Uitspraak Nº C/03/307944 / HA ZA 22-340. Rechtbank Limburg, 2022-10-19

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:7975
Docket NumberC/03/307944 / HA ZA 22-340
Date19 Octubre 2022

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

zaaknummer / rolnummer: C/03/307944 / HA ZA 22-340

Vonnis van 19 oktober 2022

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat),

zetelend te 's-Gravenhage,

eiseres,

advocaat mr. B.S. ten Kate en mr. M.F. Hiddema te Arnhem,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. I.L. van Geel te Helmond.

Partijen zullen hierna de Staat en [gedaagden] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de akte depot van 5 januari 2022 (aktenummer [nummer] ), waarbij de stukken als bedoeld in artikel 23 van de Onteigeningswet (Ow) zijn gedeponeerd;

  • -

    de dagvaarding;

  • -

    de conclusie van antwoord;

  • -

    de rolberichten van partijen van 5 oktober 2022, waarbij [gedaagden] heeft verklaard af te zien van het op 6 oktober 2022 geplande pleidooi en vonnis te vragen op de stukken en waarbij de Staat heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben, met de kanttekening dat wanneer de rechtbank voornemens zou zijn om de vorderingen van de Staat (deels) af te wijzen aan de Staat de mogelijkheid zal worden geboden om (schriftelijk) op het verweer van [gedaagden] te reageren.

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De overwegingen
2.1.

De Staat vraagt de rechtbank vervroegd uit te spreken de onteigening ten name van de Staat en ten algemenen nutte van:

- een gedeelte ter grootte van 11.094 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer] , groot 59.845 m² (grondplannummer [nummer] ).

2.2.

Bij Koninklijk Besluit van [datum] 2021, nummer [nummer] , gepubliceerd in de Staatcourant van [datum] 2021, nr. [nummer] (verder: het KB), heeft de Kroon ten behoeve van het project A2 Structurele verbreding Het Vonderen - Kerensheide besloten tot aanwijzing ter onteigening van de onroerende zaak als vermeld onder rechtsoverweging (rov.) 2.1., aangeduid op de desbetreffende grondtekening(en) zoals die ter inzage hebben gelegen.

2.3.

De Staat heeft aan [gedaagden] , laatstelijk bij brief van 8 maart 2022, voor de ontneming van het te onteigenen, vrij van lasten en rechten, aangeboden een schadeloosstelling van € 277.350,00.

Verweer tegen de onteigening

2.4.

Er is door [gedaagden] verweer gevoerd tegen de gevorderde onteigening.

2.5.

De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop.

Ingevolge de taakverdeling tussen de Kroon en de onteigeningsrechter, zoals deze is vormgegeven in de Onteigeningswet en is uitgelegd in de – mede tegen de achtergrond van art. 6 EVRM gevormde – rechtspraak, komt de onteigeningsrechter geen oordeel toe over de doelmatigheid van de voorgenomen onteigening, maar dient hij op een daartoe strekkend verweer wel de rechtmatigheid van het onteigeningsbesluit te toetsen. Deze rechtmatigheidstoets brengt mee dat de onteigeningsrechter, voor zover de stellingen van de te onteigenen partij daartoe aanleiding geven, dient te beoordelen of het desbetreffende besluit overeenkomstig de wet en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen. Ten aanzien van vragen die betrekking hebben op de noodzaak tot onteigening (waaronder de vraag of een zelfrealisatieverweer kan slagen) en de afweging van de betrokken belangen, dient de onteigeningsrechter te beoordelen of de Kroon in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. In beginsel dient de rechter bij de beantwoording van laatstbedoelde vragen alleen acht te slaan op feiten die in de bestuurlijke procedure tijdig naar voren zijn gebracht.

Voor een zelfstandige beoordeling door de onteigeningsrechter van de noodzaak tot onteigening is echter wel plaats - en in dat geval: naar het tijdstip van zijn uitspraak - indien hetgeen de te onteigenen partij aanvoert over de noodzaak van onteigening, zo dat juist wordt bevonden, meebrengt dat de onteigening, in het licht van na (de goedkeuring van) het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT