Uitspraak Nº C-03-207064 - KG ZA 15-288. Rechtbank Limburg, 2015-07-14
ECLI | ECLI:NL:RBLIM:2015:5934 |
Docket Number | C-03-207064 - KG ZA 15-288 |
Date | 14 Julio 2015 |
vonnis
RECHTBANK LIMBURGBurgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/207064 / KG ZA 15-288
Vonnis in kort geding van 14 juli 2015
in de zaak van
wonend te [woonplaats 1] ,
2. [eiser sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. Y.G.M.J. Breukers,
tegen
wonend te [woonplaats 3] ,
advocaat mr. J.P. Geertsema.
2. [gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
advocaat mr. K.A.M.G. Swinkels
gedaagden,
Partijen zullen hierna eisers, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
de dagvaarding van 11 juni 2015, met producties,
-
-
akte houdende aanvulling van eis, met productie,
-
-
de brief van 24 juni 2015 van [gedaagde sub 2] , met productie,
-
-
de brief van25 juni 2015 van [gedaagde sub 1] , met productie
-
-
de mondelinge behandeling van 29 juni 2015, waarvan aantekening is gehouden door de griffier,
-
-
de pleitnota van eisers,
-
-
de pleitnota van [gedaagde sub 2] , waaraan gehecht een productie.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vier kinderen [familienaam] – eisers, [gedaagde sub 1] en een zus die om haar moverende reden niet deelneemt in het geding, zijn de erfgenamen van wijlen [naam moeder] , hun moeder, die sinds 1972 weduwe was van hun vader, [naam vader] , met wie zij in gemeenschap van goederen gehuwd was. Moeder is overleden in januari 2013.
Vader heeft niet beschikt met testament over zijn nalatenschap, zodat moeder en de vier kinderen elk voor 1/5de deelden in de helft van de door het overlijden ontbonden huwelijkse gemeenschap. Tot de nalatenschap behoorde de ouderlijke woning te Nieuwstadt, zodat elk van de kinderen, zogezegd, voor 10% eigenaar is geworden van het onroerend goed. [gedaagde sub 1] heeft bij leven van moeder zijn erfdeel niet opgeëist.
Moeder heeft een testament opgemaakt waarin zij haar kleinkinderen elk een bedrag in contanten legateert en voorts heeft zij haar vier kinderen tot haar erfgenamen benoemd, elk voor een gelijk deel.
De erfgenamen hebben besloten tot verkoop van de ouderlijke woning, waar zij elk voor 10% eigenaar van zijn en waarin zij voor het overige onverdeelde aandeel van moeder, te weten haar nalatenschap, voor een gelijk deel gerechtigd zijn.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] sinds 2010 uit de echt gescheiden en onderdeel van het afwikkelen van de bijzondere gemeenschap en verrekening dan wel ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, is bij rechterlijke beschikking van 6 april 2011 finale kwijting overeengekomen. Onderdeel van het in de beschikking vastgelegde convenant is de afspraak dat de betalingen inzake een verzekeringspolis, het Aegon Fundplan, door [gedaagde sub 1] zou worden gecontinueerd tot het einde van de looptijd van die polis en dat [gedaagde sub 1] daarna de opbrengst aan [gedaagde sub 2] zou doen toekomen. [gedaagde sub 2] zou de opbrengst vervolgens volgens het convenant moeten gebruiken voor studiekosten van hun beide zoons en over de besteding van het geld aan [gedaagde sub 1] rekening en verantwoording afleggen.
[gedaagde sub 1] heeft in april 2012, toen de polis afliep, de opbrengst ad € 14.758,34 niet aan [gedaagde sub 2] uitbetaald. [gedaagde sub 2] heeft thans in het kader van haar vordering op [gedaagde sub 1] , die blijkt uit de beschikking van de rechtbank Maastricht van 6 april 2011, een tweetal beslagen executoriale beslagen gelegd: een beslag ligt op het onroerend goed (de ouderlijke woning) dat [gedaagde sub 1] in eigendom heeft, namelijk 10% daarvan, en een beslag ligt (na opheffing van een eerder min of meer vergelijkbaar beslag) op het onbekend aandeel van [gedaagde sub 1] in de gehele onverdeelde gemeenschap, waaronder 60% van het onroerend goed (de ouderlijke woning).
Eisers vorderen na wijziging van eis – samengevat – primair
[gedaagde sub 1] te veroordelen te gehengen en gedogen dat hetgeen [gedaagde sub 2] toekomt op basis van de beschikking van 6 april 2011 van de rechtbank Maastricht, dan wel 10% van de koopsom bij gelegenheid van de levering van de woning door de notaris wordt uitbetaald aan [gedaagde sub 2] en het beslag op de zaak op te heffen,
en subsidiair
te bepalen dat de notaris namens [gedaagde sub 2] bevoegd is het beslag door te halen en onder uitbetaling van hetgeen [gedaagde sub 2] toekomt op basis van de beschikking van 6...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT