Uitspraak Nº C/09/553379 / FA RK 18-3603. Rechtbank Den Haag, 2018-07-11

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:8514
Date11 Julio 2018
Docket NumberC/09/553379 / FA RK 18-3603
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 18-3603

Zaaknummer: C/09/553379

Datum beschikking: 11 juli 2018

Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 18 mei 2018 ingekomen verzoek van:
[verzoekster] ,

de moeder,

wonende te [woonplaats] , België,

advocaat: mr. N. Türkkol te Amsterdam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de vader,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. A.H. van Haga te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • -

    het verzoekschrift;

  • -

    het F2-formulier van 28 mei 2018 met bijlagen van de zijde van de vader;

  • -

    het verslag van de bijzondere curator;

  • -

    het verweerschrift;

  • -

    het F9-formulier van 27 juni 2018, met bijlagen, van de zijde van de moeder.

Op 29 mei 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de vader, bijgestaan door zijn advocaat en door een tolk Bulgaars, mevrouw [naam van de tolk] ,, en mevrouw [medewerkster RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Olland. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.

Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation-traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daar om om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.

Bij beschikking van 31 mei 2018 van deze rechtbank is drs. J.L. van Wesemael-Smit benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] . De bijzondere curator is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Wat geeft de minderjarige zelf aan over een eventueel verblijf in België en een eventueel verblijf in Nederland?

  2. In hoeverre lijkt de minderjarige zich vrij te kunnen uiten?

  3. In hoeverre lijkt de minderjarige de gevolgen van het verblijf in België of het verblijf in Nederland te overzien?

  4. Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?

Bij voormeld verslag van 15 juni 2018 heeft de bijzondere curator de vragen beantwoord.


Op 27 juni 2018 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Bulgaars, mevrouw [naam van de tolk] . Tevens zijn verschenen drs. J.L. van Wesemael-Smit, de bijzondere curator, en mevrouw [medewerkster RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Namens de Raad is mondeling ter zitting primair verzocht om voorlopige voogdij en subsidiair om een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden uit te spreken. Na de zitting heeft de Raad dit subsidiaire verzoek schriftelijk bevestigd. Het verzoek is geregistreerd met het kenmerk C/09/555677, JE RK 18-1334.

De rechtbank heeft bij afzonderlijke beschikking van 4 juli 2018 het primaire verzoek afgewezen en op het subsidiaire verzoek toewijzend beslist, waarbij de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering als gecertificeerde instelling is benoemd.

Feiten

- De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.

- Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:

- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , België.

- Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te [plaatsnaam in België] , afdeling familie- en jeugdrechtbank (hierna: jeugdrechtbank) van 24 december 2013 is onder meer voor recht verklaard dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitsluitend door de moeder zal worden uitgeoefend en dat het hoofdverblijf van [minderjarige] wordt toevertrouwd aan de moeder, bij wie hij zijn domicilie zal krijgen.

- Op 21 september 2017 heeft de vader [minderjarige] meegenomen naar Nederland.

- De vader, de moeder en [minderjarige] hebben de Bulgaarse nationaliteit.

- De moeder heeft zich gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. 170126.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet) de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] te bevelen, althans de terugkeer van [minderjarige] vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de vader [minderjarige] dient terug te brengen naar België, dan wel – indien de vader nalaat [minderjarige] terug te brengen – te bepalen op welke datum de vader [minderjarige] met de benodigde geldige reisdocumenten aan de moeder zal afgeven, zodat zij [minderjarige] zelf mee terug kan nemen naar België, indien nodig met behulp van de sterke arm, althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank juist acht, met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.

De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder, welk verweer hierna –

voor zover nodig – zal worden besproken. De vader verzoekt zelfstandig een kostenveroordeling.

Beoordeling

Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en België zijn partij bij het Verdrag.

Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.

Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT