Uitspraak Nº C/09/397020 / HA ZA 11-1877. Rechtbank Den Haag, 2017-07-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:7153
Date05 Julio 2017
Docket NumberC/09/397020 / HA ZA 11-1877
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/397020 / HA ZA 11-1877

Vonnis van 5 juli 2017

in de zaak van

de stichting

STICHTING DE THUISKOPIE,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. D. Griffiths te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

IMATION EUROPE B.V.,

gevestigd te Hoofddorp,

gedaagde,

advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.

Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en Imation genoemd worden. Voor Stichting de Thuiskopie is de zaak behandeld door mr. Griffiths voornoemd en mr. M.S. van der Jagt, advocaat te Amsterdam, en voor Imation door mr. A.P. Groen, advocaat te Amsterdam.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit

  • -

    het tussenvonnis van 20 februari 2013 en de daarin genoemde stukken (hierna: het tussenvonnis);

  • -

    het tussenvonnis van 23 november 2016 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    het bericht van de rechtbank van 9 januari 2017 met instructies aangaande het indienen van nadere (proces)stukken;

  • -

    het bericht van de rechtbank van 9 maart 2017 met instructies ten aanzien van de comparitie van partijen;

  • -

    de akte vermeerdering van eis tevens akte overlegging producties van Stichting de Thuiskopie van 10 maart 2017 met producties 21 t/m 26;

  • -

    de akte overlegging nadere producties van Stichting de Thuiskopie van 10 maart 2017 met producties 27 t/m 37;

  • -

    het proces-verbaal van de op 10 maart 2017 gehouden comparitie van partijen, en de daarbij door partijen overgelegde pleitnotities (waarbij uit de pleitnota van mrs. Griffiths en Van der Jagt de paragrafen 8 en 9 zijn geschrapt nu deze niet zijn gepleit);

  • -

    de brief van Stichting de Thuiskopie van 27 maart 2017 met twee opmerkingen over het proces-verbaal van de comparitie van partijen.

1.2.

Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2 De verdere beoordeling
2.1.

De rechtbank neemt over en blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis heeft overwogen en beslist voor zover het hierna te noemen arrest van het gerechtshof Den Haag en andere hierna te bespreken latere ontwikkelingen geen aanleiding vormen om daarop terug te komen.

2.2.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis bepaald dat tussentijds hoger beroep kon worden ingesteld. Van die mogelijkheid heeft Stichting de Thuiskopie gebruik gemaakt. Imation heeft incidenteel appel ingesteld. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 26 mei 2015 (hierna: het arrest), het tussenvonnis gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Aangezien het gerechtshof geen tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld tegen zijn uitspraak, heeft de Hoge Raad Imation bij arrest van 22 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard in het door haar tegen het arrest ingestelde cassatieberoep.

2.3.

De rechtbank zal omwille van de leesbaarheid van dit vonnis - en gelet op het lange tijdsverloop tussen deze uitspraak en het tussenvonnis - op sommige punten (delen van) de overwegingen uit het tussenvonnis herhalen dan wel samenvatten.

A. De eis na vermeerdering

2.4.

Stichting de Thuiskopie heeft haar eis bij akte (nogmaals) vermeerderd, in die zin dat het bedrag van haar vordering I subsidiair op Imation is verhoogd. Tegen deze eiswijziging is door Imation geen bezwaar gemaakt en deze stuit ook ambtshalve niet op bezwaren. De eis luidt thans, samengevat, als volgt:

I. primair: veroordeling van Imation om thuiskopievergoeding over alle door haar in Nederland uitgeleverde blanco gegevensdragers te betalen en te blijven betalen;

subsidiair: veroordeling van Imation tot betaling van een bedrag aan thuiskopievergoeding van € 1.484.157,49;

II. veroordeling van Imation om een gespecificeerde opgave te doen en te blijven doen van alle door haar uitgeleverde blanco gegevensdragers, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

III. een verklaring voor recht dat Imation geen vordering op Stichting de Thuiskopie heeft tot terugbetaling van vóór juni 2010 afgedragen thuiskopievergoeding op de grond dat die thuiskopievergoeding betrekking heeft op blanco informatiedragers bestemd voor professioneel gebruik, althans dat het Imation niet vrijstaat om die vordering te incasseren door middel van verrekening;

één en ander zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van Imation in de kosten van de procedure. De vorderingen worden hierna, in navolging van het gerechtshof in het arrest, respectievelijk aangeduid als I-primair, I-subsidiair, II en III.

2.5.

Stichting de Thuiskopie heeft aan de vermeerdering van vordering I-subsidiair ten grondslag gelegd dat deze vordering door tijdsverloop verder is opgelopen. Zij maakt in navolging van Imation op basis van het door Imation overgelegde PWC rapport onderscheid tussen thuiskopievergoeding voor leveringen via het zogenoemde Commercial Channel en leveringen via het zogenoemde Consumer Channel (zie r.o. 2.19 en 4.46 van het tussenvonnis). Het gevorderde bedrag van € 1.484.157,49 is gebaseerd op het PWC rapport en op de maandelijkse opgaven van Imation en is als volgt opgebouwd:

  • -

    i) € 1.193.184,86: thuiskopievergoeding voor leveringen via het Commercial Channel vanaf 1 mei 2010 tot en met 31 december 2012, die Imation vanaf juni 2010 niet meer heeft betaald, waarbij rekening is gehouden met een aftrek ter grootte van € 68.197,92 in verband met nog niet verwerkte restitutieaanvragen in verband met export.

  • -

    ii) € 290.972,99: thuiskopievergoeding voor leveringen vanaf 1 maart 2011 tot en met 31 december 2012 via het Consumer Channel, die Imation met een beroep op verrekening niet heeft betaald.

Het arrest

2.6.

In het tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis heeft het gerechtshof als volgt beslist1:

“- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2013 voor zover het betrekking heeft op de vorderingen I-Subsidiair en III van STK;

- bekrachtigt voormeld vonnis voor het overige;

- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag ter verdere behandeling en beslissing, wat de vorderingen I-Subsidiair en III van STK betreft met inachtneming van het onder 9.10, 10.8, 11.1 en 12.2 van dit arrest overwogene;

- compenseert de proceskosten in hoger beroep, aldus dat ieder de eigen kosten draagt.”

2.7.

Voor zover hier van belang heeft het gerechtshof daartoe het volgende overwogen:

“(…) Vordering I-primair

6.1.

Vordering I-primair heeft, zoals onder 2.2 is uiteengezet, betrekking op de periode vanaf juni 2010 / 1 maart 2011. Uit het hiervoor overwogene volgt dat Imation – die niet gebonden is aan mutualisation – (ook) voor die periode niet gehouden is om thuiskopievergoeding te betalen voor haar Commercial Channel. (…)

6.2

Imation is, zo volgt uit het voorgaande, niet verplicht om over alle door haar in Nederland uitgeleverde blanco dragers thuiskopievergoeding af te dragen; dat hoeft zij alleen voor leveringen van dragers die voor het vervaardigen van privé-kopieën worden gebruikt. De rechtbank heeft vanwege de algemene formulering daarvan terecht geoordeeld dat vordering I-Primair van STK niet voor toewijzing vatbaar is. (…)

Vordering I-Subsidiair in het licht van incidentele grief 1 van Imation

(…)

9.10 (…)

Dit (…) brengt met zich dat het aan STK is om, bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat de dragers aan particuliere eindgebruikers zijn geleverd. Het Tussenvonnis kan wat de beslissing over de bewijslastverdeling betreft niet in stand blijven. In zoverre zal het worden vernietigd.

Vordering III

(…)

10.3

Gelet op de onder 9.1 weergegeven stellingen van Imation –die inhouden dat het A-contract en de A-voorwaarden, althans artikel 7 daarvan, niet toepasselijk zijn – kan niet worden aangenomen dat de grondslag van haar terugbetalingsvordering is gelegen in de restitutieregeling van artikel 7 van de A-voorwaarden. Aan STK’s verweer, dat het vervalbeding van dat artikel zich tegen restitutie op basis van dat artikel verzet – zie punt 33 PA [Pleitnota Appel, toevoeging rechtbank] en R-Overweging (f) – wordt derhalve niet toegekomen. Overigens: wanneer de restitutieregeling van artikel 7 van de A-voorwaarden toepasselijk zou zijn, dan geldt dat ook voor het vervalbeding van dat artikel. De stellingen van Imation bieden immers geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte, dat dat artikel deels wel en deels niet van toepassing zou kunnen zijn.

10.4

Er zijn nu twee mogelijkheden:

A. de door Imation in de periode september 2004 t/m mei 2010 verrichte betalingen zijn gebaseerd op (een) andere bepaling(en) van het A-contract/de A-voorwaarden dan artikel 7 van de A-voorwaarden (bijvoorbeeld artikel 4b of c daarvan); met haar stelling dat Imation is gebonden aan het A-contract (o.m. punt 61 in fine CvR, punt 17 MvA-inc, punten 31 t/m 37 PA) lijkt STK van deze mogelijkheid uit te gaan;

B. de door Imation in de periode september 2004 tot juni 2010 verrichte betalingen zijn niet gebaseerd op het A-contract/de A-voorwaarden; met haar in rov. 9.1 weergegeven stellingen lijkt Imation van deze mogelijkheid uit te gaan.

10.5

Bij mogelijkheid A kan er geen sprake zijn van onverschuldigde betaling aangezien er in dat geval een rechtsgrond voor de betaling bestaat in de vorm van het A-contract/de A-voorwaarden. Omdat Imation dan geen vordering tot terugbetaling heeft, kan zij die ook niet in verrekening brengen. Het beroep op verrekening zou bij mogelijkheid A bovendien stuk lopen op het verrekenverbod van artikel 4c van de A-voorwaarden waarop STK zich in punt 55 MvG heeft beroepen.

10.6

Uitgaande van mogelijkheid B wordt vooropgesteld dat Imation heeft bevestigd dat zij de thuiskopieheffing heeft doorberekend aan de bedrijfsmatig handelende eindgebruikers (punt 41...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT