 22 december 2019 heeft [gedaagde 1] een tweede bericht per e-mail aan mr. Lubbers gestuurd:

“En laat ik even héél duidelijk zijn: ik laat me door niemand intimideren en zeker niet door die knakker die ik met de juiste redenen haat tot op het bot. Ik had het min of meer al achter me gelaten, maar deze

chantagebrief haalt het slechtste weer in mij naar boven. Ik sluit dan ook niet uit dat deze intimidatie een vervolg gaat krijgen”.

2.12.

Op 24 december 2019 heeft [gedaagde 1] vervolgens een derde bericht per e-mail aan mr. Lubbers geschreven:

“Geachte heer Lubbers,

Deze zaak kan redelijk eenvoudig opgelost worden: dat dhr. [eiser] gewoon zijn gemaakte fouten en

onjuistheden in het rapport erkent, zijn excuses maakt voor wat hij mij en mijn gezin heeft aangedaan én een terugbetaling doet aan de eisers (fam [naam koper loungebank] ) van €500 aan teveel betaalde reiskostenvergoeding. Wellicht dat ik dan in overweging zal nemen de review te herzien of te verwijderen.

De constructie van deze loungeset die al circa 10 jaar hetzelfde is, waarvan inmiddels duizenden sets zijn verkocht en nooit klachten in die aard zijn geweest was en is gewoon een correcte constructie. Daarbij wil ik niet te technisch worden, maar alles wat ik feitelijk onderbouwd heb...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT