Uitspraak Nº C/09/545573 / HA ZA 18-23. Rechtbank Den Haag, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:702
Docket NumberC/09/545573 / HA ZA 18-23
Date30 Enero 2019
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/545573 / HA ZA 18-23

Vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2019

in de zaak van

1 ZELFSTANDIGEN BOUW te Woerden,

2. [eiser A] te [plaats 1] ,

3. [eiser B] te [plaats 2] ,

4. [eiser C] te [plaats 3] ,

eisers,

advocaat mr. J.J.M. Sluijs te Den Haag,

tegen

1 DE STAAT DER NEDERLANDEN te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. E.H. Pijnacker Hordijk te Den Haag,

2. STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET

SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF te Zeist,

gedaagde,

advocaat mr. E. Lutjens te Amsterdam .

Eisers worden hierna respectievelijk ‘Zelfstandigen Bouw’, ‘ [eiser A] ’, ‘ [eiser B] ’, ‘ [eiser C] ’, dan wel gezamenlijk Zelfstandigen Bouw c.s. genoemd. Gedaagde sub 1 wordt aangeduid als ‘de Staat’ en gedaagde sub 2 wordt aangeduid als ‘Bpf Schilders’.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 24 november 2017 met producties;

  • -

    de conclusie van antwoord namens de Staat met productie;

  • -

    de conclusie van antwoord namens Bpf Schilders met producties;

  • -

    het tussenvonnis van 14 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 5 november 2018 en de opmerkingen van Zelfstandigen Bouw c.s. bij brief van 26 november 2018 daarover.

1.2.

Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Zelfstandigen Bouw is een vereniging die belangen behartigt van zelfstandigen zonder personeel (hierna: ‘zzp’ers’) in de bouw. Onder haar leden bevinden zich onder meer zzp’ers die werkzaam zijn in de schildersector (hierna: ‘zzp-schilders’). [eiser A] , [eiser B] en [eiser C] zijn zzp-schilders.

2.2.

Bpf Schilders is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet, waarin personen deelnemen die in de bedrijfstak voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf werkzaam zijn. Bpf Schilders voert de geldende pensioenregeling uit.

2.3.

De Staat heeft deelneming in Bpf Schilders verplicht gesteld. Sinds 1951 geldt de verplichtstelling van deelneming in Bpf Schilders voor bedrijfsgenoten, waaronder destijds werden verstaan allen die werkzaam zijn in het schildersbedrijf met inbegrip van werkgevers en zelfstandige werkers. De verplichtstelling is daarna enkele keren gewijzigd. Per 1 januari 2000 is Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds uit 1949 (hierna: ‘Wet Bpf 1949’) vervangen door de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (hierna: ‘Wet Bpf 2000’).

2.4.

De verplichte deelneming is voor het laatst vastgelegd bij Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf van 15 september 2015 (hierna: ‘Verplichtstellingsbesluit’). Het Verplichtstellingsbesluit werd daarbij gebaseerd op de Wet Bpf 2000.

2.5.

Aan het Verplichtstellingsbesluit lag een aanvraag ten grondslag van de Koninklijke Vereniging OnderhoudNL, vereniging van (restauratie-)schilders- en (totaal-)-onderhoudsbedrijven, industriële onderhouds- en glaszetbedrijven (hierna: ‘OnderhoudNL’), FNV en CNV Vakmensen gezamenlijk (hierna: ‘sociale partners’). Bij brief van 6 februari 2015 hebben sociale partners verzocht om de verplichtstelling tot deelneming in Bpf Schilders te wijzigen in verband met de Wet verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd (hierna: ‘verplichtstellingsverzoek’). Het verplichtstellingsverzoek werd met het Verplichtstellingsbesluit gehonoreerd.

2.6.

Als gevolg van de verplichte deelneming zijn zzp-schilders ertoe gehouden om, ten behoeve van de vorming van aanvullend pensioen, premies aan Bpf Schilders af te dragen.

3 Relevante wetgeving en beleid
3.1.

Relevante bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: ‘VEU’), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: ‘VWEU’), de Wet Bpf 2000, de Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000, het Verplichtstellingsbesluit, de Mededingingswet (hierna: ‘Mw’) en de Pensioenwet (hierna: ‘Pw’) zijn voor zover van belang opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van dit vonnis.

4 Het geschil
4.1.

Zelfstandigen Bouw c.s. vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

I. voor recht verklaart dat het, op verzoek van sociale partners, door de Staat verplichtstellen van deelneming voor zelfstandigen in een bedrijfstakpensioenfonds onder de werkingssfeer van het kartelverbod (artikel 6 Mw en/of artikel 101 VWEU) valt, en dat deze verplichtstelling een merkbare mededingingsbeperking is als bedoeld in het kartelverbod (artikel 6 Mw en/of artikel 101 VWEU);

II. het Verplichtstellingsbesluit onverbindend althans buiten toepassing verklaart voor zover het zzp-schilders betreft;

III. Bpf Schilders opdraagt per direct de bij Bpf Schilders aangesloten zzp-schilders van premieafdracht te ontheffen en in ontheffing te houden;

IV. de Staat en Bpf Schilders veroordeelt in de proceskosten.

4.2.

Zelfstandigen Bouw c.s. legt aan haar vorderingen, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. De Wet Bpf 2000 biedt geen grondslag om zzp’ers verplicht te laten deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds. De verplichte deelneming voor zzp-schilders in Bpf Schilders moet buiten toepassing worden verklaard, omdat de afspraak/het besluit van sociale partners dat ten grondslag ligt aan hun verplichtstellingsverzoek in strijd is met het kartelverbod, zoals neergelegd in art. 6 Mw en art. 101 VWEU. Sociale partners handelden daarbij in de hoedanigheid van ondernemersvereniging voor zover zzp’ers daardoor worden gebonden, zodat hun afspraak onder de reikwijdte van het kartelverbod valt. De afspraak strekt er naar zijn aard toe de mededinging merkbaar te beperken, althans heeft merkbare mededingingsbeperkende gevolgen, omdat als gevolg van de verplichtstelling zzp-schilders rechtstreeks in hun concurrentiemogelijkheden worden beperkt met betrekking tot de arbeidskosten, die 90% van de eindprijs van de dienstverlening van zzp-schilders bedragen. Zzp-schilders worden daardoor belemmerd om onderling en met schildersbedrijven met personeel te concurreren.

Omdat de afspraak van sociale partners in strijd is met het kartelverbod, is ook het verplichtstellingsverzoek in strijd met het kartelverbod. Dat brengt met zich mee dat ook het Verplichtstellingsbesluit in strijd is met het kartelverbod dan wel de ‘nieuwe norm’ die de Staat verplicht geen maatregelen te nemen die een mededingingsbeperkende afspraak dwingend oplegt of begunstigt (art. 4 lid 3 VEU gelezen in samenhang met art. 101 VWEU).

4.3.

De Staat en Bpf Schilders voeren verweer.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling
5.1.

Partijen houdt in de kern verdeeld of (i) de Wet Bpf 2000 een grondslag biedt om zzp’ers verplicht te laten deelnemen in Bpf Schilders en of (ii) de afspraak van sociale partners om te komen tot een wijziging van de aansluitplicht bij Bpf Schilders, (iii) het verplichtstellingsverzoek alsmede (iv) het Verplichtstellingsbesluit in strijd zijn met het kartelverbod in de zin van art. 6 lid 1 Mw en art. 101 lid 1 VWEU. De rechtbank zal deze geschilpunten beoordelen voor zover noodzakelijk voor de beslissing op de vorderingen.

(i) De Wet Bpf 2000 en de verplichtstelling van zzp’ers

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat de Wet Bpf 2000 een grondslag biedt om zzp’ers verplicht te laten deelnemen in Bpf Schilders. Daartoe is het volgende redengevend.

5.3.

Bpf Schilders is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet, waarin deelneming verplicht is gesteld op basis van de Wet Bpf 2000. Art. 2 lid 1 Wet Bpf 2000 biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid om de deelneming verplicht te stellen voor “een of meer bepaalde groepen van personen die in de betrokken bedrijfstak werkzaam zijn”. Daarmee is verplichtstelling tot deelname voor zzp’ers, die in de betrokken bedrijfstak werkzaam zijn, in beginsel mogelijk.

5.4.

Dit is nader uitgewerkt in de Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000, die rechtstreeks gebaseerd zijn op de in de Wet Bpf 2000 geboden mogelijkheid om nadere regels te stellen. Daarin wordt overwogen dat uit de werkingssfeer van de verplichtstelling moet blijken wie van de in de bedrijfstak werkzame personen als deelnemer in het pensioenfonds verplicht worden deel te nemen. Daarbij wordt eveneens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid dat personen die in een andere hoedanigheid dan werknemer in de bedrijfstak werkzaam zijn ook onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds kunnen vallen, met de kanttekening dat indien dit van toepassing is, gedefinieerd moet worden welke personen worden bedoeld. Dit laatste is in het Verplichtstellingsbesluit gebeurd, waarin onder bedrijfsgenoten wordt verstaan: “Alle personen die in de bedrijfstak als werknemer werkzaam zijn of als werkgever werkzaamheden doen verrichten of als zelfstandig werker dat bedrijf uitoefenen, zonder daartoe een of meer werknemers in dienst te hebben alsmede de rechtverkrijgenden van deze personen.”

5.5.

Daar komt bij dat in de Wet Bpf 1949, de voorloper van de Wet Bpf 2000, een bepaling was opgenomen zakelijk gelijk aan het huidige art. 2 lid 1 Wet Bpf 2000. Anders dan Zelfstandigen Bouw c.s. acht de rechtbank dit een relevante omstandigheid. Art. 3 lid 1 Wet Bpf 1949 gaf namelijk de mogelijkheid om deelname “voor alle of bepaalde groepen van bedrijfsgenoten” verplicht te stellen. Daarbij werd in art. 1 onder b een bedrijfspensioenfonds gedefinieerd als “een in een bedrijfstak werkend fonds, waarin hetzij alleen ten bate van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT