Uitspraak Nº C/09/501590 / HA ZA 15-1384. Rechtbank Den Haag, 2016-07-20

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:8442
Date20 Julio 2016
Docket NumberC/09/501590 / HA ZA 15-1384
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

Zaaknummer / rolnummer: C/09/501590 / HA ZA 15-1384

Vonnis van 20 juli 2016

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

eiseres,

advocaat mr. F.M. Hooijmans te Rotterdam,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.J. Dekker te Lisse.

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 2 december 2015, met producties;

  • -

    de conclusie van antwoord;

  • -

    het tussenvonnis van 10 februari 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 30 mei 2016 en de daarin genoemde stukken, te weten de akte houdende eiswijziging tevens akte overlegging producties van de zijde van eiseres en de akte beantwoording vragen rechtbank, met producties, van de zijde van gedaagde.

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Partijen zijn schoonzussen van elkaar.

2.2.

Uit het huwelijk tussen [de vader] (hierna: de vader) en [de moeder] (hierna: de moeder) zijn geboren twee kinderen: eiseres en [de broer] (hierna: de broer). Gedaagde is in 1988 gehuwd met de broer.

2.3.

Gedaagde heeft op 5 juli 1996 een bedrag van ƒ 186.000,-- (€ 84.403,12) (hierna: de geldlening) geleend van de vader. In de onderhandse akte van geldlening (hierna: de geldleningsovereenkomst) is onder meer het volgende opgenomen:

Terzake van deze geldlening zijn de ondergetekenden, handelend als gemeld, overeengekomen als volgt:

over de hoofdsom of het restant daarvan moet een rente worden betaald van 7% per jaar, maandelijks te voldoen bij achterafbetaling op de laatste werkdag van de maand, voor het eerst op 31 juli 1996 over het alsdan sedert heden verschenen tijdvak;

de schuldenaar is niet verplicht doch wel bevoegd tot (boetevrije) aflossing op de hoofdsom;

de hoofdsom of het restant daarvan is slechts opeisbaar bij wanbetaling of verzuim in de stipte voldoening van de rente, bij overtreding, niet-nakoming van een of meer der bij deze gemaakte bedingen, bij faillissement, overlijden, onder curatele-stelling van- of boedelafstand door de schuldenaar, bij haar aanvrage om sursèance van betaling of wanneer executoriaal beslag wordt opgelegd op goederen van de schuldenaar;

alle betalingen zullen moeten geschieden in goed gangbaar Nederlands geld en ten huize van de schuldeiser of zijn gemachtigde, zonder enige korting of verrekening;

zolang de hoofdsom met rente en eventuele kosten nog niet volledig door de schuldenaar is afgelost verbindt de schuldenaar zich jegens de schuldeiser tot het volgende:

  1. het is de schuldenaar zonder schriftelijke toestemming van de schuldeiser niet toegestaan de thans aan de schuldenaar toebehorende registergoederen en de eventueel nog door de schuldenaar te verkrijgen registergoederen geheel of ten dele te verkopen, in huurkoop te geven, te ruilen, te schenken of op andere wijze te vervreemden (waaronder begrepen zich verbinden tot vervreemding), te verhuren, te verpachten of op enige wijze in gebruik te geven, met hypotheek of andere beperkte rechten te bezwaren;

  2. om op eerste vordering van de schuldeiser onder de gebruikelijke voorwaarden, te zijnen behoeve hypotheek te vestigen op de hiervoor onder A bedoelde registergoederen, zulks tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen de schuldeiser van de schuldenaar, uit welken hoofde ook, te vorderen mocht hebben, tot het bedrag van genoemde schuld of het resterende bedrag daarvan, vermeerderd met 30% daarvan voor rente, boeten en kosten;

de kosten dezer akte en alle kosten welke de schuldeiser tot behoud en ter uitoefening van zijn rechten nodig heeft geoordeeld en die op de opeising vallende komen voor rekening van de schuldenaar.

Getekend te Leiden, op 5 juli 1996.

2.4.

De vader en de moeder waren in gemeenschap van goederen getrouwd. Dit huwelijk is ontbonden door het overlijden van de vader op 7 augustus 2002. De vader heeft bij testament van 7 augustus 2001 over zijn nalatenschap beschikt. Daarin heeft hij zijn echtgenote en zijn kinderen voor gelijke delen tot erfgenamen benoemd. De vader heeft zijn nalatenschap voorts verdeeld door middel van een ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 BW (oud). Hij heeft zijn echtgenote tot executeur benoemd.

2.5.

In 2003 is een door de echtgenoot van eiseres geëntameerde procedure gevoerd tussen de moeder (advocaat: mr. J.J.M. van Lint) en gedaagde (advocaat: mr. W.G.M. Nannings), waarin onder meer nakoming werd gevorderd van de geldleningsovereenkomst. Die procedure is door de advocaat van de moeder ingetrokken.

2.6.

In voormelde procedure heeft mr. J.J.M. van Lint aan gedaagde en haar echtgenoot (de zoon) bij brief van 3 april 2003 het volgende geschreven:

Naar aanleiding van uw faxbrief van 1 april 2003 bericht ik u het volgende.

(…)

Overigens lijkt mij een inhoudelijke reactie weinig zin hebben. Feit is namelijk dat er een geldlening is verstrekt, en feit is ook dat daar al geruime tijd geen rente voor is betaald, en dat de geldlening afgelost dient te worden!

2.7.

In een handgeschreven verklaring van 6 mei 2003 verklaart de moeder dat zij geen proces tegen gedaagde is begonnen en dat zij geen vordering heeft op gedaagde.

2.8.

Bij brief van 15 mei 2003 heeft mr. W.G.M. Nannings aan mr. J.J.M. van Lint in voormelde procedure onder meer het volgende geschreven:

Arag Rechtsbijstand N.V. heeft mij opdracht gegeven verweer te voeren tegen de vordering die U namens mevrouw [de moeder] aanhangig maakte tegen mevrouw [gedaagde] .

U heeft gedagvaard tegen woensdag 21 mei a.s.

In mijn dossier bevindt zich een verklaring waarin mevrouw [de moeder] stelt, dat zij geen opdracht heeft gegeven een procedure tegen haar schoondochter aan te vangen, tevens verklaart zij dat de vordering als zodanig niet meer bestaat. Deze verklaring voeg ik bij.

2.9.

Bij brief van 19 mei 2003 heeft mr. J.J.M. van Lint aan de moeder onder meer het volgende geschreven:

U gaf aan de verklaring van 6 mei 2003 (die is opgesteld door uw zoon [de broer] ) te hebben ondertekend, louter en alleen om de rust binnen de familie te bewaren c.q. te bereiken. U heeft aangegeven daarbij niet de inhoud daarvan te beseffen. U gaf aan met de tweede mededeling in uw verklaring van 6 mei 2003 ook geen notie te hebben van de hoogte van de vorderingen. U gaf aan zelfs niet op de hoogte te zijn van een lening. Het enige wat u met de verklaring wilde bereiken was het trachten te bewaren van de rust binnen de familie.

Ik heb eerder begrepen, mede uit de stukken, dat u wel wist van de lening en wel instemde met de procedure. Blijkbaar hebt u daar achteraf spijt van c.q. was u zich daarvan niet of onvoldoende bewust.

Nu in ieder geval thans geen instemming meer van u bestaat met een gerechtelijke procedure betreffende de nalatenschap, kan ik die procedure ook niet voortzetten. Ik zal de dagvaarding die is uitgebracht, weer intrekken.

2.10.

Bij e-mail van 5 augustus 2008 heeft de broer aan eiseres onder meer het volgende geschreven:

Sinds 29 juli 2008 is je moeder verhuist naar zorginstelling Bloemswaard te Hillegom.

Dit naar aanleiding van het advies van het CIZ (…) en de huisarts.

Ze is dermate dement, dat ze is geplaatst op etage 3. Dat wil zeggen, met beperkte bewegingsvrijheid en volledige verzorging voor wat betreft eten en drinken.

2.11.

Bij e-mail van 7 oktober 2014 heeft [X] van HOZO (de zorginstelling) aan de echtgenoot van eiseres onder meer bericht:

Mw. [de moeder] is op 24 juni 2008 in Bloemswaard komen wonen op appartement 348 op de psycho-geriatrische afdeling. Vanaf deze datum werd mevrouw volledig verzorgd door de zorg in Bloemswaard.

Vanaf 01 juli 2010 tot en met 19 augustus 2010 heeft mevrouw tijdelijk in een verpleeghuis verbleven en is daarna weer terug gekomen in Bloemswaard. Op 29 maart 2011 is mevrouw [de moeder] definitief naar den Weeligenberg verhuisd.

2.12.

De moeder is overleden op 1 juli 2011. De moeder heeft bij testament van 19 mei 2004 haar zuster, mevrouw [Y] , tot executeur benoemd. Eiseres en de broer zijn de wettelijke erfgenamen van de moeder, ieder voor de helft van haar nalatenschap.

2.13.

Mevrouw [Y] heeft bij brief van 26 september 2011 aan de erfgenamen en aan mr. Kamps van Teekens Karstens Notarissen bericht dat zij afziet van haar rol als executeur.

3 Het geschil
3.1.

Eiseres vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot:

primair nakoming van de geldleningsovereenkomst door gedaagde, althans (terug)betaling van het (gehele) door gedaagde geleende bedrag uit hoofde van de geldlening van € 84.403,12, vermeerderd met contractuele rente van 7% vanaf 3 april 2003, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en/of te bepalen rente, tot aan de dag van de algehele voldoening aan eiseres ten behoeve van de nalatenschappen van de vader en/of de moeder;

subsidiair gedeeltelijke nakoming van de geldleningsovereenkomst door gedaagde, althans (terug)betaling van de helft van het door gedaagde geleende geldbedrag uit hoofde van de geldlening van € 42.201,56, vermeerderd met contractuele rente van 7% vanaf 3 april 2003, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en/of te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT