Uitspraak Nº C-09-474064-HA ZA 14-1101. Rechtbank Den Haag, 2017-06-28

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:7072
Date28 Junio 2017
Docket NumberC-09-474064-HA ZA 14-1101
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/474064 / HA ZA 14-1101

Vonnis van 28 juni 2017

in de zaak van

1. de vereniging

VERENIGING WOEKERPOLIS.NL,

gevestigd te Amsterdam,

2. [eiser 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

3. [eiser 3] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

4. [eiser 4] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

eisers,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,

TEGEN

1. de naamloze vennootschap

AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Den Haag,

advocaat: mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,

2. de naamloze vennootschap

AEGON SPAARKAS N.V.,

gevestigd te Leeuwarden,

advocaat: mr. A.Ch.H. Franken te Amsterdam,

gedaagden.

Eiseres sub 1 zal hierna de Vereniging worden genoemd. Eisers sub 2, 3 en 4 zullen worden aangeduid als respectievelijk [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] . Eisers zullen gezamenlijk worden aangeduid als de Vereniging c.s. Gedaagden zullen worden aangeduid als Aegon Levensverzekering en Aegon Spaarkas en zullen gezamenlijk (in enkelvoud) Aegon worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 28 oktober 2015 en de daarin genoemde stukken;

  • -

    de akte overlegging producties, tevens akte vermeerdering (grondslag) van eis van de zijde van de Vereniging;

  • -

    de antwoordakte van de zijde van Aegon;

  • -

    het proces-verbaal van pleidooi van 17 januari 2017, het daarin genoemde stuk en de tijdens het pleidooi door partijen voorgedragen pleitnota’s.

1.2. Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

I Inleiding

2.1. De op de voet van artikel 3:305a BW ingestelde primaire vordering van de Vereniging had betrekking op 115 producten, die waren opgesomd in een door haar bij de dagvaarding overgelegd “Overzicht Woekerpolissen” met productnamen van beleggingsverzekeringen van Aegon. In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de primaire vordering dient te worden afgewezen, omdat de Vereniging ten aanzien van 112 van de 115 genoemde producten niet voldoet aan de in artikel 3:305a BW gestelde eisen voor ontvankelijkheid in een collectieve actie.

2.2. Nu resteren de drie voorbeeldproducten waarop de subsidiaire vordering ziet: KoersPlan, VermogensPlan en FundPlan (tezamen ook: ‘de voorbeeldproducten’), die zijn aangeboden door Aegon en haar rechtsvoorgangers, waaronder Spaarbeleg. Dat zijn ook de door de drie individuele eisers afgesloten beleggingsverzekeringen. Ten aanzien van de voorbeeldproducten is in het tussenvonnis geoordeeld dat de vorderingen onder XXXIV, XXXVIII, LIII, LVII, LXXI en LXXV niet toelaatbaar zijn op grond van artikel 3:305a BW en daarom moeten worden afgewezen.

2.3. Na het tussenvonnis, waarin ook is beslist dat de incidentele vordering ex art 843a Rv van de Vereniging zal worden afgewezen, heeft de Vereniging haar eis in de hoofdzaak gewijzigd. De gewijzigde eis is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

2.4. Na het tussenvonnis heeft een aktewisseling plaatsgehad, naar aanleiding van het op de voet van artikel 22 Rv aan de Vereniging gegeven bevel van de rechtbank alle relevante contractdocumentatie met betrekking tot de voorbeeldproducten over de relevante periode in het geding te brengen en deze vergezeld te laten gaan van een nadere concretisering van haar verwijten per periode waarin de bedoelde contractdocumentatie voor het desbetreffende voorbeeldproduct werd gebruikt. De aktes na het tussenvonnis worden hierna per partij aangeduid als ‘(de) akte’.

kern van het geschil

2.5. De kern van het geschil is of Aegon met de door haar verstrekte informatie de verzekeringnemers in staat heeft gesteld een goed geïnformeerde en weloverwogen aankoopbeslissing te nemen en of zij – zoals de Vereniging stelt – haar verzekeringnemers heeft misleid. In verband daarmee is onderwerp van debat of (de hoogte van) alle in rekening gebrachte kosten en overlijdenspremies zijn overeengekomen. Voorts is in geschil of Aegon gebrekkige producten in het verkeer heeft gebracht en of de overeenkomsten met betrekking tot de voorbeeldproducten oneerlijke bedingen bevatten.

2.6. Aegon heeft de voorbeeldproducten in de relevante periode (van 1989 tot en met 2004) op grote schaal verkocht aan consumenten, in een tijd dat de maatschappelijke belangstelling voor beleggen fors toenam, met een door Aegon onbetwist aangeduide stijging van ‘het aantal beleggende huishoudens’ tussen 1997 en 2000 van 600.000 tot ruim 1,9 miljoen.

2.7. De informatieverstrekking over beleggingsverzekeringen, die door de Vereniging worden aangeduid als ‘woekerpolissen’, een term waartegen Aegon zich verzet, is een onderwerp waarover de in de maatschappij levende inzichten in de loop der jaren zijn veranderd. Naar niet in geschil is, is de aanleiding voor de maatschappelijke onrust over beleggingsverzekeringen in de eerste plaats gelegen in de tegenvallende rendementen als gevolg van het feit dat de rendementen van beleggingen in toenemende mate onder druk kwamen te staan. Deze onrust heeft vanaf 2005 geleid tot de in het tussenvonnis onder 2.10 en verder aangeduide onderzoeken en adviezen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Commissie De Ruiter en de Ombudsman Financiële Dienstverlening en voorts tot de Stichtingsakkoorden die Aegon in 2009 heeft gesloten met twee stichtingen en drie verenigingen, met afspraken over een vergoeding in de vorm van maximering van de in rekening gebrachte kosten en risicopremies van door Aegon aangeboden beleggingsverzekeringen, waaronder de voorbeeldproducten.

2.8. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heeft Aegon productverbeteringen doorgevoerd, ook met betrekking tot de voorbeeldproducten. In dat verband zijn onder meer de overlijdensrisicopremies en de kosten verlaagd. Naar aanleiding van de hierna te noemen KoersPlanzaak heeft Aegon de overlijdensrisicopremies van de spaarkasverzekeringen die in de periode van 1989 tot en met 1998 door Spaarbeleg zijn aangeboden, herberekend. Aegon heeft onweersproken toegelicht dat dit bij veel verzekeringnemers leidt tot (verdere) verlaging van de overlijdensrisicopremie.

2.9. De in de loop der jaren gewijzigde maatschappelijke opvattingen hebben hun weerslag gevonden in een ingrijpende wijziging van de regelgeving voor informatieverstrekking door aanbieders van beleggingsverzekeringen vanaf 2006. De door de rechtbank aan te leggen toets is niet die van het nu geldende aangescherpte normenkader. De rechtbank dient te toetsen aan het normenkader dat gold ten tijde van het aanbieden van de voorbeeldproducten door Aegon, van 1989 tot en met 2004. Dat normenkader dateert van vóór de vanaf 2005 uitgebrachte, hiervoor genoemde, adviezen over beleggingsverzekeringen en de daarna doorgevoerde aanscherpingen van de regelgeving en stelt minder verstrekkende eisen aan de informatieverstrekking over beleggingsverzekeringen dan de nu geldende regels.

de KoersPlanzaak

2.10. Over KoersPlan is eerder een collectieve actie gevoerd, door Stichting Koersplandewegkwijt. In die procedure, die hierna ook wordt aangeduid als ‘de KoersPlanzaak’ heeft het gerechtshof te Amsterdam op 26 juli 2011 arrest gewezen (ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2836), dat hierna wordt aangeduid als ‘het arrest van het gerechtshof in de KoersPlanzaak’, dat is gevolgd door het arrest van 14 juni 2013 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:BZ3749).

2.11. De KoersPlanzaak had betrekking op KoersPlanovereenkomsten die tussen 1989 en 1998 zijn afgesloten. Deze zaak gaat over de hele periode dat KoersPlan werd aangeboden, van 1989 tot 2004. In deze zaak is een aantal dezelfde onderwerpen aan de orde als in de KoersPlanzaak. De Vereniging heeft ook nieuwe verwijten geformuleerd, die niet in de KoersPlanzaak aan de orde zijn geweest. De in de KoersPlanzaak gegeven oordelen zijn niet bindend in deze zaak. Alle verwijten van de Vereniging over KoersPlan dienen op hun eigen merites te worden bezien, op grond van de in deze zaak gevoerde partijdiscussie.

de verwijten van de Vereniging

2.12. Samengevat en op hoofdlijnen verwijt de Vereniging Aegon het volgende:

  1. het in het verkeer brengen van gebrekkige producten die niet bestand zijn tegen forse koersdalingen;

  2. het onvoldoende waarschuwen voor en/of voorlichten over een aantal risicovolle eigenschappen van de producten, zoals het hefboomeffect, het inteereffect, het fata morgana-effect en het crashrisico;

  3. het onvoldoende informeren over hoge (eerste) kosten die op de producten werden ingehouden en de effecten hiervan op het met de producten op te bouwen vermogen;

  4. het in rekening brengen van niet-contractueel overeengekomen kosten en van kosten waarvan de hoogte niet is overeengekomen;

  5. het hanteren van oneerlijke bedingen.

2.13. Verwijt i) – het gestelde in het verkeer brengen van gebrekkige producten – heeft betrekking op een eigenschap van de voorbeeldproducten, die de Vereniging aanduidt als het ‘crashrisico’. De Vereniging verstaat onder het crashrisico het risico dat een of meer (forse) koersdalingen – zeker als die zich aan het eind van de looptijd van de beleggingsverzekering voordoen – tot gevolg hebben dat het feitelijk niet meer mogelijk is om het genoemde eindkapitaal te kunnen bereiken, ook als gemiddeld wel het genoemde rendementspercentage wordt behaald.

2.14. Het crashrisico is tevens een van de producteigenschappen waarop verwijt ii) ziet. De andere eigenschap van de voorbeeldproducten waarvoor Aegon volgens de Vereniging onvoldoende heeft gewaarschuwd, is het fata morgana-effect. Het in de dagvaarding genoemde hefboomeffect en het inteereffect doen zich niet voor bij de voorbeeldproducten en behoeven dus geen bespreking.

2.15. Verwijt ii) ziet daarmee op het hiervoor omschreven crashrisico...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT