Uitspraak Nº C/02/328096 / HA ZA 17-174 en C/02/335647 / HA ZA 17-632. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-10-24

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:6539
Date24 Octubre 2018
Docket NumberC/02/328096 / HA ZA 17-174 en C/02/335647 / HA ZA 17-632
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Breda

Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 24 oktober 2018

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/02/328096 / HA ZA 17-174 van

naamloze vennootschap

ASR SCHADEVERZEKERING NV,

gevestigd te Utrecht,

eiseres,

advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,

tegen

[naam A] ,

wonende te [plaatsnaam 1] ,

gedaagde,

advocaat mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/02/335647 / HA ZA 17-632 van

[naam A] ,

wonende te [plaatsnaam 1] ,

eiser,

advocaat mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Gedaagde] ,

gevestigd te Nieuwerkerk a/d IJssel,

gedaagde,

advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.

Partijen zullen hierna ASR, [naam A] en [naam H] genoemd worden.

1 De procedure in de hoofdzaak
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 17 januari 2018 en de daarin genoemde processtukken;

- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2018 en de daarin genoemde
processtukken;

  • -

    de antwoordakte van 18 april 2018 van de zijde van [naam A] ;

  • -

    de akte van 16 mei 2018 van de zijde van ASR;

  • -

    de antwoordakte van 6 juni 2018 van de zijde van [naam A] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

in de vrijwaringszaak

1.3.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 17 januari 2018 en de daarin genoemde processtukken;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2018 en de daarin genoemde processtukken.

1.4.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil in de hoofdzaak
2.1.

ASR vordert bij vonnis na wijziging van eis samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: .

  1. voor recht te verklaren dat [naam A] ten opzichte van ASR aansprakelijk is voor de schade die ASR tegen cessie heeft vergoed aan de echtgenote en minderjarige kinderen van wijlen de heer [naam B] naar aanleiding van het aan hem op 23 oktober 2013 overkomen dodelijke ongeval;

  2. voor zover van cessie geen sprake zou zijn, voor recht te verklaren dat [naam A] ten opzichte van ASR aansprakelijk is voor de schade die ASR heeft vergoed aan de echtgenote en minderjarige kinderen van wijlen de heer [naam B] naar aanleiding van het aan hem op 23 oktober 2013 overkomen dodelijke ongeval en waarvoor zij uit hoofde van subrogatie de rechten van [naam H] heeft verkregen;

  3. veroordeling van [naam A] tot betaling van € 179.886,64, te vermeerderen met kosten van € 12.746,58, alsook te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten van in totaal € € 8.843,29, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na de datum van het vonnis - en voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

  4. veroordeling van [naam A] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met rente en kosten.

2.2.

[naam A] voert verweer.

2.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in de vrijwaringszaak

2.4.

[naam A] vordert - samengevat - dat [naam H] wordt veroordeeld om aan [naam A] te betalen al hetgeen waartoe [naam A] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [naam H] in de kosten van de vrijwaring.

2.5.

[naam H] voert verweer.

2.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3 De beoordeling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.1.

De navolgende feiten staan in rechte vast:

3.1.1.

Op 23 oktober 2013 omstreeks 14.00 uur heeft op een bouwplaats aan de [adres 1] te Rotterdam een ongeval plaatsgevonden doordat een dakrandbeveiliging voorzien van een reclamedoek inclusief betonnen contragewichten van het dak is gevallen en waarbij de heer [voorl.] [naam B] die zich op dat moment op de binnenplaats bevond dodelijk is getroffen door een contragewicht van de vallende dakrandbeveiliging.

3.1.2.

Aannemer [naam H] en onderaannemer [naam A] hebben op 23 september 2013 een overeenkomst van onderaanneming gesloten voor het verrichten van dakdekwerkzaamheden ten behoeve van een project aan de [adres 1] te Rotterdam met ingang van 16 september 2013. [naam H] heeft voor deze werkzaamheden eigen werkzaamheden in dienst maar maakt ook gebruik van zzp-ers.

3.1.3.

De dakrandbeveiliging die op [naam B] terecht is gekomen is geplaatst door [naam A] in het kader van de door haar op het dak te verrichten werkzaamheden.

3.1.4.

[naam A] heeft het door hem van [naam H] aangenomen werk verricht met een tweetal zzp-ers, te weten dhr [naam I] en dhr [naam J] .

3.1.5.

Aan de dakrandbeveiliging was een permanent luchtdoorlatend reclamedoek van [naam H] bevestigd van 2,95 meter lang en 1 meter breed. Het was niet de bedoeling dat het reclamedoek door [naam A] werd verwijderd. [naam H] heeft [naam A] op 16 september 2013 de dakrandbeveiliging ter beschikking gesteld die volgens de pakbon bestond uit ondermeer 20 blokken (contragewichten), 20 klaphekken (staanders) en 40 liggers.

3.1.6.

De hoofdaannemer was Koninklijke Aannemingsmaatschappij [naam E] B.V. (hierna: [naam E] ), die dakbedekkingswerk in onderaanneming had uitbesteed aan [naam H] .

3.1.7.

Er werd toezicht gehouden door de heer [naam C] en de heer [naam D] van [naam E] welk toezicht ondermeer bestond uit het inspecteren van de dakrandbeveiliging.

3.1.8.

Op 11 juli 2014 heeft de Arbeidsinspectie SZW proces-verbaal opgemaakt inzake het ongeval. In dit proces-verbaal staat, voor zover hier relevant, het volgende:

"(…)

Bevindingen politie

Uit de diverse processen-verbaal opgemaakt door politieambtenaren die ter plaatse waren blijkt onder andere het volgende:

  • -

    het slachtoffer was getroffen door een betonnen contragewicht dat op ongeveer 4,5 m van hem verwijderd lag;

  • -

    verbalisant [naam F] zag dat het onuitgeklapte hekwerk met zes liggen aan de westelijke zijde van het dak, voorzien was van vijf contragewichten, dat dus één ligger niet voorzien was van een contragewicht;

(…)

Weersomstandigheden

(…)

De gemiddelde windsnelheid die dag was 7,3 m/s overeenkomend met 4 Bft. Tussen 15.00 uur en 16.00 uur werd de maximale uurgemiddelde snelheid van die dag gemeten op 11,0 m/s overeenkomend met 6 Bft. De hoogste windstoot werd die dag tussen 11.00 uur en 12.00 uur gemeten op 20 m/s overeenkomend met 8 Bft.

(…)

Arbocatalogus platte daken

(…)

In het gedeelte voor dakdekkers staat onder het item "klimaat" onder andere het volgende:

  • -

    Om ongevallen door harde wind te voorkomen wordt als vuistregel aangehouden dat bij windkracht 7 gewerkt kan worden op een hoogte van maximaal 3 m, bij windkracht 6 kan worden gewerkt tot maximaal 10 m hoogte en bij windkracht 5 of minder kan ook op grotere hoogten dan 10 m worden gewerkt.

  • -

    Maak goede afspraken over het staken van het werk bij te harde wind. Wat 'hard' is, is ook afhankelijk van de vorm en hoogte van het gebouw en van de gebouwen van de omgeving.

Het A-Blad Platte Daken van de stichting Arbouw is mede de basis voor de inhoud van de Arbocatalogus en maakt daarvan onderdeel uit

Daarin vond ik in het hoofdstuk "Onveiligheid":

Harde wind kan het werken hinderen of onmogelijk maken. Door wegwaaien van materiaal kunnen ongelukken gebeuren. Als vuistregel wordt aangehouden dat bij windkracht 7 gewerkt kan worden op een hoogte van maximaal 3 meter, bij windkracht 6 kan worden gewerkt tot maximaal 10m hoogte en bij windkracht 5 of minder kan ook op grotere hoogten dan 10m worden gewerkt.

(…)

Opmerkingen verbalisant

Naar aanleiding van het in het proces-verbaal gestelde voeg ik, verbalisant [naam G] , hieraan het volgende toe:

  • -

    Niet gebleken is dat er berekeningen waren gemaakt met betrekking tot de krachten die optreden wanneer de wind op het doek met een oppervlak van ongeveer 1,8 m2 staat;

  • -

    Niet gebleken is dat bekend was tot welke windkracht de dakreling voorzien van reclamedoek veilig kon blijven staan;

  • -

    De dakreling was niet voorzien van extra contragewichten, zoals door de leverancier aangeraden als er toch gebruik wordt gemaakt van reclamedoeken; (…)

  • -

    De kans dat de dakreling van het dak waaide werd vergroot, omdat de krachten die door de wind op de dakreling werden uitgeoefend werden vergroot door de aanwezigheid van het reclamedoek;

  • -

    Deze kans werd nog verder vergroot door het ontbreken van voldoende ballast, die qua hoeveelheid zelfs niet voldeed voor een standaard opstelling zonder reclamedoek.

(…)"

3.1.9.

[naam E] is op 13 mei 2016 in staat van faillissement gesteld.

3.1.10.

ASR is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam H] .

3.1.11.

ASR heeft de schade aan de erven [naam B] vergoed.

3.1.12.

ASR heeft de schadeafwikkeling met de echtgenote van wijlen de heer [naam B] en diens minderjarige kinderen ter hand genomen. In de vaststellingsovereenkomst die zij op 18 april 2015 zijn overeengekomen, staat voor zover hier relevant, het volgende vermeld:

"(…)

7. De gerechtigden verkopen en cederen de bovengenoemde vordering aan verzekeraar, die de vordering als koper in eigendom aanvaardt, alle rechten en aanspraken die de gerechtigden hebben of nog zullen verkrijgen ter zake van of in verband met het in de considerans genoemde ongeval en de als gevolg daarvan door de gerechtigden geleden en nog te lijden schade ten bedrage van
€ 178.385,44. (…)"

in de hoofdzaak

3.2.

ASR beroept zich primair op de aan haar overgedragen vordering van de erven [naam B] op [naam A] . Voor zover van cessie geen sprake kan zijn, grondt ASR haar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT