Uitspraak Nº C/09/450182 / HA ZA 13-999. Rechtbank Den Haag, 2016-03-09

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:2350
Date09 Marzo 2016
Docket NumberC/09/450182 / HA ZA 13-999
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

Zittingsplaats Den Haag

zaaknummer / rolnummer: C/09/450182 / HA ZA 13-999

Vonnis in verzet van 9 maart 2016

in de zaak van

CHRISTIAN LOUBOUTIN,

wonende te Frankrijk, woonplaats kiezend te Amsterdam ten kantore van zijn behandelend advocaat,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

gedaagde in het verzet,

advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam,

en

de vennootschap naar vreemd recht

CHRISTIAN LOUBOUTIN SAS,

gevestigd te Parijs, Frankrijk,

gevoegde partij in reconventie aan de zijde van verweerder,

advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VAN HAREN SCHOENEN B.V.,

gevestigd te Waalwijk,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

eiseres in het verzet,

advocaat mr. W.J.G. Maas te Eindhoven.

Partijen zullen hierna Louboutin, CLS, en Van Haren genoemd worden.

De zaak is voor Louboutin behandeld door mr. J.S. Hofhuis, advocaat te Amsterdam, en
mr. Th. van Innis, advocaat te Brussel, voor CLS door mr. J.M. van Hattum, advocaat te Amsterdam, en voor Van Haren door de procesadvocaat voornoemd en mr. E.T. Bergsma, advocaat te Eindhoven.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 1 april 2015 (verder: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;

  • -

    het incidentele vonnis van 10 juni 2015 waarin het CLS is toegestaan zich (in reconventie) te voegen aan de zijde van Louboutin;

  • -

    de akten van partijen van 8 juli 2015;

  • -

    de akte van Van Haren van 5 augustus 2015, waarin zij zich uitlaat over het verzoek van Louboutin en CLS om tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis open te stellen;

  • -

    de akte van Louboutin en CLS van 4 november 2015.

1.2.

Aan partijen is op 15 september 2015 bericht dat de rechtbank weigert tussentijds hoger beroep toe te staan.

1.3.

Vonnis is nader bepaald op heden.

2 Het tussenvonnis
2.1.

In het tussenvonnis is – voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven – het volgende overwogen.

2.1.1.

Indien moet worden geoordeeld dat het Beneluxmerk van Louboutin (Beneluxmerkinschrijving nummer 0874489) geldig is, staat vast dat Van Haren inbreuk op dat merk heeft gemaakt.

2.1.2.

Van Haren heeft echter een beroep gedaan op de uitsluitingsgrond van artikel 2.1 lid 2 BVIE1.

2.1.3.

In deze procedure moet er vanuit worden gegaan dat het Beneluxmerk van Louboutin, de rode kleur van de zool, wezenlijke waarde aan de waar geeft.

2.1.4.

Het Beneluxmerk valt bovendien samen met een onderdeel van de waar.

2.1.5.

Onduidelijk is of het begrip vorm in de zin van artikel 2.1 lid 2 BVIE en artikel 3 lid 1e onder iii van de Merkenrichtlijn beperkt is tot de driedimensionale eigenschappen van (delen van) de waar zoals de (in drie dimensies uit te drukken) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel mede ziet op andere (niet-driedimensionale) eigenschappen van de waar.

2.1.6.

De rechtbank acht het noodzakelijk daarover een vraag van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder ook: HvJEU) te stellen. Zij overweegt de vraag te formuleren als volgt:

Is het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1e onder iii van de Merkenrichtlijn (in de Duits, Engels en Franse versie van de Merkenrichtlijn respectievelijk Form, shape en forme) beperkt tot de driedimensionale eigenschappen van de waar zoals de/het (in drie dimensies uit te drukken) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel ziet deze bepaling mede op andere (niet-driedimensionale) eigenschappen van de waar zoals kleur?

2.1.7.

Partijen wordt gelegenheid gegeven zich over het voornemen en de voor te leggen vraag uit te laten.

3 De nadere standpunten van partijen
3.1.

Louboutin en CLS hebben zich in hun akte van 8 juli 2015 op het navolgende, zakelijk weergegeven standpunt gesteld.

3.1.1.

Het is onwenselijk in dit stadium van de procedure vragen van uitleg te stellen. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het merk wezenlijke waarde aan de waar geeft. Indien het gerechtshof tot een ander oordeel komt, is het antwoord op de voorgestelde vraag niet meer relevant. Het onderzoek van de rechtbank is bovendien onvoltooid omdat de rechtbank nog niet is ingegaan op de gevoerde verweren met betrekking tot de wezenlijke waarde van de waar. Evenmin heeft de rechtbank geoordeeld over het merendeel van de verweren tegen de stelling dat het merk uitsluitend bestaat uit een vorm en hebben partijen nog geen gelegenheid gehad zich uit te laten over het arrest Stokke/Hauck2 dat is gewezen na het pleidooi in deze zaak en waarin uitleg is gegeven over de betekenis van het criterium ‘wezenlijke waarde van de waar’.

3.1.2.

Nu het stellen van vragen op dit moment prematuur is, is het aangewezen dat wordt voortgeprocedeerd bij de rechtbank. Dit geeft de rechtbank gelegenheid terug te komen op haar onjuiste eindbeslissing met betrekking tot de wezenlijke waarde van de waar en alsnog in te gaan op de verweren ten aanzien van het deelvereiste ‘uitsluitend bestaan uit een vorm’. Partijen kunnen zich dan voorts uitlaten over het arrest Stokke/Hauck.

3.1.3.

Voor het geval de rechtbank al in dit stadium van de procedure vragen wil stellen, stellen Louboutin en CLS een zestiental vragen voor die naar zij menen alle relevant zijn voor de onderhavige procedure. Zij onderscheiden voorvragen, vragen over het deelvereiste ‘uitsluitend bestaan uit een vorm’, vragen over positiemerken die niet bestaan uit de (gehele) vorm van de waar en vragen over het deelvereiste ‘wezenlijke waarde aan de waar’. Deze vragen luiden als volgt.

Voorvragen

Vraag 1.1

Vallen de uitsluitingsgronden van artikel 3, lid 1, sub e, van de Merkenrichtlijn

buiten de in artikel 15, lid 2 van de TRIPs-overeenkomst aan de Leden bij die

overeenkomst geboden mogelijkheden de inschrijving van merken te weigeren.

nu deze uitsluitingsgronden afwijken van de bepalingen van het Verdrag van

Parijs (1967)?

Vraag 1.2

Zo vraag 1.1 bevestigend wordt beantwoord: dienen de nationale rechterlijke

autoriteiten, wanneer zij artikel 3, lid 1, sub e, van de Merkenrichtlijn

conform het arrest Anheuser Busch, C-245/02 zoveel mogelijk toepassen in

het licht van de bewoordingen en het doel van de bedoelde bepaling van de

TRIPs-overeenkomst, deze uitsluitingsgronden zo beperkt mogelijk uit te

leggen?

Vraag 2.1

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT