Uitspraak Nº C/03/262992 / HA ZA 19-200. Rechtbank Limburg, 2020-04-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:3310
Docket NumberC/03/262992 / HA ZA 19-200
Date29 Abril 2020

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/262992 / HA ZA 19-200

Vonnis van 29 april 2020

in de zaak van

1 [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1]
2. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2]
beiden wonende te [woonplaats 1] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. D.N. Lavain te [woonplaats 1] ,

tegen

1 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]

2. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2]

beiden wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. I.P. Sigmond te Heerlen.

Partijen worden hierna (in enkelvoud) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd, tenzij expliciet anders vermeld.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 8 april 2019 met producties 1 tot en met 16,

- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 6,

- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 17 tot en met 28,

- de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagestuurde productie 29,

- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2019,

- de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nagestuurde producties 7 tot en met 11,

- de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagestuurde productie 30,

- de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nagestuurde producties 1 tot en met 28,

- het proces-verbaal van comparitie van 10 maart 2020.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 13 augustus 2015 eigenaar van het perceel met de daarop aanwezigen woningen gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het perceel met de woningen gekocht van de erfgenamen van [erflaatster] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] woont in [woonplaats 2] .

2.2.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 17 augustus 2017 gekocht en op 18 september 2017 geleverd gekregen het perceel met de daarop aanwezige woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , van [naam verkoper] . [naam verkoper] is de zoon van [erflaatster] .

2.3.

Beide percelen, [adres 1] en [adres 2] , liggen naast elkaar.

2.4.

In de akte van levering van 18 september 2017 is vermeld dat [naam verkoper] het perceel voor een deel in eigendom verkregen heeft door een ruiling van gronden met toegift. Ten aanzien van de grensafscheiding tussen [adres 1] en [adres 2] staat opgenomen:

Verkoper staat niet in voor de correcte plaatsing van de erfafscheiding, met name m.b.t. het hekwerk aan de zijde van de belende woning [adres 1] . De kadastrale situatie is in deze bepalend.

Tevens is in de leveringsakte onder verwijzing naar de akte van ruiling van 30 mei 2001 een erfdienstbaarheid omschreven (productie 1 bij dagvaarding):

Tevens verklaarden de comparanten [de rechtbank: bedoeld zijn [naam verkoper] (als eigenaar van nummer [adres 2] ), als comparant A en mevrouw [erflaatster] , zijn moeder (als eigenaar van nummers [adres 1] ), als comparante B] bij deze te vestigen – te eeuwigen dage en om niet – ten laste van het door comparante B verkregen gedeelte van het perceel [kadasternummer 1] ( [adres 1] ) als lijdend erf, en ten behoeve van het aan de comparant A resterend gedeelte van het perceel [kadasternummer 2] ( [adres 2] ) als heersend erf:
de erfdienstbaarheid tot het hebben, houden, onderhouden en zonodig vernieuwen van:
de thans aanwezige deur en het raam in de aanbouw en drie draai-kiepramen, waarvan zich er twee bevinden op de begane grond en een op de eerste verdieping.

2.5.

De kaart die gehecht is aan de akte van ruiling van 30 mei 2001 toont de volgende situatie van de ruiling (productie 6 bij dagvaarding):

Blijkens de akte van ruiling levert [naam verkoper] (nummer [adres 2] ) aan [erflaatster] (nummers [adres 1] ) het stuk aangeduid met de kruisarcering en [erflaatster] levert aan [naam verkoper] het stuk aangeduid met de streeparcering. Op 30 januari 2002 heeft de landmeter van het Kadaster het geruilde ingemeten en aangemerkt als eenduidende aanwijs (productie 7 bij dagvaarding).

2.6.

De kadastrale kaart ten tijde van de verkoop van nummer [adres 2] door [naam verkoper] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toont de volgende situatie (productie 8 bij dagvaarding):

2.7.

Tussen beide percelen staat een erfafscheiding. Deze erfafscheiding staat niet op de kadastrale erfgrens.

2.8.

[naam 1] (verder: [naam 1] ) heeft in opdracht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer tot opdracht gekregen de op dat moment bestaande eigendomssituatie aan de hand van de kadastrale gegevens ter plaatse te bepalen en aan te geven. In de eindrapportage van 28 augustus 2018 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 4 bij dagvaarding):

(…)

Zoals de meting duidelijk weergeeft staat de huidige erfafscheiding volledig op perceel (…) [adres 2] en niet op de kadastrale erfgrens.

(…)

Het verschil in oppervlakte tussen de huidige situatie en de werkelijke situatie (volgens kadastrale gegevens) bedraagt ca. 66 m2 ten nadele van het perceel [adres 2] .
De erfgrens aan de rechterzijde van [adres 2] (richting nr. [adres 1] ) bevindt zich op ca. 83 cm van de gevel op het voorste deel van de woning. Vanaf het punt waar de zijgevel van [adres 2] iets naar links terugwijkt varieert het verschil van ca. 116 cm tot ca. 119 cm.

Aan de achterperceelgrens is er ook een verschil geconstateerd tussen het geplaatste hekwerk/erfafscheiding en de kadastrale grens, variërend van 63 cm tot 140 cm.

2.9.

Op 29 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, vonnis gewezen in een tussen partijen gevoerd kort geding (zaaknummer C/03/252575 / KG ZA 18-381), dat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanhangig was gemaakt. Aanleiding voor dit kort geding was dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in januari 2018 zonder voorafgaand overleg met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , een in een betonblok verankerde poort (stalen frame met houten planken) en een (houten) deurtje had geplaatst over de gehele breedte van de strook tussen de woningen nummer [adres 2] en nummer [adres 1] . Tussen partijen is discussie ontstaan over de eigendom van de strook grond langs de gevel van nummer [adres 2] en deel uitmakend van de oprit tussen nummer [adres 2] en de nummer [adres 1] . De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door verjaring eigenaar is geworden. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vervolgens - kort samengevat - veroordeeld de poort alsmede de betonblok te verwijderen en verwijderd te houden, voor zover deze zich bevinden op het [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in eigendom toebehorend stuk grond deel uitmakend van de oprit gelegen tussen [adres 2] en [adres 1] te [woonplaats 1] , alsmede [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeeld zich te onthouden van het gebruik van dit [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in eigendom toebehorend stuk grond (productie 12 bij dagvaarding).

2.10.

Op 23 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaat Maastricht, vonnis gewezen in een tussen partijen gevoerd kort geding (zaaknummer C/03/256210 / KG ZA 18-589), dat door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanhangig was gemaakt.

Aanleiding voor dit kort geding was de mening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder recht of titel gronden in bezit houdt die eigendom zijn van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in die procedure niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op onrechtmatige wijze een stuk grond dat eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in zijn bezit heeft, en heeft de vordering in conventie afgewezen (productie 13 bij dagvaarding).

2.11.

Op 16 januari 2019 heeft een grensreconstructie door het Kadaster plaatsgevonden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren hierbij aanwezig (productie 14 bij dagvaarding). De meting van het Kadaster is als volgt:

2.12.

[naam 2] heeft in opdracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onderzocht of de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gerealiseerde zitkuil met keermuur een negatieve invloed heeft op de draagkracht van de bodem op onderhavig perceel. In het rapport van [naam 2] van 3 juni 2019 staat, geciteerd voor zover hier van belang:

Uitgaande van een rond kerend L-element van 1,5 meter hoog en een wanddikte van 0,08 meter. Dit op een voetplaat van 0,78 meter in dezelfde dikte én op die voetplaat een grondkolom van 1,42 meter (…) resulteert, in dit geval, in een maximale wrijving van 57 N/m.

Gezien de sondeerresultaten, welke aannemelijk representatief zijn voor de locatie, werden er vóór afgravingen conusweerstanden aangetroffen van 1-6 MPa in de eerste 2 meter min maaiveld. Hetgeen een bovengemiddelde weerstand / belasting impliceert. Met de sondeergegevens, de bovenstaande maximale wrijving en belasting kan een constructiebureau berekenen of de gekozen keerwanden voldoen en/of op welke afstand de belasting moet blijven.

2.13.

Ingenieur [naam...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT