Uitspraak Nº C/08/222821 / HA ZA 18-410. Rechtbank Overijssel, 2019-08-07

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:2824
Docket NumberC/08/222821 / HA ZA 18-410
Date07 Agosto 2019
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/222821 / HA ZA 18-410

Vonnis van 7 augustus 2019

in de zaak van

1 [eiser] ,

en

2. [eiseres],

beiden wonende te [plaats] ,

eisers,

advocaat mr. J.J. Borst te Zwolle,

tegen

de naamloze vennootschap VITENS N.V.,

gevestigd te Zwolle,

gedaagde,

advocaat mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda.

Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd worden. Gedaagde zal hierna Vitens genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 2 januari 2019

  • -

    de brief van 22 februari 2019 met het rapport van ir. E.A. van Essen van de zijde van [eisers c.s.]
    - het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2019 en de reactie daarop van de zijde van [eisers c.s.]

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

[eisers c.s.] zijn eigenaar van een agrarisch melkveebedrijf aan de [adres] te [plaats] en hebben ten behoeve van dit bedrijf meerdere percelen in eigendom.

2.2.

Al deze percelen liggen in het gebied waarin door Vitens drinkwater wordt gewonnen. Als gevolg van deze waterwinning daalt het grondwater, hetgeen leidt tot droogteschade op de percelen van [eisers c.s.] ontvangen van Vitens jaarlijks (een voorstel voor) een vergoeding voor deze schade. Deze vergoeding bedroeg over de jaren 2006 tot en met 2009 tussen de € 17.000,- en € 18.000,- per jaar en over 2010 ruim € 19.000,-.

2.3.

Vitens baseert zich bij haar voorstellen tot vergoeding van de droogteschade nagenoeg altijd op het advies van de Adviescommissie Schade Grondwater (hierna te noemen: ACSG), voorheen genaamd de Commissie van Deskundigen Grondwaterwet (hierna te noemen: CDG). Deze commissie voert namens de twaalf provincies onderzoek uit naar de schade als gevolg van wateronttrekking, zulks op verzoek van degenen die menen schade te lijden.

2.4.

Per brief van 12 mei 2010 heeft de CDG aan [eisers c.s.] een advies uitgebracht over de herziening van de op dat moment bestaande schaderegeling voor de waterwinning te [plaats] . In die brief staat onder meer vermeld:

1. INLEIDING


In augustus 2001 heeft de toenmalige Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (nu: LTO-Noord) namens de betrokken rechthebbenden in de omgeving van [plaats] een verzoek om onderzoek ingediend om de bestaande schaderegeling als gevolg van de onttrekking op pompstation [plaats] van Vitens te herzien.
(…)”

2.5.

In het rapport “Schadeonderzoek Grondwateronttrekking [plaats] ” van de CDG uit april 2010 dat aan voornoemd advies ten grondslag ligt, staat – voor zover relevant – het volgende vermeld:

1 INLEIDING

Verzoek 1

In augustus 2001 heeft de toenmalige Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (nu: LTO-Noord) namens de betrokken rechthebbenden in de omgeving van [plaats] een verzoek om onderzoek ingediend naar gewasschade als gevolg van de onttrekking op het pompstation [plaats] van Vitens.

Voor het gebied is in 1972 een schaderegeling afgesloten. Op 19 december 2000 heeft Vitens te kennen gegeven de bestaande schaderegeling voor de waterwinning [plaats] met ingang van 2001 te willen herzien.

Verzoek 2
In september 2009 ontving de CDG per mail van LTO-Noord de adressen van een nieuwe groep landbouwers, die binnen het nieuwe invloedsgebied [plaats] liggen, en niet onder de oude schaderegeling vallen. (…)

(…)

4.1.4

Extra herinzaai

Op percelen met gewasschade als gevolg van de waterwinning, zou volgens LTO-Noord mogelijk extra herinzaai van gras nodig zijn vanwege toenemende onkruiddruk en afnemende opbrengsten.

Over het algemeen geldt, dat bewerking en vernieuwing van de graszode van tijd tot tijd gebruikelijk is, ook in gebieden zonder waterwinning. Bij hoge opbrengstdepressies, zoals berekend vlakbij de pompputten, is extra schade eventueel mogelijk. Op percelen met enkele procenten opbrengstdepressie door de waterwinning is extra inzaai als gevolg van de winning volgens de commissie onwaarschijnlijk.

Bij de bepaling van de opbrengstschade als gevolg van de verlaging door de winning [plaats] is geen rekening gehouden met extra kosten voor herinzaai. In voorkomende gevallen kan eventueel op ad hoc basis de aan de grondwaterwinning toe te schrijven extra kosten voor herinzaai worden vastgesteld op basis van concreet aan te leveren gegevens. In het model voor een schaderegelingsovereenkomst is hiertoe een bepaling opgenomen.”

2.6.

In 2011 heeft de CDG de notitie “Berekening normbedrag grasland en voedergewassen vanaf 2011” opgesteld. Deze notitie luidt, voor zover van belang, als volgt:

1. INLEIDING

(…)
De commissie ontvangt in toenemende mate opmerkingen van de zijde van de landbouw over de omvang van de ondervonden schade als gevolg van grondwateronttrekking zoals de commissie die berekent. Naast verlies van opbrengst zou ook sprake zijn van extra kosten. Zo zou vaker herinzaai moeten plaatsvinden en aankoop van ruwvoer zou gepaard gaan met allerlei (extra) kosten (o.a. arbeid, inkuiladvies). De commissie stelt dat de landbouw de toename van de frequentie en de kosten van herinzaai, alsmede de (extra) kosten van aankoop van ruwvoer met rekeningen dan wel op andere wijze moet kunnen onderbouwen. De commissie heeft er steeds op aangedrongen haar dergelijke gegevens ter beschikking te stellen. Recent heeft de commissie op bedrijfsniveau enige gegevens uit de praktijk ontvangen. De gegevens zijn afkomstig van een enkel bedrijf. De landbouw heeft nog niet in brede zin praktijkgegevens aangereikt. (…) In de tot nu toe ontvangen gegevens heeft de commissie voldoende aanleiding gezien om de berekening van het normbedrag per procent opbrengstderving aan een kritische onderbouwing te onderwerpen.

(…)
6. EXTRA KOSTEN HERINZAAI

(…) In de praktijk wordt blijvend grasland gemiddeld eens in de 6 à 7 jaar opnieuw ingezaaid. Deze frequentie wordt in de literatuur ondersteund. Bij haar berekening gaat de commissie uit van eens in de 6,5 jaar in de situatie zonder grondwateronttrekking, waarbij sprake is van in de praktijk optredende opbrengstdepressies. Zowel van de zijde van de landbouw als vanuit de literatuur zijn geen (concrete) gegevens bekend, die aangeven of en zo ja in welke mate de frequentie van herinzaai toeneemt bij grondwateronttrekking. Wel staat vast dat toenemende droogte de kwaliteit van de grasmat nadelig beïnvloedt wat leidt tot eerdere herinzaai om de kwaliteit te herstellen. De commissie is van oordeel dat grondwateronttrekking de kans op het optreden van droogte vergroot en zo, gelet ook op de ontvangen signalen vanuit de landbouw, aanleiding vormt tot een grotere frequentie van herinzaai. Wel is ze van mening dat de landbouw deze toename in frequentie nog onvoldoende met bewijsstukken aantoont. De commissie is echter van mening dat toename van de kosten van herinzaai door het vaker optreden van droogte als gevolg van grondwateronttrekking moet worden betrokken in haar schadeberekening. Om hier invulling aan te geven gaat de commissie uit van een toename van de frequentie van herinzaai tot gemiddeld eens in de 5,5 jaar bij een (arbitrair aangenomen) maximaal te berekenen gemiddelde opbrengstdepressie door grondwateronttrekking van 10 à 15%, gemiddeld 12,5%.

(…)
Bij een teeltplan van 75% grasland en 25% mais, bedragen de extra kosten van herinzaai € 2,08. (…) Feitelijk zouden per jaar de kosten van herinzaai moeten worden berekend. De kosten van het merendeel van de onderscheiden posten van herinzaai hangen in belangrijke mate samen met de inflatie. Uit praktische overwegingen wordt ervoor gekozen dit bedrag jaarlijks te indexeren op basis van de inflatie en als een toeslag op het normbedrag per % per ha te plaatsen.

Door de toeslag op het normbedrag te plaatsen, krijgt de landbouwer met een geringere toename van de opbrengstderving dan 10 à 15% (gemiddeld 12,5%) ook minder vergoed. Dit is reëel. Bij enkele procenten opbrengstderving zal extra herinzaai niet of in veel mindere mate aan de orde zijn.

7 NIEUW NORMBEDRAG VOOR GRASLAND EN VOEDERGEWASSEN

De commissie stelt vast dat het door haar gehanteerde normbedrag per procent opbrengstderving, met uitzondering van de jaren 2007 en 2009, een vergelijkbaar niveau laat zien (…). De kosten van extra herinzaai vormen wel een nieuw element in het normbedrag per procent opbrengstderving. De commissie acht deze kosten op grond van informatie over verslechtering van de kwaliteit van de grasmat bij toenemende droogte, reëel. (…) De kosten van deze extra inzaai zijn omgerekend naar een toeslag op het normbedrag per procent opbrengstderving per ha per jaar. (…)

De commissie stelt voor uit te gaan van een nieuw normbedrag per procent opbrengstderving voor grasland en voedergewassen zoals in het voorgaande is besproken. (…)

(…)

Toeslag extra herinzaai € 2,08”

2.7.

[eisers c.s.] , Vitens en LTO Noord hebben hun bedenkingen geuit tegen het hiervoor onder 2.4 genoemde advies van de CDG, waarna de CDG op 9 januari 2012 een nader advies heeft uitgebracht. In dat advies staat onder meer vermeld:

2. REACTIE OP BEDENKINGEN VITENS

(…)

2.5

Concreter advies over schade door extra herinzaai

De CDG stelt zich voor dit punt ook op het standpunt, dat belanghebbende zelf met bewijsstukken dient aan te tonen dat schade door extra herinzaai is geleden.
Voor de verdere reactie op deze bedenking, zie: Reactie op de bedenkingen van LTO Noord, paragraaf 3.4 en reactie op de bedenkingen van de [eisers c.s.] .

3 REACTIE OP BEDENKINGEN LTO NOORD
3.1

Extreme verlaging normbedrag

De aanzienlijk lagere schadevergoeding volgens de nieuwe schadeberekeningen wordt voornamelijk veroorzaakt door een fors lager normbedrag per % opbrengstverandering op graslandbedrijven. Het normbedrag in de oude schaderegeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT