Uitspraak Nº C-09-516409-HA ZA 16-949. Rechtbank Den Haag, 2018-09-26

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:11413
Docket NumberC-09-516409-HA ZA 16-949
Date26 Septiembre 2018
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/516409 / HA ZA 16-949

Vonnis van 26 september 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. P.W.L. Russell te Amsterdam ,

tegen

de rechtspersoon naar publiek recht

GEMEENTE DEN HAAG,

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 4 augustus 2016 met producties 1 tot en met 163;

  • -

    de conclusie van antwoord van 7 december 2016 met producties 1 tot en met 150;

  • -

    het tussenvonnis van 23 december 2016 waarbij een comparitie van partijen ten

overstaan van de meervoudige kamer is bevolen;

- de akte overlegging producties, tevens wijziging van eis, tevens voorwaardelijk

verzoek ex. artikel 194 Rv met producties 164, 165 en 166 van de zijde van

[eiser] ;

- de antwoordakte, tevens houdende overlegging producties 151 tot en met 157 van

de zijde van de Gemeente;

- het proces-verbaal van de op 6 juli 2017 gehouden comparitie van partijen en de

daarin genoemde stukken, te weten de brief van 29 juni 2017 met twee bijlagen en

de akte uitlating producties van de zijde van [eiser] ;- het door bemiddeling van het Internationaal Juridisch Instituut verkregen juridisch advies aan de arrondissementsrechtbank Den Haag van 30 maart 2018 van professor Michel Grimaldi van de Universiteit Panthéon-Assas te Parijs;

- de akte uitlating deskundigenbericht professor Grimaldi van 30 maart 2018 alsmede overlegging producties 167 tot en met 172 d.d. 6 juni 2018 van de zijde van [eiser] ;

- de akte uitlating deskundigenadvies d.d. 6 juni 2018 van de zijde van de Gemeente.

1.2.

Het proces-verbaal van de op 6 juli 2017 gehouden comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het proces-verbaal te reageren. [eiser] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 1 augustus 2017 en de Gemeente heeft dat gedaan bij brief van 2 augustus 2017. Deze brieven zijn aan het proces-verbaal gehecht. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van de inhoud van deze brieven.

1.3.

Uiteindelijk is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten
2.1.

Dr. Abraham Bredius (hierna: Bredius), geboren te Amsterdam op 18 april 1855 en gestorven te Monaco op 13 maart 1946, was kunstkenner en -verzamelaar. Hij is onder meer onderdirecteur geweest van het Nederlands Museum voor Geschiedenis en Kunst - dat later is opgegaan in het Rijksmuseum - en van 1889 tot 1909 directeur van het Mauritshuis te Den Haag.

2.2.

[X] (hierna: [X] ), kunstcriticus, geboren op [geboortedatum 1] en gestorven op [datum overlijden 1] , werd aangeduid als de “particulier secretaris” van Bredius. De vader van [eiser] , de heer [Y sr] (geboren op [geboortedatum 2] en gestorven op [datum overlijden 2] , hierna: [Y sr] ) was een neef en erfgenaam van [X] .

2.3.

Een deel van zijn kunstcollectie hield Bredius in zijn eigen woning aan de Prinsegracht 6 te Den Haag (hierna: het Brediushuis).

2.4.

In 1922 heeft Bredius zich, (mede) vanwege fiscale redenen, gevestigd te Monaco. De Gemeente heeft het Brediushuis op 23 maart 1922 van Bredius gekocht. [X] was toen reeds vertrokken naar [plaats 4].

2.5.

Bij notariële akte van 23 maart 1922 heeft Bredius voorts aan de Gemeente in bruikleen gegeven zijn kunstcollectie, bestaande uit een groot aantal schilderijen, een aantal tekeningen, twee beelden, kasten met porselein, zilver en kristal en verschillende boekwerken (productie 6 bij dagvaarding). De notariële akte bevat onder meer de navolgende passage:

“De Gemeente […] is verplicht de in bruikleen gegeven voorwerpen als één collectie ter publieke bezichtiging ten toon te stellen op de eerste etage en de galerij van het vroegere woonhuis van [Bredius] aan de Prinsegracht nummer 6 te ’s-Gravenhage en deze als verzameling-Bredius tijdens den duur van het bruikleen in stand te houden.”

2.6.

Eerder had de Gemeente bij raadsbesluit van 24 februari 1922 besloten onder meer tot de koop van het Brediushuis en de aanvaarding van de onder 2.5 bedoelde bruikleen van Bredius. In dat raadsbesluit is voor zover relevant het volgende opgenomen:

“Dr A. Bredius, die sedert jaren onze stadsgenoot is, heeft het besluit genomen zich in het buitenland te vestigen. Hij wil echter ’s-Gravenhage niet berooven van het genot zijner kostbare en terecht bewonderde kunstverzameling, welke zich gedeeltelijk in bruikleen in het Mauritshuis, gedeeltelijk in zijn woning Prinsegracht 6 bevindt. Ofschoon besloten om mettertijd den band tusschen deze verzameling en onze stad duurzaam te maken, meent hij thans eene regeling te moeten treffen, welke, zoo zij al een minder definitief karakter draagt, toch practisch op hetzelfde neerkomt. Hij wil namelijk het kunstbezit, dat thans in zijn woonhuis gevonden wordt, als verzameling-Bredius aan de Gemeente in bruikleen afstaan, met de bedoeling, dat deze verzameling althans voorlopig in het door hem tot nu toe bewoonde perceel tentoongesteld, voor het publiek toegankelijk zal zijn.”

2.7.

Bij onderhandse akte van 27 maart 1922 heeft [X] aan de Gemeente in bruikleen gegeven een drietal kasten met onder meer Chinees porselein en een tekening genaamd “De Bedelaar” van W.A. van Konijnenburg, teneinde deze kasten in het perceel aan de Prinsegracht 6 te Den Haag en de tekening in het Haags Gemeentemuseum ten toon te stellen (productie 11 bij dagvaarding).

2.8.

Op 15 juni 1922 is het museum Bredius, gevestigd op de eerste etage (ook wel bel-etage genoemd) en de galerij van het Brediushuis, geopend. Ter gelegenheid van de opening heeft Bredius aan de Gemeente het schilderij “De Satyr bij den Boer” van Jan Steen geschonken.

2.9.

In 1926 is verschenen de “Gids met beknopten catalogus van de schilderijen en teekeningen” betreffende het museum Bredius van de hand van Dr. G. Knuttel (productie 14 bij antwoord, hierna: de catalogus Knuttel). In de eerste alinea van deze catalogus valt (op pagina 3) te lezen:

“Bij zijn vertrek uit het Vaderland heeft Dr. Abraham Bredius met groote vrijgevigheid aan onze stad […] de rijke kunstverzameling, welke zich in zijn woning bevond in bruikleen afgestaan, terwijl hij een der belangrijkste werken, Jan Steen’s “Satyr bij den boer” daarbij aan de Gemeente heeft geschonken, toezeggende, dat de geheele verzameling later aan de stad in eigendom zal overgaan.”

De hierboven aangehaalde passage is eveneens als eerste alinea opgenomen in de in 1928 verschenen Franse versie van de catalogus Knuttel (productie 15 bij antwoord) en als eerste alinea in de (Nederlandstalige) “Geïllustreerde gids met beknopten catalogus” betreffende het museum Bredius die in 1933 is verschenen (productie 16 bij antwoord).

2.10.

Na zijn vertrek naar Monaco in 1922 heeft Bredius het zich in het Brediushuis bevindende deel van zijn collectie uitgebreid en in bruikleen gegeven aan de Gemeente (vgl. bijvoorbeeld producties 74 en 77 bij dagvaarding). In de brief met bijlagen van 26 september 1940 van de Directeur der Gemeente Musea aan het college van burgemeester en wethouders (productie 9 bij dagvaarding) is daarover het volgende opgenomen:

“Dr. Bredius heeft sedert 1922 aan de verzameling verschillende stukken toegevoegd, welke hij deels zelf heeft verworven, deels van particulieren voor dit doel ten geschenke heeft ontvangen. Al deze toevoegingen […] zijn onderworpen aan denzelfden bepalingen als het oorspronkelijke bruikleen.”

2.11.

Het zich in het Brediushuis bevindende deel van de collectie-Bredius is eind 1944/begin 1945 vanwege het gevaar van beschadiging door bombardementen ondergebracht in het gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij. Na de oorlog is het museum Bredius op 7 juli 1945 heropend. Tijdens de oorlog was de administratie/registratie van de kunstwerken van het museum Bredius verloren gegaan als gevolg van het bombardement van Bezuidenhout op

30 maart 1945. In 1945 is de catalogus van Knuttel aangevuld met een “supplement-catalogus 1945” (productie 14 bij antwoord).

2.12.

Bredius heeft voor het laatste bij testament van 26 april 1944 over zijn nalatenschap beschikt (productie 21 dagvaarding, hierna: het testament Bredius). Bredius heeft [X] daarbij benoemd als enig erfgenaam en executeur-testamentair. Dit testament, verleden voor notaris [de notaris 1] te [plaats 1] , bevat onder meer het navolgende legaat (hierna: het legaat aan de Gemeente):

“Je lègue à la ville de La Haye (Pays Bas), tous les tableaux et tous les objets d’art qui sont exposés au Musée Brédiusuis, au Prinsegracht, à la Haye ils devront rester exposés exclusivement dans ledit Musée.”

2.13.

In het testament Bredius gaan direct aan het legaat aan de Gemeente vooraf de twee navolgende passages:

“Je casse, révoque et déclare pour non valable tous les testaments ou dispositions testamentaires que j’ai pu faire avant ce jour”

en

“Je lègue à L’Etat des Pays Bas, les tableaux qui ont orné pendant de nombreuses années, le Musée Maurtishuis à La Haye, ils devront rester exposés exclusivement dans ledit Musée”.

2.14.

Na het legaat aan de Gemeente zijn in het testament van Bredius de navolgende legaten opgenomen:

“Je lègue à Monsieur [X] :

[…]

Un petit livre d’esquisses de Van Goyen, se trouvant dans une grande armoire de mon bureau dans la maison Bredius à La Haye.”

en

“Je lègue à Messieurs [… 1] et [… 2] les procelaines de Chine se trouvant dans les armoires du mur dans mon ancienne chambre à coucher, et l’argenterie se trouvant dans une armoire en bois de satin, sise dans cette même chambre de mon ancienne maison à La Haye,...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT