Uitspraak Nº C/09/532822 / HA ZA 17-541. Rechtbank Den Haag, 2018-08-29

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:11415
Docket NumberC/09/532822 / HA ZA 17-541
Date29 Agosto 2018
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/532822 / HA ZA 17-541

Vonnis van 29 augustus 2018

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. F.C. Schirmeister te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE (thans Ministerie van Justitie en Veiligheid)),

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. P.J.S. de Jong-van den Bogaard te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 8 mei 2017, met 17 producties;

  • -

    de conclusie van antwoord, met productie 1,

  • -

    het tussenvonnis van 8 november 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2017;

  • -

    de akte overlegging productie aan de zijde van de Staat van 25 april 2018;

  • -

    de antwoordakte, met producties, aan de zijde van [eiser] van 25 april 2018;

  • -

    de brief van de zijde van de Staat, houdende bezwaar tegen de door [eiser] bij akte overgelegde nadere producties;

  • -

    het e-mailbericht van de rechtbank aan de advocaten van partijen van 25 april 2018, waarin wordt meegedeeld dat de rechtbank de door [eiser] overgelegde nadere stukken in de procedure zal betrekken en dat de Staat in de gelegenheid wordt gesteld bij akte op die stukken te reageren;

  • -

    de akte van uitlating van de zijde van de Staat van 23 mei 2018.

1.2.

Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt, behoudens hetgeen de advocaat van [eiser] heeft opgemerkt in randnummer 10. van de antwoordakte van 25 april 2018. Het proces-verbaal zal met inachtneming van die opmerking worden gelezen.

1.3.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

[eiser] is senior penitentiair inrichtingswerker (PIW’er) in het Huis van Bewaring aan de [adres] geweest. Hij heeft zich vanuit die functie gemeld om in aanmerking te komen om te worden aangewezen als lid van het Intern Bijstandsteam (IBT). [eiser] heeft de daarvoor verplichte basisopleiding met goed gevolg afgerond. Om lid te kunnen blijven van het IBT diende [eiser] tevens deel te nemen aan zogenoemde onderhoudstrainingen.

2.2.

[eiser] is tijdens een zogenoemde IBT-training te Ossendrecht op 14 oktober 2004 een ongeval overkomen. Als gevolg van dit ongeval heeft [eiser] nekklachten, kan hij zich moeilijk concentreren en is hij verward en snel geprikkeld door licht en geluid.

2.3.

Door middel van het invullen van het formulier ‘Registratie/melding arbeidsongeval overheids- en onderwijspersoneel’ heeft [eiser] het ongeval bij zijn werkgever gemeld. De Staat heeft dit formulier desgevraagd overgelegd ter gelegenheid van de rolzitting van 25 april 2018.

2.4.

In een brief van 29 mei 2006 heeft de locatiedirecteur van de Locatie [locatie] (onderdeel van Penitentiaire Inrichtingen [plaats 1] ), waar [eiser] werkzaam was, [A] , het volgende aan [eiser] meegedeeld:

“Op 14 oktober 2004 heeft u tijdens het uitoefenen van uw functie meegedaan aan een IBT-training in Ossendrecht. Tijdens deze training is u een ongeval overkomen, waarvan ik heb vastgesteld dat het in overwegende mate niet aan uw schuld of onvoorzichtigheid was te wijten.

Op grond van de nu bekende feiten besluit ik om dit ongeval alsnog aan te merken als een dienstongeval, zoals bedoeld in artikel 35 onder e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Als gevolg daarvan kunt u aanspraak maken op alle rechten die het ARAR daaraan verbindt.

(…)”.

2.5.

In een e-mailbericht van 26 maart 2009 heeft een Adviseur Personeel en Organisatie van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), [B] , – voor zover hier van belang – het volgende aan de heer [eiser] meegedeeld:

“Zoals laatst afgesproken heb ik contact gezocht met BSA Schadeverzekeringen, de vertegenwoordiger van je werkgever.

(…) Je werkgever gaat BSA opdracht geven om alvast te beginnen met “schade kwestie”, om het maar even oneerbiedig te noemen. Er wordt door jou en door je werkgever dus nog wel actie ondernomen om werk te zoeken voor dat % waar het UWV je arbeidsgeschikt vindt. Omdat dit soort trajecten lange tijd in beslag kunnen nemen wordt er alvast wel mee gestart.

Ik heb de heer [C] gevraagd wat jij alvast zou kunnen doen. Zijn antwoord daarop is: adviseer de heer [eiser] zich bij te laten staan door een ter zake deskundige persoon. Dat kan je rechtsbijstandverzekering zijn. Mogelijk heeft Ohra ook medewerkers die zich vooral op dit soort “schadegevallen” richten.

(…)”.

2.6.

In een e-mailbericht van 29 mei 2009 heeft BSA (samengevat) aan DJI meegedeeld dat hij begonnen is met het aanhangig maken van de schadekwestie van [eiser] , maar dat hem niet duidelijk is of de Staat aansprakelijkheid heeft erkend, en voorts dat het van belang is om te weten of er een causaal verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid van [eiser] en het ongeval op 14 oktober 2004.

2.7.

DJI heeft bij brief van 3 maart 2011 zijn voornemen tot een ontslagbesluit aan [eiser] kenbaar gemaakt. Bij brief van 18 april 2011 heeft ARAG – Nederland, de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] , namens [eiser] de schriftelijke zienswijze van [eiser] bij DJI ingediend. In deze zienswijze is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“(…)

Bij de brief van 3 maart 2011 heeft u het voornemen kenbaar gemaakt om mij op grond van artikel 98 aanhef, sub f, ARAR pr 1 mei ontslag te verlenen.

Hierbij deel ik u mede dat ik mij niet kan vinden in het voorgenomen ontslag, aangezien ik van mening ben dat mijn re-integratie in het verleden niet adequaat is aangepakt en ook vanwege het feit dat er nog geen onderzoek is gedaan met betrekking tot een re-integratietraject 2e spoor

(…)

5. Kunt u aangeven hoe de (rest) schade van mijn persoon naar aanleiding van het dienstongeval d.d. 14.10.2004 zal worden afgewikkeld?
Er is in gesprekken met [D] (voormalig locatiedirecteur) [E] (re-integratiecoach) en [B] (personeelsadviseur) verschillende keren aangegeven dat mijn schadekwestie ondergebracht is bij het BSA en dat ik mij geen zorgen hoefde te maken over loonverlies en/of andere schade. Dit zou allemaal netjes geregeld worden

Overigens behoud ik mij het recht voor om een verzoek in te dienen om een zelfstandig schadebesluit in verband met de door mij – als gevolg van een beroepsincident/dienstongeval- geleden en nog te lijden schade.

(…)”.

2.8.

Bij besluit van 28 april 2011 is aan [eiser] meegedeeld dat hem met ingang van 1 mei 2011 eervol ontslag wordt verleend vanwege langdurige ziekte, zoals bedoeld in artikel 98, eerste lid, sub f, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). In het besluit is tevens een reactie gegeven op de door [eiser] gegeven schriftelijke zienswijze en zijn door [eiser] gestelde vragen beantwoord. Voor zover hier van belang vermeldt het besluit:

“(…)

Vraag 5: U wilt weten hoe de restschade zal worden afgewikkeld. Het is mij niet duidelijk over welke restschade u spreekt en op grond waarvan ik die aan u zou moeten vergoeden.

(…)”.

2.9.

In een brief van 1 juni 2011 heeft een letselschadeadviseur van [eiser] , werkzaam bij [X] te [plaats 2] (hierna ‘ [X] ’), (samengevat) [eiser] meegedeeld dat hij recht heeft op een aanvullende uitkering ter hoogte van 65,26% van het verschil tussen enerzijds het laatst genoten salaris, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, en anderzijds de uitkering uit hoofde van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de eventuele uitkering uit hoofde van het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen (AAOP). Tevens is in deze brief aan [eiser] meegedeeld:

“Maar hoe je het ook draait of keert, je mist ongeveer 35% wat we, bij eventuele aansprakelijkheid, als schade zouden kunnen aanvoeren.”

2.10.

[X] heeft bij brief van 3 april 2012 aan DJI, PI [plaats 1] gevraagd wie de gevolgen van de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het hem overkomen dienstongeval zal afwikkelen.

2.11.

Bij brief van 14 mei 2012 heeft DJI, PI [plaats 1] , voor zover hier van belang het volgende aan [X] meegedeeld:

“(…)

Op 14 oktober 2004 is uw cliënt tijdens een IBT-training in Ossendrecht een ongeval overkomen. Bij besluit van 29 mei 2006 is dit ongeval aangemerkt als een dienstongeval in de zin van artikel 35 van het Algemeen Ambtenarenreglement (hierna: ARAR).

De erkenning als dienstongeval houdt toepassing van een rechtspositionele regeling in, waardoor op grond van artikel 37 en artikel 38 van het ARAR aanspraak kan worden gemaakt op doorbetaling van de bezoldiging c.q. een aanvulling op de WIA-uitkering.

Op grond van artikel 48 van het ARAR kunnen voorts de naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die voor rekening van de ambtenaar blijven, vergoed worden.

Het erkennen van het ongeval als dienstongeval heeft echter niet tot gevolg dat daarmee ook aansprakelijkheid in algemene zin is aanvaard. Een dergelijke aanvaarding van aansprakelijkheid (in algemene zin) heeft niet plaatsgevonden, zodat er om die reden in het besluit van 28 april 2011 is meegedeeld dat er geen grondslag is op basis waarvan verweerder thans gehouden is en/of zou zijn om restschade te vergoeden.

Ik heb begrepen dat er in het verleden contact is geweest met het Bureau Schade Afwikkeling (hierna: BSA). Tijdens dat contact is gebleken dat er geen erkenning van algemene aansprakelijkheid had plaatsgevonden om welke reden niet is toegekomen aan een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT