Uitspraak Nº C/03/276136 / BZ RK 20/528. Rechtbank Limburg, 2020-04-23

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:3415
Date23 Abril 2020
Docket NumberC/03/276136 / BZ RK 20/528
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats: Maastricht

Familie en jeugd

Zaaknummer: C/03/276136 / BZ RK 20/528

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikking van 23 april 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd),

ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

wonend in [woonplaats] ,

thans verblijvende bij Mondriaan Zorggroep, locatie Wijerode,

hierna te noemen: betrokkene,

advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg, kantoorhoudend in Maastricht.

1 Het procesverloop
1.1.

Op 25 maart 2020 is bij de griffie een verzoekschrift tot het verlenen van een

rechterlijke machtiging ingekomen.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • -

    een afschrift van het indicatiebesluit van 25 november 2019;

  • -

    een afschrift van de beschikking instelling bewind en mentorschap van de rechtbank Limburg van 29 januari 2020;

  • -

    de aanvraag van het verzoek tot een rechterlijke machtiging van 21 februari 2020;

  • -

    de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde, van 3 maart 2020;

  • -

    de verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin betrokkene is opgenomen van 9 maart 2020;

  • -

    een afschrift van het zorgplan van 9 maart 2020.

Op 22 april 2020 zijn de aanvullende stukken van het CIZ ingekomen.

1.2.

De rechtbank heeft de advocaat van betrokkene op 1 april 2020 een brief gestuurd met het verzoek om middels een schriftelijke verklaring kenbaar te maken of betrokkene verweer voert en/of wil dat de zaak mondeling zal worden behandeld. De verklaring van de advocaat is ingekomen bij de griffie op 5 april 2020. De advocaat van betrokkene heeft hierin te kennen gegeven dat betrokkene zich niet refereert aan het verzoek en wenst dat de zaak mondeling wordt behandeld.

1.3.

In verband met de sluiting van de rechtbank per 17 maart 2020 door de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft de rechtbank de zaak op 23 april 2020 met instemming van alle betrokkenen via telehoren behandeld. Gehoord zijn:

  • -

    betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;

  • -

    [naam psychiater] , psychiater;

  • -

    [naam arts-assistent] , arts-assistent;

  • -

    [naam verpleegkundige] , verpleegkundige;

  • -

    [naam mentor] , mentor.

2 Het verzoek en verweer
2.1.

Het CIZ heeft verzocht ten aanzien van betrokkene een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van zes maanden.

2.2.

Betrokkene verklaart dat zij niet langer in Wijerode wil blijven. Zij wil alleen maar terug naar haar echtgenoot.

2.3.

De advocaat voert namens betrokkene verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, nu niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd. De advocaat heeft contact opgenomen met de geneesheer-directeur van Mondriaan en heeft hem verzocht ontslag te verlenen ten aanzien van betrokkene, aangezien de wettelijke beslistermijn door de rechtbank is overschreden. De geneesheer-directeur heeft vervolgens (voorwaardelijk) ontslag ten aanzien van betrokkene verleend, hetgeen met zich meebrengt dat de zogeheten nawerking van de rechterlijke machtiging die is verleend op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) is komen te vervallen. Betrokkene verblijft dientengevolge reeds enkele dagen op vrijwillige basis binnen Wijerode. De afgelopen dagen hebben zich desondanks geen incidenten voorgedaan waarbij betrokkene heeft geprobeerd de instelling te verlaten of anderszins een situatie heeft gecreëerd waardoor een opname op basis van een inbewaringstelling nodig was. Volgens de advocaat kan dientengevolge niet worden gesteld dat sprake is van verzet bij betrokkene, waardoor geen grond bestaat voor een rechterlijke machtiging in het kader van de Wzd. Nu betrokkene ook geen blijk heeft gegeven van de nodige bereidheid tot opname en verblijf valt betrokkene in de categorie van artikel 21 van de Wzd. Dit houdt in dat het verblijf van betrokkene in de zorgaccommodatie plaats kan vinden op grond van een besluit tot opname en verblijf van het CIZ. Indien tijdens de opname blijkt dat desondanks sprake dient te zijn van onvrijwillige zorg kan dit op grond van artikel 10, tweede lid, van de Wzd worden geboden op basis van het zorgplan. De advocaat overweegt voorts dat het verzoek niet toewijsbaar is, omdat de op grond van artikel 26, zesde lid, van de Wzd vereiste bescheiden niet bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT