Uitspraak Nº C/03/304561 / FA RK 22-1601. Rechtbank Limburg, 2022-10-31

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:8618
Docket NumberC/03/304561 / FA RK 22-1601
Date31 Octubre 2022
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Familie en jeugd

Datum uitspraak: 31 oktober 2022

Zaaknummer: C/03/304561 / FA RK 22-1601

De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:

[de man] ,

verzoeker, verder te noemen de man,

wonend te [woonplaats] ,

advocaat mr. P.M.F.M. Maas, kantoor houdend te Maastricht.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

verder te noemen de moeder,

wonend op een bij de rechtbank bekend geheim adres,

advocaat mr. E. Meuwissen, kantoor houdend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,

ter zake het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning tevens de minderjarige:

[minderjarige] ,

verder te noemen [minderjarige] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015,

in rechte vertegenwoordigd door mr. A.M. Holmes,
advocaat, kantoor houdend te Maastricht,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige] ,
verder te noemen de bijzondere curator.

In zijn hoedanigheid als vermeld in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in deze procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht,

verder te noemen de raad.

Gezien de stukken, waaronder de beschikking van deze rechtbank van 12 mei 2022.

1 Het verdere verloop van de procedure
1.1.

Het verdere procesverloop blijkt uit:

- het verslag van de bijzondere curator van 22 juli 2022, ingekomen op 26 juli 2022;

- de brief van de moeder, ingekomen op 8 augustus 2022;

- het bericht van de man, ingekomen op 18 augustus 2022;

- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 16 september 2022;

- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2022 en waarbij zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door mr. Maas;

- de moeder, bijgestaan door mr. Meuwissen;

- de bijzondere curator;

- een vertegenwoordiger van de raad.

2 Het verslag van de bijzondere curator en de reacties van partijen
2.1.

De bijzondere curator stelt dat op het verzoek van de man het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] (Nederlands recht) dient te worden toegepast, aangezien erkenning volgens het nationale recht van de man (het Marokkaanse recht) niet mogelijk is en dit in strijd is met artikel 10:6 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Naar aanleiding van de gesprekken die de bijzondere curator met de man en de moeder heeft gevoerd, stelt hij dat er voldoende aanwijzingen zijn dat door de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] of de belangen van [minderjarige] zelf worden geschaad. Volgens de bijzondere curator is de moeder door het handelen van de man tijdens en na de relatie in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komen te verkeren, dat zij toen nauwelijks in staat was [minderjarige] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft. Dit blijkt niet alleen uit de verklaring van de moeder, maar ook uit de verklaringen van haar ouders en de stukken die de moeder ter onderbouwing van die verklaringen aan de bijzondere curator heeft getoond. Ook de huidige toestand van de moeder lijkt rechtstreeks het gevolg te zijn van de relatie die zij met de man heeft gehad, nu alleen al het verzoek van de man tot nieuwe en nadere spanningen bij de moeder heeft geleid. Hoewel de man een recht heeft om [minderjarige] te mogen erkennen, zijn [minderjarige] en de moeder gebaat bij rust, veiligheid en regelmaat en is het voldoende aannemelijk dat er een reëel risico bestaat dat de moeder ten gevolge van de erkenning door de man (opnieuw) niet in staat zal zijn om [minderjarige] een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. Daardoor is ook het risico, dat [minderjarige] bij erkenning door de man (nader) zal worden belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling, reëel. De bijzondere curator stelt zich daarom op het standpunt dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen.

2.2.

De moeder heeft aangegeven het eens te zijn met het standpunt van de bijzondere curator. De moeder heeft daarnaast schriftelijk verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man.

2.3.

De man heeft aangegeven het niet eens te zijn met het standpunt van de bijzondere curator. De man ontkent de door de moeder gestelde mishandelingen en bedreigingen ten stelligste. Het onderzoek door de bijzondere curator schetst een onvolledig beeld van de situatie. De man heeft voorheen altijd contact met [minderjarige] gehad en dit verliep ook goed. Er dient te worden vastgehouden aan het uitgangspunt dat er een familierechtelijke relatie tussen [minderjarige] en de man zal ontstaan. Tot slot stelt de man dat hij spijt heeft van het laatste gesprek met de bijzondere curator. Uit emotie heeft hij dingen gezegd die hij niet zo heeft bedoeld.

3 Het verweer van de moeder
3.1.

De moeder heeft schriftelijk verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring, althans afwijzing van de verzoeken van de man. Daartoe heeft zij een tijdlijn geschetst vanaf de start van de relatie van partijen tot aan deze procedure en waarin zij stelt veel met de man te hebben meegemaakt in de vorm van verbaal en fysiek geweld, bedreiging en stalking. De moeder heeft ook geen steun gehad van de man gedurende haar zwangerschap en de bevalling van [minderjarige] . Door alle gebeurtenissen is de moeder uiteindelijk zelfs in een zware (postnatale) depressie beland, had zij zelfmoordneigingen en heeft zij twee jaar nauwelijks de zorg voor [minderjarige] kunnen dragen, hetgeen ook heeft geleid tot een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Ondanks dat de moeder tot aan deze procedure al een aantal jaar niets meer van de man had vernomen, hield (en houdt) zij angstklachten die verband houden met de man. De moeder zit nog steeds in de ziektewet en zij heeft nachtmerries over de man. De moeder vreest dat de terugkeer van de man in haar leven opnieuw zal leiden tot een hervatting van het geweld en bedreigingen, zodanig dat zij opnieuw niet aan [minderjarige] kan bieden wat hij nodig heeft. Ook met [minderjarige] gaat het niet goed, in die zin dat hij in behandeling is bij een kinderpsycholoog omdat hij angsten heeft die verband lijken te houden met de man. Zo is [minderjarige] heel beschermend en claimend naar de moeder. Wanneer de man [minderjarige] mag erkennen, verwacht de moeder dat hij ook bijbehorende rechten zal claimen zonder te beseffen wat zijn gedrag doet met haar en [minderjarige] . Zijn verzoek dient dan ook te worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzoek tot omgang. Alleen al het feit dat de man alle stellingen van de moeder over zijn handelen ontkent en betwist, toont aan dat hij zijn verantwoordelijkheid niet kan nemen. De moeder vreest dan ook dat als de man een rol krijgt in het leven van [minderjarige] , de geschiedenis zich zal herhalen en zij en [minderjarige] opnieuw getraumatiseerd zullen raken. De man heeft [minderjarige] in de eerste drie jaar van zijn leven bovendien maar een paar keer kort gezien. Dit was altijd alleen op initiatief en aandringen van de moeder, die – ondanks haar angst voor de man – niet wilde dat [minderjarige] zonder zijn vader zou opgroeien. Als de man al kwam opdagen, had hij echter alleen aandacht voor de moeder en als zij liet merken dat zij daar niet van gediend was, werd hij opnieuw (fysiek) agressief, in bijzijn van [minderjarige] . De man is dan ook niet geschikt om voor [minderjarige] te zorgen en vormt een gevaar voor de moeder en de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Daarbij benadrukt de moeder dat [minderjarige] meer dan andere kinderen behoefte heeft aan duidelijke (soms extreme) structuur en dat hij de man nauwelijks kent en dan ook alleen als een agressieve en bedreigende man richting de moeder. Daarnaast bestaat het gevaar van internationale kinderontvoering als de man onbegeleide omgang met [minderjarige] zou krijgen.

4 Het verhandelde ter zitting
4.1.

Partijen en de bijzondere curator hebben ter zitting hun standpunten nog nader toegelicht en de raad heeft de rechtbank ter zitting geadviseerd ter zake de voorliggende verzoeken. De raad is van mening dat beide verzoeken van de man niet in het belang van [minderjarige] zijn. Met betrekking tot het verzoek vervangende toestemming tot...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT