Uitspraak Nº C/03/244887 / HA ZA 18-8. Rechtbank Limburg, 2019-09-25

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8666
Date25 Septiembre 2019
Docket NumberC/03/244887 / HA ZA 18-8

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/244887 / HA ZA 18-8

Vonnis van 25 september 2019

in de zaak van

1 [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2],

wonende te [woonplaats 2] ,

eisers in de hoofdzaak,

advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,

tegen

[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

advocaat mr. E.R.T.A. Luijten,

en in de tussenkomst zaak van

[eiseres bij tussenkomst] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

eiseres bij tussenkomst,

advocaat mr. N. Vinke,

tegen

1 [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2],

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagden bij tussenkomst,

advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,

en

[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde bij tussenkomst,

advocaat mr. E.R.T.A. Luijten.

Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] genoemd worden.

[eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] en [eiseres bij tussenkomst] worden gezamenlijk [eisers] genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het vonnis van 28 maart 2018

  • -

    de conclusie van eis (in de tussenkomst zaak) met producties 1 t/m 3 van [eiseres bij tussenkomst]

  • -

    de conclusie van antwoord in de tussenkomst zaak (zoals de rechtbank “in incident” leest) van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]

  • -

    de conclusie van antwoord in de tussenkomst zaak (zoals de rechtbank “in incident” leest) van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2]

  • -

    de akte overlegging producties 4 en 5 van [eiseres bij tussenkomst] van 8 oktober 2018

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2018

  • -

    de akte eisvermeerdering met 1 productie (met 13 bijlagen) van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] en [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2]

  • -

    de akte n.a.v. eisvermeerdering van [eiseres bij tussenkomst]

  • -

    de antwoordakte eisvermeerdering met producties 14 en 15 van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]

  • -

    het B16-formulier met producties 16 t/m 19 van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst]

  • -

    het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 23 november 2018

  • -

    het B16-formulier met kopieën van bankafschriften (punt 8 proces-verbaal van comparitie van 23 november 2018)

  • -

    de akte wijziging en vermeerdering van eis met producties 1 tot en met 14 van [eiseres bij tussenkomst]

  • -

    het proces-verbaal van (gedeeltelijke) dading van 27 maart 2019

  • -

    het proces-verbaal van voorzetting comparitie van 27 maart 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Mevrouw [erflaatster] (verder: [erflaatster] ) is overleden op

[overlijdensdatum] te [overlijdensplaats] . [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] (allen kinderen van [erflaatster] ) zijn gezamenlijk gerechtigd tot de gemeenschap die door het overlijden van [erflaatster] is ontstaan. In het testament van [erflaatster] van

11 januari 2010 staat dat [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 1] , [eiser in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst sub 2] , [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] en [eiseres bij tussenkomst] voor gelijke delen gerechtigd zijn.

2.2.

[erflaatster] verbleef van begin december 2010 tot 11 maart 2011 in ziekenhuis Atrium te Heerlen. Vanuit dit ziekenhuis is zij overgebracht naar een kliniek in Kerkrade waar zij verbleef tot de opname in Schuttershof te Brunssum op 11 mei 2011. [erflaatster] is vervolgen op 1 augustus 2015 opgenomen in Bronnenhof te Brunssum, waar zij heeft gewoond tot aan haar overlijden.

2.3.

Vanaf 23 februari 2011 hebben [erflaatster] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] een gemeenschappelijke rekening met nummer [rekeningnummer] (verder: de rekening), zodat [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] de financiën van [erflaatster] kan behartigen.

2.4.

Bij verzoekschrift van 13 januari 2011 heeft [eiseres bij tussenkomst] de rechtbank (onder meer) verzocht tot het onder bewind stellen van goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [erflaatster] en het instellen van een mentorschap ten behoeve van [erflaatster] . [erflaatster] is op 10 augustus 2011 bij beschikking van deze rechtbank van 1 juli 2011 (zaaknummer: 411015 BM VERZ 11-44 en 411020 \ MS VERZ 11-10) onder bewind gesteld. De rechtbank heeft ook een mentorschap ten behoeve van [erflaatster] ingesteld. Mr. W.V.J.M. Bonnie is benoemd tot bewindvoerder en mentor. [erflaatster] heeft tegen de beschikking hoger beroep ingesteld, waarna de beschikking van deze rechtbank door het hof ’s-Hertogenbosch is vernietigd bij beschikking van 14 juni 2012 (zaaknummer HV 200.094.789/01). Het hof heeft de onderbewindstelling en het mentorschap beëindigd met ingang van 14 juni 2012. Het hof heeft zijn oordeel (mede) gebaseerd op het deskundige rapport van prof. Dr. Verheij (verder: Verheij) van 13 maart 2012. Het hof heeft in de verzoekschriftprocedure een deskundigenonderzoek gelast en prof. Dr. F.R.J. Verheij (verder: Verheij) tot deskundige benoemd. Verheij heeft [erflaatster] op 1 februari 2012 onderzocht. In het rapport van Verheij van 13 maart 2012 (productie 6 bij conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] ) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:

9. Diagnostische conclusie

Betrokkene lijdt momenteel echter niet aan een dementie, aangezien de geheugenklachten niet leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks leven. Daarnaast is een MMSE score van 28/30 een normale score voor een persoon van 86 jaar. Haar lichamelijke problematiek, met name de cervicale en lumbale myelopathie, leidt wel tot beperkingen in het dagelijks leven.

10. Beantwoording van uw vraagstellingen

1. Lijdt [erflaatster] aan of is er een verhoogde kans op ouderdomsdementie/Alzheimer?

Betrokkene lijdt momenteel niet aan een dementie. Een dementie is een syndroomdiagnose waarbij

er sprake moet zijn van een geheugenstoornis en een andere cognitieve stoornis die leiden tot

significante beperkingen in het dagelijks functioneren. Betrokkene heeft weliswaar lichte

geheugenklachten, maar deze klachten leiden niet tot significante beperkingen in het dagelijks leven

zoals blijkt uit een MMSE score van 28/30, en daarnaast uit de hetero-anamnestische informatie van

Schuttershof.

Betrokkene heeft gezien haar leeftijd een verhoogde kans op het ontwikkelen van een dementie van

het alzheimertype. Op 90-jarige leeftijd is er bij circa 10% sprake van een dementie. Lichte

cognitieve beperkingen hebben bij verschillende personen een verschillend beloop, waardoor het niet

mogelijk is om te voorspellen hoe de cognitieve beperkingen van betrokkenen zich zullen ontwikkelen.

2. Is bij [erflaatster] al dan niet als gevolg daarvan thans sprake van een zodanige geestelijke toestand, dat zij tijdelijk of duurzaam niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen?

Bij betrokkene is momenteel geen sprake van een zodanige geestelijke toestand dat zij niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Betrokkene is goed in staat om toelichting te geven op haar huidige financiële situatie en kan specifiek benoemen waar haar vermogen uit bestaat.

2.5.

In de brief van [naam medewerker Atrium] , werkzaam bij ziekenhuis Atrium Heerlen, aan de huisarts van [erflaatster] , de heer [naam huisarts] (productie 1 bij conclusie van eis) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:

Uw patiënt(e): Mevr. [erflaatster] , A geb. [geboortedatum 1]

was van 02-12-2010 tot 11-03-2011 opgenomen op onze afdeling.

Bespreking :

Patiënte opgenomen op de interne afdeling met delirant beeld bij urineweginfectie wv augmentin. Patiënte werd overgenomen op verdenking neurodegeneratief lijden. Er werd een MRI-cerebrum verricht welke gegeneraliseerde atrofie liet zien. Zowel fronto-temporaal als ook beide hippocampi. Derhalve werd een liquorpunctie verricht, welke een verhoogd Tau en amyloid lieten zien. Al met al past dit bij de ziekte van Alzheimer. Tijdens opname liet de MMSE een score van 19/30 zien. Neuropsychologisch onderzoek liet stoornissen zien op meerdere domeinen. Deze afwijkingen kunnen passen bij de ziekte van Alzheimer (een uitgebreid verslag volgt).

CONCLUSIE:

1. Neurodegeneratieve aandoening, meest waarschijnlijk M. Alzheimer

2.6.

Op 15 november 2013 is [erflaatster] overgegaan tot het verlenen van een algehele volmacht aan [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde bij tussenkomst] . In deze door notaris Verstegen opgemaakte volmacht (productie 3 bij dagvaarding) staat, (geciteerd) voor zover hier van belang:

VOLMACHT

De volmachtgever verklaarde dat deze volmacht eerst aan de orde is voor zover deze door haar op dat tijdstip niet bevestigd, gewijzigd, aangevuld of herroepen kan worden, op grond van onvoldoende bewustzijn of onvermogen uit andere hoofde om zich te uiten en ter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT