Uitspraak Nº C/09/539467 / FA RK 17-7013. Rechtbank Den Haag, 2017-12-18

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:14850
Date18 Diciembre 2017
Docket NumberC/09/539467 / FA RK 17-7013
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 17-7013

Zaaknummer: C/09/539467

Datum beschikking: 9 november 2017 (bij vervroeging)

Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 12 september 2017 ingekomen verzoek van:
[verzoekster] ,

de moeder,

wonende te [woonplaats] , Duitsland,

advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de vader,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. M. Gonera-Alta te Hoogeveen.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • -

    het verzoekschrift;

  • -

    het verweerschrift.

Op 28 september 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Olland. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.

Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daar om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.

Bij beschikking van 28 september 2017 van deze rechtbank is drs. A. van Teijlingen benoemd tot bijzondere curator over de minderjarigen:

- [1. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

(hierna: [1. minderjarige] ),

- [2. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

(hierna: [2. minderjarige] ) en

- [3. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

(hierna: [3. minderjarige] ).

Iedere verdere beslissing is aangehouden.

De rechtbank heeft voorts nog de volgende stukken ontvangen:

- een F9-formulier van 26 oktober 2017 met daarbij een verslag van het verloop van de voogdij over [2. minderjarige] van 19 oktober 2017 van Kinder- und Jugendhilfe Ems-Vechte te [plaatsnaam] .

Tevens heeft de rechtbank het rapport van de bijzondere curator ontvangen.

Op 30 oktober 2017 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat, en de bijzondere curator. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd. Van de zijde van de moeder is een beëdigde vertaling van het door haar op 26 oktober 2017 overgelegde verslag van Kinder- und Jugendhilfe Ems-Vechte te Nordhorn, overgelegd.

Mr. H. Dragtsma heeft [1. minderjarige] en [2. minderjarige] , afzonderlijk van elkaar maar in het bijzijn van de bijzondere curator, gesproken.

[3. minderjarige] is ook opgeroepen voor een gesprek met de rechtbank maar is niet verschenen. Zijn mening is (naast hetgeen reeds in het verslag van de bijzondere curator is opgenomen) door de bijzondere curator ter zitting kenbaar gemaakt.

Beoordeling

Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Duitsland zijn partij bij het Verdrag.

Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.

Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag

Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of

gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).

Niet in geschil is dat beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.

Gewone verblijfplaats

Tussen partijen is onder meer in geschil wat de gewone verblijfplaats van de kinderen is. De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘gewone verblijfplaats van het kind’ als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, van het Verdrag een feitelijk begrip is waar inhoud aan wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij gaat het, kort gezegd, om de plaats waarmee het kind onmiddellijk voorafgaande aan zijn overbrenging of achterhouding maatschappelijk de nauwste bindingen heeft. Tot de voor de bepaling van de gewone verblijfplaats van het kind in aanmerking te nemen factoren kunnen, naast fysieke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT