Uitspraak Nº C/05/301936 / HA ZA 16-235. Rechtbank Gelderland, 2018-11-21

ECLIECLI:NL:RBGEL:2018:5416
Docket NumberC/05/301936 / HA ZA 16-235
Date21 Noviembre 2018
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/301936 / HA ZA 16-235

Vonnis van 21 november 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te Groesbeek,

eiser,

advocaat mr. C.C.J.M. Weijers te Nijmegen,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE BERG EN DAL,

zetelend te Groesbeek,

gedaagde,

advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg.

Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 7 maart 2018

  • -

    het conceptrapport van ing. O.S. Langhorst en ing. P.A.J. Kivit (verder samen: de deskundige) van 25 april 2018 (verder: het conceptdeskundigenbericht)

  • -

    de reacties op het conceptdeskundigenbericht van [eiser] van 13 juni 2018 en van de gemeente van 15 juni 2018

  • -

    het rapport van 4 juli 2018 met daarin aangegeven wijzigingen ten opzichte van het conceptdeskundigenbericht (verder: het rapport met wijzigingen)

  • -

    het deskundigenbericht van 4 juli 2018 (verder: het deskundigenbericht)

  • -

    de begrotingsbeslissing van 5 september 2018

  • -

    de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende akte voorwaardelijke aanvulling van eis van [eiser] van 12 september 2018

  • -

    de antwoordconclusie na deskundigenbericht tevens antwoordakte voorwaardelijke aanvulling van eis van de gemeente van 10 oktober 2018.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling
2.1.

In het tussenvonnis van 7 maart 2018 heeft de rechtbank in deze zaak een deskundigenbericht bevolen aangaande de in dat vonnis genoemde vragen.

2.2.

In het deskundigenbericht zijn de vragen als volgt beantwoord:

Vraag 1:

Kan het 1 à 2 keer per jaar stromen van een grote hoeveelheid water vanaf de openbare weg via de oprit over het perceel van de woning leiden tot verweking van de grond rond en onder de fundamenten van de woning, mede gelet op de samenstelling van die grond? Is daarbij de duur van het toestromen van het water van belang, indien er van uitgegaan wordt dat dit steeds niet meer dan een uur was?

Antwoord 1:

Het 1 à 2 keer stromen van een grote hoeveelheid water leidt niet tot verweking van de ondergrond rond en onder de fundering van de woning maar tot verlies van draagkracht van de fundering van het woonhuis. Verweking ontstaat in een ondergrond van leemhoudend zand. Hier is sprake van een grondsoort die bestaat uit fijn tot matig zand (matig tot sterk silthoudend). Verweking van de ondergrond wordt hiermee uitgesloten.

Vraag 7:

Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

Voor de rechter kennis te nemen punten zijn:

Schademechanisme is niet alleen afhankelijk van de ondergrond, maar ook van de constructie van het gebouw in combinatie met de fundering. Inzicht in de draagconstructie is daarbij noodzakelijk.

Antwoord:

De interactie tussen de constructie en ondergrond is van belang voor de beoordeling van de schade aan de woning. De draagkracht van de fundering wordt ontleend uit de ondergrond en het ontwerp van de fundering. De belasting op de fundatie en het ontwerp van de fundering is in de afgelopen jaren ongewijzigd geweest, er hebben zich sinds de jaren ‘70 geen verbouwingen plaatsgevonden. De grondwaterstand in de ondergrond is daarentegen wel gewijzigd. Als gevolg van een hogere grondwaterstand verandert de korrelspanning van de ondergrond, er treedt verzakking op. Als gevolg daarvan zakt de fundering op de locatie waar de grondwaterstand het meest wordt verhoogd. Dat is aan de achterzijde van de woning bij het laagste maaiveldniveau (bron onderbouwing hoofdstuk 7).

2.3.

De vragen 2 tot en met 6 zijn in het deskundigenbericht niet beantwoord. Bij deze aan de deskundige voorgelegde vragen van de rechtbank is steeds vermeld dat deze alleen beantwoord dienden te worden als de voorgaande vraag/vragen positief was/waren beantwoord, wat kennelijk niet het geval was.

2.4.

Blijkens het rapport heeft de deskundige bij zijn onderzoek de bodemopbouw bepaald met een geologisch en geotechnisch onderzoek, wat is weergegeven in hoofdstuk 6 van het deskundigenbericht. In dat hoofdstuk staat als conclusie

Conclusie

Ter plaatse van de [woonadres] blijkt dat de grond direct onder het maaiveld uit matig fijn zand (matig tot sterk silthoudend) te bestaan en reikt tot een diepte van ca. 12 m beneden maaiveld. Daaronder bevindt zich grof zand.

Verweking, ook wel drijfzand of “liqeufaction” genoemd […], is een geotechnisch mechanisme waarbij korrels in de grond los op elkaar zijn gestapeld en als een ‘kaartenhuis’ in elkaar storten. Als er wateroverspanning ontstaat, treedt verdichting op. Het proces kan zich meerdere keren voordoen, tot volledige verdichting van de grond is opgetreden. […] Deze volumeverkleining wordt ook wel contractantie genoemd. In provincie Zeeland zijn gevallend bekend waar door verweking onderwatertaluds volledig onderuit zijn gegaan.

Het grondtype dat gevoelig is voor verweking, is losgepakt, leemhoudend zand. Verweking kan bij gedeeltelijke verzadiging van water van de ondergrond optreden, maar is het sterkst aanwezig bij volledige verzadiging.

In de ondergrond bij de woning [woonadres] is geen leemhoudend zand aanwezig, maar fijn tot matig zand (matig tot sterk silthoudend). Daarmee concludeert Movares Nederland B.V. dat verweking geen mogelijke oorzaak is van de schades in de woning. […]

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het schadebeeld niet kan ontstaan door verweking. Hier is sprake van een grondsoort die bestaat uit fijn tot matig zand (matig tot sterk silthoudend). Opgemerkt wordt dat verweking ontstaat door de aanwezigheid van leemhoudend zand in de ondergrond.

2.5.

In het deskundigenonderzoek is aandacht besteed aan de interactie tussen de constructie, de fundering en de ondergrond, waarover in hoofdstuk 7 als volgt is gerapporteerd:

Schademechanisme is niet alleen afhankelijk van de ondergrond, maar ook van de interactie tussen de draagconstructie, fundering en de ondergrond. Inzicht in de draagconstructie is verkregen tijdens de locatiebezoek en uit de informatie uit de ontvangen stukken van de Rechtbank Gelderland. De belasting op de fundatie en de fundering is ongewijzigd geweest in de afgelopen jaren, er zijn sinds de jaren ‘70 geen verbouwingen uitgevoerd. De ondergrond is daarentegen wel gewijzigd. De korrelstructuur wijzigt bij een verandering van de korrelspanning onder de fundering op staal. Deze wijziging in korrelspanning is het gevolg van een hogere grondwaterstand. Een fundering op staal is dan ook gevoelig voor hogere grondwaterstanden en beïnvloedt het draagvermogen negatief (zie ook paragraaf draagkracht). Dit wordt tevens onderschreven in de geotechnische norm, NEN9997-1. Hierin staat aangegeven in artikel 6.5.2.2 lid c: het verplicht rekenen met hoogste grondwaterstand en rekening houdend met variatie in grondwaterstand.

Aangetoond is door “waterpassing” van de begane grondvloer:

• Begane grondvloer (hoogteverschil tot 29 mm);

• Scheurvorming zijgevel: scheurwijdte tot 3,0 mm (= schadeklasse 2);

• Scheurvorming achtergevel: scheurwijdte tot 4,0 mm ( schadeklasse 2);

• Verzakking afvoer: 50 mm ( schadeklasse 4/5);

• Verzakkingen opgetreden aan de draagconstructie (zie bijlage VI).

De woning bestaat uit metselwerk en een betonnen vloer en wordt als een “niet stijve bouwkundige constructie” beschouwd. De zakkingen vanuit de ondergrond worden door de constructie en de fundering gevolgd en met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT