Uitspraak Nº C/09/511556 / FA RK 16-3916 (TUSSENBESCHIKKING). Rechtbank Den Haag, 2016-07-21
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2016:9839 |
Date | 21 Julio 2016 |
Docket Number | C/09/511556 / FA RK 16-3916 (TUSSENBESCHIKKING) |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 16-3916
Zaaknummer: C/09/511556
Datum beschikking: 21 juli 2016
de vader,
wonende te [plaats] (België),
advocaat: mr. A. van Toorn te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de moeder,
ten tijde van indiening van het verzoekschrift wonende te [plaats] , thans wonende te [plaats] dan wel te [plaats] ,
advocaat: mr. Y.M. Schrevelius te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
-
-
het verzoekschrift;
-
-
het verweerschrift.
Op 9 juni 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. H.M. Boone. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke regeling te komen. Op 13 juni 2016 heeft het Mediation Bureau de rechtbank bericht dat de mediation tussen partijen heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst, een zogenaamde spiegelovereenkomst. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt over de gewone verblijfplaats van de minderjarige. De vader handhaaft daarom het teruggeleidingsverzoek.
Op 7 juli 2016 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De vader heeft zijn verzoek strekkende tot het belasten van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, met de voorlopige voogdij over de minderjarige, ingetrokken.
De vader verzoekt thans nog, met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), de onmiddellijke terugkeer, althans de terugkeer vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen van na te melden minderjarige, waarbij de moeder de minderjarige dient terug te brengen naar België, dan wel – indien de moeder nalaat de minderjarige terug te brengen – te bepalen op welke datum de moeder de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven, zodat hij de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar België, zo nodig met behulp van de sterke arm.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
- Partijen zijn gehuwd op [datum] te [plaats] .
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortdatum] te [plaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- De moeder heeft twee dochters (nu zes en vijf jaar oud) uit een vorige relatie.
- Op 26 januari 2016 heeft de moeder met de minderjarige en haar dochters de woning van partijen te [plaats] (België) verlaten en is met hen naar Nederland vertrokken.
- De vader, de moeder en de minderjarige hebben allen de Nederlandse nationaliteit.
- De vader heeft zich op 29 januari 2016 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. 16/0007.
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en België zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT