Uitspraak Nº C/03/259521 / HA ZA 19-42. Rechtbank Limburg, 2019-09-25

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8660
Docket NumberC/03/259521 / HA ZA 19-42
Date25 Septiembre 2019

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht,

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/259521 / HA ZA 19-42

Vonnis bij vervroeging van 25 september 2019

in de zaak van

1 [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

eiser in conventie, verweerder in reconventie,

en

2. [eiseres in conventie sub 2] ,

eiseres in conventie,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,

advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud,

tegen

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,

advocaat mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.

Eiser sub 1 in conventie/verweerder in reconventie wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] genoemd, eiseres sub 2 [eiseres in conventie sub 2] en tezamen worden zij genoemd [eisers in conventie] c.s. Gedaagde in conventie/eiseres in reconventie wordt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd.

1 De procedure
1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding met 13 producties;

  • -

    de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met vier producties;

  • -

    de akte houdende uitlating producties in conventie en conclusie van antwoord in reconventie met de producties 14, 15 en 16,

  • -

    het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 19 augustus 2019.

1.2

Partijen hebben vonnis gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten in conventie en reconventie
2.1

In dit geding wordt uitgegaan van de volgende feiten die zijn gesteld en vervolgens zijn erkend of niet weersproken.

a. Bij vonnis in kort geding van 4 februari 2002 van de rechtbank Maastricht (productie 4 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar toenmalige echtgenoot [naam toenmalige echtgenoot] (hierna [gedaagden in conventie] c.s.) in conventie hoofdelijk veroordeeld om twee langs het pad geplaatste houten schotten op uiterlijk 23 januari 2002 (noot rechtbank: conform de op 21 januari 2002 gemaakte afspraak) te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,-, heeft de voorzieningenrechter in het dictum verstaan dat [eisers in conventie] c.s. de beschadigde kop van het gemetselde muurtje zullen herstellen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 972,25.

Bij dat zelfde vonnis zijn [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie twee zelfstandige verboden opgelegd om op een bepaalde manier camera’s aan hun woning aan te brengen, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,- per verbod en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 351,68.

b. Blijkens het deurwaardersexploot overgelegd als productie 3 dagvaarding hebben [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] c.s. het vonnis van 4 februari 2002 op 1 maart 2002 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen aan het vonnis te voldoen en is op 2 mei 2002 in executoriaal beslag genomen voor maximaal € 45.000,- huis en erf van [eisers in conventie] c.s., [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] . Het beslagexploot is op 3 mei 2002 aan het Kadaster aangeboden.

c. Blijkens het in executoriale vorm opgemaakte proces-verbaal van comparitie van partijen in reconventie gehouden op 2 juni 2003 in de zaak met zaaknummer 73620 (productie 6 dagvaarding) hebben [eisers in conventie] c.s. toegezegd de struiken direct staande achter de schotten binnen 50 cm van de erfgrens met [naam toenmalige echtgenoot] (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) vóór 1 juli 2003 te zullen hebben verwijderd op verbeurte van een boete van € 500,-

d. Het als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 2 juli 2003 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:

Dat in strijd met (het) kort-geding vonnis de beschadigde kop van het gemetselde muurtje op de grens met de tuin van (…) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] en welk muurtje staat achter het erf van requiranten, NIET hersteld was. Vier stenen op de kop van dit muurtje lagen geheel los.

Dat voorts in strijd met de inhoud van (… het) proces-verbaal de struiken achter voormeld muurtje NIET binnen 50 centimeter van de erfgrens waren verwijderd, hetgeen had dienen te geschieden voor 1 juli 2003. (…)”.

e. Bij vonnis van 21 januari 2004 van de rechtbank Maastricht in de hiervoor genoemde zaak met zaaknummer 73620 (productie 7 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om binnen een maand na de dag van de uitspraak dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 te verwijderen en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van € 200,-, te voldoen aan [naam toenmalige echtgenoot] c.s., (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) voor iedere dag dat [eisers in conventie] c.s. nalatig blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.

f. Het als productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 15 april 2004 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:

“(…) Dat dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 NIET verwijderd waren en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur nog steeds aanwezig waren, waardoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] een maximum van € 10.000,- hebben verbeurd; (…)”.

g. Blijkens het deurwaardersexploot van 30 juni 2004 (productie 6 dagvaarding) hebben [gedaagden in conventie] c.s. het proces-verbaal van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 op respectievelijk 3 mei 2004 en 15 april 2004 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen te betalen respectievelijk € 500,- te vermeerderen met kosten en €...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT