Uitspraak Nº C-09-487775-HA ZA 15-541. Rechtbank Den Haag, 2016-01-13

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:386
Date13 Enero 2016
Docket NumberC-09-487775-HA ZA 15-541
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/487775 / HA ZA 15-541

Vonnis van 13 januari 2016

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

eiseres,

advocaat mr. J.P.J. Wessels te Hardenberg,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(ministerie van Economische Zaken),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. J.A.E. van der Jagt-Jobsen te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat worden genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 22 april 2015 en de daarbij overgelegde producties;

  • -

    de conclusie van antwoord en de daarbij overgelegde producties;

  • -

    het tussenvonnis van 5 augustus 2015 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    de akte wijziging respectievelijk vermeerdering van eis van [eiseres];

  • -

    het proces-verbaal van de op 26 november 2015 gehouden comparitie van partijen.

1.2.

Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De brief namens [eiseres] van 18 december 2015 en het faxbericht namens de Staat van 22 december 2015 zijn aan het proces-verbaal gehecht en maakt onderdeel uit van het procesdossier.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten
2.1.

[eiseres] is dierenarts te [woonplaats], gemeente [gemeente].

2.2.

Op 1 april 2009 is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een artikel gepubliceerd met de titel “Antiparacitaire middelen en de receptplicht voor paarden”.

2.3.

Op 2 juli 2009 is door de daartoe bevoegde klachtambtenaar jegens [eiseres] een klacht ingediend bij het Veterinair Tuchtcollege (hierna: VTC). Deze klacht had betrekking op het uitschrijven van recepten voor uitsluitend op recept af te geven (hierna: URA) diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren, meer specifiek ontwormingsmiddelen, in de maand oktober 2008.

2.4.

Bij uitspraak van 29 september 2010 is de klacht gegrond verklaard en [eiseres] veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,=, met een proeftijd van twee jaar. Het VTC heeft aan deze beslissing met name ten grondslag gelegd dat bekendheid bij de dierenarts met het bedrijf, de dieren en de omstandigheden waaronder zij gehouden worden cruciale voorwaarden zijn om tot een verantwoorde beslissing omtrent de inzet van ontwormingsmiddelen te komen en dat daartoe noodzakelijk is dat de dierenarts bedrijfsbezoeken aflegt. [eiseres] had ontwormingsmiddelen voorgeschreven zonder dat zij daaraan voorafgaand een bedrijfsbezoek had afgelegd.

2.5.

[eiseres] heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Veterinair Beroepscollege (hierna: VBC). Bij uitspraak van 13 september 2011 is het beroep van [eiseres] gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep vernietigd en de klacht alsnog ongegrond verklaard.

2.6.

In deze uitspraak heeft het VBC overwogen dat het de uitgangspunten en eisen die het VTC in zijn uitspraak van 29 september 2010 heeft geformuleerd met betrekking tot het uitschrijven van URA-middelen onderschrijft. Deze uitgangspunten en eisen stemmen bovendien overeen met het gestelde in het hiervoor onder 2.2 genoemde artikel. Daarna volgt in § 3.5 de uitspraak van het VBC een opsomming van de uitgangspunten en eisen, waaronder:

“(…)

- Voor een verantwoorde beslissing over de inzet van ontwormingsmiddelen is het nodig dat de dierenarts de omstandigheden waaronder de dieren worden gehouden, van een bezoek ter plaatse kent. (…)

- Dat betekent echter niet dat na een eerste bezoek ter plaatse gedurende een reeks van jaren geen bezoeken meer hoeven te worden afgelegd. Het is in overeenstemming met Good Veterinary Practice dat een dierenarts ten minste één maal per jaar een bezoek ter plaatse aflegt”.

Het VBC heeft vervolgens overwogen:

“(…)

Het Veterinair Beroepscollege stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast, dat de wijze waarop appellante in de periode in geding (het najaar van 2008) ontwormingsmiddelen heeft voorgeschreven, niet voldoet aan voormelde eisen. Appellante handelde destijds op basis van een vragenformulier en (wellicht) telefonisch contact, eventueel aangevuld met informatie verkregen via Google Earth. Van enig bedrijfsbezoek is niet gebleken. (…)

Het Veterinair Beroepscollege merkt in dit verband overigens op, dat de hiervoor in § 3.5 geformuleerde uitgangspunten en eisen, gelet op evengenoemde publicatie, na 1 april 2009 binnen de beroepsgroep bekend moeten worden verondersteld. (…)”.

Het beroep is vervolgens gegrond verklaard omdat niet staande kon worden gehouden dat het [eiseres] al in het najaar van 2008 duidelijk behoorde te zijn dat zij zich aan die eisen diende te houden.

2.7.

Op 9 juli 2012 is door de klachtambtenaar opnieuw een klacht ingediend tegen [eiseres] bij het VTC. Deze klacht had wederom betrekking op het voorschrijven van ontwormingsmiddelen voor voedselproducerende dieren, ditmaal in de periode van

1 januari 2010 tot en met 1 augustus 2011.

2.8.

Bij uitspraak van 25 april 2013 is deze klacht gegrond verklaard en is aan [eiseres] een onvoorwaardelijke geldboete opgelegd van € 1.500,=.

2.9.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT