Uitspraak Nº C/02/353012 / KG ZA 18-763. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-11

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:69
Docket NumberC/02/353012 / KG ZA 18-763
Date11 Enero 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda

Cluster II Handelszaken

zaaknummer / rolnummer: C/02/353012 / KG ZA 18-763

Vonnis in kort geding van 11 januari 2019

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VINCERE-GGZ BV,

gevestigd en kantoorhoudende te Sittard,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VAVC BV,

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

STERK! GGZ BV,

gevestigd en kantoorhoudende te Oostrum,

eiseressen,

hierna tezamen in enkelvoud aan te duiden als Vincere,

advocaat mr. K. Mous,

tegen

1. de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORMAATSCHAPPIJ CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP ZORGVERZEKERAARS GROEP ZORGVERZEKERAAR UA,

gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,

2. de naamloze vennootschap CENTRALE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING NZV NV,

gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,

3. de naamloze vennootschap OHRA ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN NV,

gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,

gedaagden,

hierna tezamen in enkelvoud aan te duiden als CZ,

advocaat mr. A.J.H.W.M. Versteeg.

4. de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR NV,

gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,

5. de naamloze vennootschap ANDERZORG NV,

gevestigd te Wageningen en kantoorhoudende te Groningen,

gedaagden,

hierna tezamen in enkelvoud aan te duiden als Menzis,

advocaat mr. T.R.M. van Helmond,

en

de stichting STICHTING SGGZ,

gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,

tussenkomende partij,

hierna aan te duiden als SGGZ,

advocaat: mr. S.M.C. Verheyden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaardingen van 17 december 2018 met producties 1 t/m 9;

- de incidentele vordering tot tussenkomst van SGGZ

- de brief van mr. Mous van 18 december 2018 met producties 10 t/m 17;

- de brief van mr. Van Helmond van 19 december 2018 met producties 1 t/m 10;

- de mondelinge behandeling;

- de pleitnota van Vincere;

- de pleitnota van CZ;

- de pleitnota van Menzis.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil
2.1.

Vincere vordert als voorlopige voorziening, samengevat:

1. CZ en Menzis te verbieden:

a. jegens (patiënten van) Vincere een beroep te doen op het cessieverbod uit de polisvoorwaarden, op straffe van een dwangsom;

b. jegens (patiënten van) Vincere een beroep te doen op de polisvoorwaarden met betrekking tot het verbod op uitbetaling van declaraties op de rekening van de zorgaanbieder (of andere derde) en/of het verbod om toestemming te geven aan de zorgaanbieder om namens de patiënt te declareren of voor hem een betaling in ontvangst te nemen, op straffe van een dwangsom;

2. CZ en Menzis te gebieden:

a. cessie door patiënten van Vincere die verzekerd zijn bij CZ en Menzis toe te staan en op basis van deze cessie de zorgkosten rechtstreeks over te maken aan Vincere, op straffe van een dwangsom;

b patiënten van Vincere die verzekerd zijn bij CZ en Menzis toe te staan om toestemming te geven aan Vincere om namens hen te declareren of voor hen een betaling in ontvangst te nemen en toe te staan dat declaraties van patiënten van Vincere op een andere rekening worden uitbetaald, en op basis van die opdracht op een andere rekening de zorgkosten rechtstreeks over te maken aan Vincere, op straffe van een dwangsom;

3. CZ en Menzis ieder voor zich en gezamenlijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede in de nakosten.

2.2.

CZ en Menzis hebben daartegen verweer gevoerd.

2.3.

SGGZ heeft bij incidentele conclusie gevorderd dat het haar wordt toegestaan in de procedure tussen Vincere en CZ (alleen gedaagde 1) tussen te komen en vervolgens gevorderd CZ (alleen gedaagde 1) te gebieden jegens SGGZ geen beroep te doen op het met haar verzekerden overeengekomen cessieverbod, althans CZ te gebieden dat zij SGGC toestaat de kosten van de aan haar verzekerden verleende zorg rechtstreeks bij hen te innen, al dan niet op basis van een daartoe te sluiten betaalovereenkomst, alsmede bekendheid te geven aan dit gebod op de website van CZ, zulks op straffe van een dwangsom met veroordeling van CZ in de kosten van dit geding.

2.4.

CZ heeft daartegen verweer gevoerd.

3 De beoordeling.

in het incident

3.1.

CZ heeft bezwaar gemaakt tegen de tussenkomst. Zij stelt zich op het standpunt dat

SGGZ geen belang heeft bij tussenkomst en meldt dat zij geen bezwaar zou hebben tegen

voeging aan de zijde van Vincere.

3.2.

De voorzieningenrechter heeft ter zitting beslist dat het SGGZ wordt toegestaan tussen te komen in het geding tussen Vincere en CZ, voor zover het gedaagde 1 betreft. SGGZ pretendeert een zelfstandig vorderingsrecht jegens CZ te hebben en zij heeft dit tot uitdrukking gebracht door een vordering te formuleren. Het inhoudelijk belang van SGGZ bij tussenkomst in dit geding is hierin gelegen dat zij met eenzelfde problematiek wordt geconfronteerd als Vincere. Het proceseconomisch belang van SGGZ is dat zij geen apart kort geding aanhangig hoeft te maken. Het verweer van CZ ter zitting is verworpen. CZ wordt daarom in de kosten aan de zijde van SGGZ in het incident veroordeeld.

in de hoofdzaak

3.3.

Tussen partijen staat het navolgende vast.

a. Vincere exploiteert zorginstellingen die gespecialiseerd zijn in verslavingszorg (met een specifieke aandacht voor comorbide stoornissen) en behandeling van (complexe) psychiatrische problematiek. SGGZ is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Zij houdt zich bezig met het behandelen en adviseren omtrent verslavingen en daarmee in verband staande persoonlijkheidsproblematiek. Deze zorg wordt zowel in de vorm van intramurale dagbehandeling als in de vorm van ambulante behandeling verleend.

b. CZ en Menzis behoren met Zilveren Kruis en VGZ tot de vier grootste zorgverzekeraars in Nederland.

c. Vincere en SGGZ hebben als GGZ-instellingen geen zorgovereenkomst met CZ en Menzis, respectievelijk CZ gesloten. Zij zijn zogeheten “niet-gecontracteerde zorgaanbieders”.

d. Tot 1 januari 2019 betaalden CZ en Menzis, respectievelijk CZ de facturen voor verzekerden voor de door Vincere en SGGZ verleende zorg rechtstreeks aan laatstgenoemden op grond van een akte van cessie van de vordering van de verzekerde op de zorgverzekeraar dan wel op grond van een betaalovereenkomst.

e. Per 1 januari 2019 bevatten de van de verzekeringsvoorwaarden van een zorgverzekering tussen verzekerde en CZ onderdeel uitmakende algemene voorwaarden van CZ onder artikel A.19.1 de navolgende bepaling:

Als u recht hebt op vergoeding, betalen wij het bedrag aan u (verzekeringnemer) op het bankrekeningnummer (IBAN) dat bij ons bekend is.

Zorgverleners met wie wij een overeenkomst hebben gesloten, kunnen hun rekeningen rechtstreeks bij ons indienen. Wij betalen dan rechtstreeks aan hen.

Gaat u naar zorgverleners met wie wij geen overeenkomst hebben gesloten, dan ontvangt u van hen de rekening. Die kunt u vervolgens bij ons indienen.

U kunt uw vordering op ons niet overdragen aan zorgverleners met wie wij geen overeenkomst hebben gesloten, of aan welke andere derde dan ook.

U kunt aan zorgverleners met wie wij geen overeenkomst hebben gesloten, of aan welke andere derde dan ook, geen toestemming geven om namens u te declareren of voor u een betaling in ontvangst te nemen.“

f. Ook Menzis heeft haar verzekeringsvoorwaarden aangepast. Artikel A16 van haar voorwaarden 2019 luidt, voor zover thans van belang:

Een vergoeding van zorg van een niet-gecontracteerde aanbieder wordt uitsluitend betaald op een bankrekening die op naam staat van de verzekerde of, bij het ontbreken daarvan, een bankrekening die op naam staat van de verzekeringnemer. De verzekeringnemer of de verzekerde kan geen andere bankrekening aanwijzen waarop de betaling moet plaatsvinden.

De overdraagbaarheid van vorderingsrechten, die voor verzekerde en/of verzekeringnemer voortvloeien uit een met Menzis gesloten verzekeringsovereenkomst, is uitgesloten. Dit is een beding als bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW.”

g. Vincere heeft CZ bij brief van 6 december 2018 en Menzis bij brief van 10 december 2018 verzocht de mogelijkheid tot rechtstreekse betaling te handhaven in 2019. Zij heeft CZ en Menzis daarbij gewezen op de ernst van de als gevolg van de wijziging onstane kritieke en spoedeisende situatie en op de problemen die de getroffen maatregelen voor Vincere en de patiënten zullen opleveren wanneer deze maatregelen per 1 januari 2019 in werking treden.

h. Bij brieven van (de advocaat van) Vincere van 12 december 2018 zijn CZ en Menzis erop gewezen dat de aangekondigde maatregel onoverkomelijke problemen zal opleveren voor Vincere. CZ en Menzis zijn verzocht cessie (alsnog) toe te staan dan wel rechtstreekse betaling van declaraties aan Vincere toe te staan (al dan niet op basis van een betaalovereenkomst) en dat indien zij dit weigeren, zij jegens haar onrechtmatig handelen danwel misbruik maken van hun bevoegdheid.

i. Vervolgens is dit kort geding aanhangig gemaakt.

3.4.

Het spoedeisend belang bij dit kort geding is aanwezig nu niet van Vincere en SGGZ is te vergen dat zij een bodemprocedure voeren. Niet aannemelijk is dat een einduitspraak daarin is te verwachten op een datum waarop zij nog niet met de gevolgen van de aanpassingen worden geconfronteerd. In de kern komen de standpunten van Vincere en SGGZ met elkaar overeen. Zij betogen dat de zorgverzekeraar door het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT