Uitspraak Nº C/05/364601 / HZ ZA 20-20. Rechtbank Gelderland, 2020-07-22

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:3566
Date22 Julio 2020
Docket NumberC/05/364601 / HZ ZA 20-20
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rolnummer: C/05/364601 / HZ ZA 20-20

Vonnis van 22 juli 2020

in de zaak van

1 [eiser sub 1],

[adres],

2. [eiser sub 2],

[adres],

eisers,

advocaat mr. C. Houth te Uden,

tegen

de stichting

STICHTING DE WOONMENSEN,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde,

advocaat mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eisende partij] en Stichting De Woonmensen genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 22 januari 20201

  • -

    de akte van 19 februari 2020 van [eisende partij]

  • -

    de ingetrokken antwoordakte van 8 april 2020 van Stichting De Woonmensen

  • -

    de akte uitlaten van 20 mei 2020 van [eisende partij]

  • -

    de gecorrigeerde versie antwoordakte van 8 april 2020, ingediend 10 juni 2020, van Stichting De Woonmensen

  • -

    de antwoordakte van 24 juni 2020 van [eisende partij]

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling
2.1.

Deze zaak gaat over de vraag of de onderhandse verkoopwaarde van het met de koopgarantregeling gekochte appartement in maart 2011 juist is vastgesteld door makelaar [naam makelaar]. [eisende partij] heeft een deskundigenrapport overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat de onderhandse verkoopwaarde in maart 2011 te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft beslist dat de door de deskundigen bepaalde onderhandse verkoopwaarde in 2011 niet bruikbaar is voor de waardebepaling. De reden is dat de deskundigen het appartement inclusief de berging en de parkeerplaats hebben beoordeeld terwijl de opdracht was om het appartement zonder berging en parkeerplaats te taxeren. Tevens hebben de deskundigen vastgesteld dat [naam makelaar] in maart 2011 de geschatte woonoppervlakte van het appartement op 148 m2 heeft bepaald, terwijl de deskundigen zelf tot een woonoppervlakte van 125 m2 zijn gekomen.

2.2.

Bij tussenvonnis van 22 januari 2020 is [eisende partij] daarom in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten wat het oppervlakteverschil voor de getaxeerde waarde bij aankoop betekent. Daarnaast dient [eisende partij] zich uitlaten over zijn bereidheid om Stichting De Woonmensen te vrijwaren van eventuele aanspraken van [naam 1]. Stichting De Woonmensen kreeg de gelegenheid hierop bij antwoordakte te reageren.

Verjaring

2.3.

Als meest verstrekkende verweer heeft Stichting De Woonmensen zich beroepen op verjaring van de vordering gebaseerd op dwaling over de woonoppervlakte. Direct na het betrekken van de woning had [eisende partij] op eenvoudige wijze zelf met een duimstok de woonoppervlakte kunnen vaststellen, aldus Stichting De Woonmensen.

2.4.

Met [eisende partij] is de rechtbank van oordeel dat een beroep op een bevrijdend verweer met vergaande consequenties als verjaring ook een gedegen onderbouwing vraagt in het licht van artikel 3:52 lid 1 onder c BW. Hiervan is geen sprake. Het beroep op verjaring wordt afgewezen.

Grondslag: wederzijdse dwaling ten aanzien van het woonoppervlakte?

2.5.

Stichting De Woonmensen betwist verder dat [eisende partij] heeft aangegeven dat de grondslag van zijn vordering, wederzijdse dwaling, mede betrekking heeft op een door [naam makelaar] onjuist uitgangspunt voor wat betreft het aantal vierkante meters van het appartement. Het aantal vierkante meters is geen onderwerp van debat geweest. Daarnaast voert Stichting De Woonmensen aan dat de vordering van [eisende partij] moet stranden op artikel 7:17 lid 6 BW.

2.6.

Deze verweren slagen niet. Uit het feit dat [eisende partij] zich op het deskundigenrapport beroept ter onderbouwing van zijn stelling dat [naam makelaar] de waarde van het appartement onjuist heeft vastgesteld, moet het voor Stichting De Woonmensen duidelijk zijn geweest dat het geschatte woonoppervlakte daarvan deel uitmaakt. [eisende partij] heeft het verschil in woonoppervlakte ook benoemd. Ter zitting is het onderwerp van gesprek geweest. Omdat het debat tot aan de zitting meer gericht was op de gestelde onjuist vastgestelde onderhandse verkoopwaarde in het algemeen, heeft de rechtbank partijen de gelegenheid gegeven om een debat te voeren toegespitst op het verschil in de geschatte woonoppervlakte.

Voor artikel 7:17 lid 6 BW geldt dat het uitgaat van een vermoeden dat de vermelding van een oppervlakte slechts als aanduiding is bedoeld zonder dat de zaak daaraan behoeft te beantwoorden. Daargelaten dat dit artikel ziet op het leerstuk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT