Uitspraak Nº C/02/401520 / KG ZA 22-448. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:6282
Docket NumberC/02/401520 / KG ZA 22-448
Date28 Octubre 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Middelburg

zaaknummer / rolnummer: C/02/401520 / KG ZA 22-448

Vonnis in kort geding van 28 oktober 2022

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. R.A. Remport Urban te Linne,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding d.d. 5 oktober 2022 met als bijlage 1 productie;

  • -

    de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10;

  • -

    de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022.

1.2.

Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en de advocaat van de man.

1.3.

Ten slotte is de datum voor het vonnis nader op vandaag bepaald.

2 De feiten
2.1.

Partijen zijn op [huwelijksdatum] gehuwd in gemeenschap van goederen. Het huwelijk van partijen is op [datum beëindiging huwelijk] beëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 26 juli 2011 in de registers van de burgerlijke stand.

2.2.

Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort de voormalige echtelijke woning aan [de straatnaam] te [woonplaats] . De woning staat op naam van de man.

2.3.

Op de woning rust een hypothecaire geldlening ondergebracht bij [bank 1] en een hypothecaire geldlening bij [bank 2] . Voor de geldlening bij [bank 1] zijn beide partijen hoofdelijk aansprakelijk. Aan de hypothecaire geldleningen zijn een beleggingsrekening en een kapitaalverzekering gekoppeld.

2.4.

Bij vonnis van 21 januari 2015 heeft de rechtbank de verdeling vastgesteld van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. In dit vonnis is ten aanzien van de voormalige echtelijke woning – voor zover voor deze procedure van belang – overwogen:

4.3.3.

De rechtbank zal bepalen dat de woning moet worden verkocht. De hypotheken bij [bank 1] en [bank 2] zullen met de verkoopopbrengst en het opgebouwde vermogen in de kapitaalverzekering en beleggingsrekening zoveel mogelijk moeten worden afgelost. Voor zover er een restantschuld resteert, dienen beide partijen – in hun onderlinge verhouding – deze ieder voor de helft af te lossen (een eventueel positief saldo komt ieder der partijen voor de helft toe). De vrouw kan niet worden verplicht met de man in een onverdeelde boedel te blijven. Bij toedeling van de woning aan de man, zoals de man wenst, zal de vrouw echter niet uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid worden ontslagen. Van haar kan niet in redelijkheid worden verlangd hoofdelijk aansprakelijk te blijven voor schulden, waarvoor hypotheek is verstrekt op een zaak die niet – deels – haar eigendom is en waarop zij geen invloed kan uitoefenen waar het gaat om waardebehoud. Verkoop is dan ook de enige mogelijkheid. Dat de man bereid is de onderwaarde van de woning voor zijn rekening te nemen, als de vrouw bovengenoemde lening bij [bank 3] geheel aflost, maakt dit niet anders. Zelfs al zou de vrouw daartoe bereid zijn, wat zij niet is, dan regelt die afspraak slechts de onderlinge verhouding tussen partijen. Beide partijen blijven hoofdelijk aansprakelijk voor aflossing van de lening bij [bank 3] , de BKR registratie blijft tot het moment van gehele aflossing in stand en de vrouw zal hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypothecaire geldleningen. De vordering van de vrouw een makelaar aan te wijzen wordt afgewezen. Hiervoor bestaat geen grondslag.”

2.5.

De rechtbank heeft vervolgens in de beslissing, uitvoerbaar bij voorraad:

- bepaald dat de echtelijke woning staande en gelegen te [woonplaats] aan [de straatnaam] wordt verkocht en geleverd aan een derde, dat met de verkoopopbrengst, vermeerderd met de kapitaalverzekering bij [bank 4] en de beleggingsverzekering(en) bij [bank 1] de hypothecaire schulden bij [bank 2] en [bank 1] worden afgelost, dat een eventueel positief saldo tussen partijen bij helfte wordt verdeeld en dat een mogelijk negatief saldo door ieder der partijen voor de helft wordt afgelost als eigen schuld onder vrijwaring van de ander;

- de man veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en levering van de echtelijke woning.

2.6.

De man heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 januari 2015. Bij tussenarrest van 22 januari 2019 heeft het Hof Den Bosch ten aanzien van de echtelijke woning het volgende overwogen:

Toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de man, zoals de man wenst, vereist dat hij de hypothecaire geldlening die aan de woning is gekoppeld kan overnemen zodat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die hypothecaire geldlening wordt ontslagen. De bank is niet bereid gebleken de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan in verband met de BKR-registratie wegens de schuld bij [bank 3] . Vast staat dan ook dat de man de toedeling van de woning aan hem niet kan financieren. Nu de vrouw de woning niet wil of kan overnemen dient de woning in beginsel aan derden te worden verkocht.

De man heeft aangevoerd dat, bij afweging van alle belangen, hij ten onrechte is veroordeeld om mee te werken aan verkoop van de woning. De vordering tot verdeling dient volgens de man te worden uitgesloten c.q. uitgesteld tot de schuld bij [bank 3] is voldaan.

Ingevolge art. 3:178 lid 3 BW kan de rechter, indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, op verlangen van een deelgenoot een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT