Uitspraak Nº C-09-414499-HA ZA 12-293. Rechtbank Den Haag, 2016-09-21

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:11305
Docket NumberC-09-414499-HA ZA 12-293
Date21 Septiembre 2016
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/414499 / HA ZA 12-293

Vonnis van de meervoudige kamer van 21 september 2016

in de zaak van

de rechtspersoon naar vreemd recht

CDC PROJECT 14 SA,

gevestigd te Brussel, België

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. M.H.J. van Maanen te Den Haag,

tegen

1. de naamloze vennootschap

SHELL PETROLEUM N.V.,

gevestigd te Den Haag,

2. de rechtspersoon naar vreemd recht

SHELL DEUTSCHLAND OIL GMBH,

gevestigd te Hamburg, Duitsland,

3. de rechtspersoon naar vreemd recht

SHELL DEUTSCHLAND SCHMIERSTOFF GMBH,

gevestigd te Hamburg, Duitsland,

gedaagden in de hoofdzaak,

eiseressen in het incident,

advocaat mr. Chr.F. Kroes te Amsterdam,

4. de rechtspersoon naar vreemd recht

ESSO SOCIÉTÉ ANONYME FRANÇAISE,

gevestigd te Courbevoie, Frankrijk,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,

5. de rechtspersoon naar vreemd recht

TOTAL RAFFINAGE MARKETING S.A.,

gevestigd te Puteaux, Frankrijk,

6. de rechtspersoon naar vreemd recht

TOTAL S.A.,

gevestigd te Courbevoie, Frankrijk,

gedaagden in de hoofdzaak,

eiseressen in de incidenten,

advocaat mr. S. Beeston te Amsterdam.

Eiseres blijft aangeduid als CDC. Gedaagden worden hierna tezamen aangeduid als “gedaagden”. Gedaagden 1 tot en met 3 worden tezamen aangeduid als “Shell cs” en apart als “Shell Petroleum”, “Shell Oil” en “Shell Schmierstoff”. Gedaagde 4 wordt aangeduid als “Esso”. Gedaagden 5 en 6 worden tezamen aangeduid als “Total cs” en apart als “Total Raffinage” en “Total”.

1 De procedure
1.1.

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het tussenvonnis in de hoofdzaak van 17 december 2014 (het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;

- de akte houdende wijziging van eis van CDC;

- de akte houdende vermindering van eis van CDC;

- de antwoordakte in de hoofdzaak tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv van Shell cs;

- de antwoordakte in de hoofdzaak tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv van Esso;

- de antwoordakte in de hoofdzaak tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv van Total cs;

- de antwoordakte in het incident ex artikel 843a Rv van CDC.

1.2.

Op 28 juni 2016 hebben partijen hun standpunten in het incident en met betrekking tot het verzoek derden in het geding op te roepen ex artikel 118 Rv aan de hand van pleitnotities bepleit. Daarbij hebben Total cs een akte overlegging producties genomen.

1.3.

CDC en de eveneens door haar in deze procedure betrokken gedaagden Sasol cs (in de eerdere tussenvonnissen genoemd als gedaagden 4 en 5) hebben een minnelijke regeling getroffen. De zaken tegen Sasol cs zijn doorgehaald.

1.4.

Tot slot is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling in de hoofdzaak

in alle zaken

2.1.

Deze zaak betreft – samengevat – vorderingen van CDC, aan wie een aantal kaarsenfabrikanten en een fabrikant van waspapier vorderingen hebben gecedeerd. CDC heeft vorderingen ingesteld tegen een aantal geadresseerden van de Beschikking van de Europese Commissie van 1 oktober 2008 in zaak COMP/C.39181 (hierna: de Beschikking), waarin de Commissie boetes heeft opgelegd van in totaal € 676.011.400,- op grond van inbreuk op artikel 81 EG-Verdrag en artikel 53 EER-Overeenkomst vanwege een kartel waarin in de periode van 3 september 1992 tot 28 april 2005 prijzen op elkaar werden afgestemd, commercieel gevoelige informatie werd uitgewisseld, de markt en/of klanten onderling werd(en) verdeeld en werd toegezien op de naleving van deze afspraken op de markt van paraffinewas en slack wax binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Paraffinewas wordt onder meer gebruikt voor de productie van kaarsen. Slack wax, dat in raffinaderijen wordt geproduceerd als bijproduct van de producten van basisoliën uit ruwe olie, is als grondstof nodig voor de productie van paraffinewas.

2.2.

Overeenkomstig de daarover door de rechtbank met partijen gemaakte afspraak was de beoordeling in het tussenvonnis – net als de behandeling van de zaak tijdens de comparitie van partijen – beperkt tot twee geschilpunten, te weten i) de geldigheid van de cessies en ii) het op de vordering toepasselijk recht. In het tussenvonnis is geoordeeld dat de cessies geldig waren en is bepaald welk recht van toepassing is op de vordering van CDC. In de zaak tegen Shell cs heeft de rechtbank verder geoordeeld dat CDC – anders dan Shell cs betoogden – voldoende belang heeft bij haar vordering en in de zaak tegen Total cs is het verzoek om aanhouding van Total cs afgewezen.

2.3.

In het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen voor een aktewisseling waarbij partijen, eerst CDC, in de gelegenheid werden gesteld (desgewenst) hun standpunten aan te passen aan het in het tussenvonnis bepaalde toepasselijk recht. De rechtbank heeft CDC in het tussenvonnis voorts bevolen om, zoals zij had aangekondigd, de gevorderde schade te concretiseren en haar eis te wijzigen. CDC is tot slot in de gelegenheid gesteld om in deze akte te reageren op de beroepen van gedaagden op verjaring van de vordering. In het tussenvonnis is bepaald dat gedaagden bij antwoordakte konden reageren op de akte van CDC. De rechtbank heeft in het tussenvonnis bepaald dat zij na de aktewisseling een comparitie van partijen zou gelasten, voor de behandeling van de in de aktes behandelde onderwerpen, die niet eerder in een mondelinge behandeling aan de orde zijn geweest.

2.4.

De procedure na het tussenvonnis is anders gelopen dan in het tussenvonnis voorzien. CDC heeft eerst haar eis overeenkomstig de opdracht van de rechtbank gewijzigd. Deze eiswijziging wordt hierna aangeduid als ‘de eiswijziging’. CDC heeft daarbij de door haar gevorderde schade geconcretiseerd door per cedent te vermelden welk bedrag aan schadevergoeding zij vordert, onderverdeeld naar de verschillende periodes waarin het in de Beschikking genoemde kartel functioneerde.

2.5.

Op 19 juni 2015 heeft CDC vervolgens een minnelijke regeling getroffen met Sasol cs. Daarna heeft CDC een akte houdende eisvermindering genomen (hierna: de eisvermindering). Vervolgens hebben gedaagden zich in hun antwoordaktes in de hoofdzaak beroepen op de exceptio plurium litis consortium en hebben zij verzocht om oproeping van de andere geadresseerden van de Beschikking, die geen partij zijn in deze zaak (hierna: de andere geadresseerden) op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast hebben alle gedaagden een exhibitie-incident opgeworpen.

Het op de vorderingen toepasselijk recht

2.6.

In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat het door CDC gestelde onrechtmatig handelen, bestaande uit overtreding van communautaire mededingingsregels, met inachtneming van het doeltreffendheids-/effectiviteitsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel dient te worden beoordeeld aan de hand van het toepasselijk nationaal recht. Welk recht dat is, dient te worden bepaald volgens de daarvoor geldende regels van nationaal recht, in dit geval de conflictregels van het Nederlands internationaal privaatrecht. De rechtbank heeft de toepasselijke rechtsstelsels vastgesteld. Zij heeft partijen in de gelegenheid gesteld om bij gelegenheid van de aktewisseling alsnog een rechtskeuze te doen voor het op de vorderingen toepasselijk recht.

2.7.

Bij de eiswijziging heeft CDC uiteengezet dat zij tot dusverre in haar petitum verklaringen voor recht had gevorderd die zijn toegesneden op onrechtmatige daad. Bij haar eiswijziging doet CDC voor zover nodig bij wege van wijziging van eis ook een beroep op het communautair recht als rechtstreekse grondslag voor aansprakelijkheid. Kort gezegd betoogt CDC dat de mededingingsrechtelijke aansprakelijkheid van gedaagden één op één resulteert in civiele aansprakelijkheid jegens de gedaagden. CDC heeft de nationaalrechtelijke grondslagen voor de aansprakelijkheid wel verder uitgewerkt, maar alleen voor zover de vorderingen (mede) beoordeeld dienen te worden op basis van de toepasselijke rechtsstelsels.

2.8.

Zoals gedaagden met juistheid als verweer voeren, strookt deze benadering van CDC niet met hetgeen in het tussenvonnis is overwogen over het op de vorderingen van CDC toepasselijk recht. De rechtbank blijft bij haar overweging dienaangaande, die steun vindt in vaste rechtspraak van het HvJEU. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op zaak C-352/13 (CDC/Akzo cs). Daarin heeft het HvJEU over de verhouding tot de desbetreffende beschikking van de commissie jegens Akzo cs in die zaak en de grondslag voor aansprakelijkheid overwogen:

De beschikking legt echter niet de voorwaarden vast voor hun eventuele – in voorkomend geval hoofdelijke – civiele aansprakelijkheid, die door het nationale recht van iedere lidstaat wordt bepaald.”

Zoals in het tussenvonnis is overwogen dient de aansprakelijkheid in verband met overtreding van communautaire mededingingsregels te worden beoordeeld naar het nationale recht, te weten de in het tussenvonnis vastgestelde rechtsstelsels, met inachtneming van het doeltreffendheids-/effectiviteitsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

2.9.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om een processuele rechtskeuze te maken. Dat betekent dat de vorderingen van CDC worden beheerst door de in de tussenvonnis genoemde rechtsstelsels, te weten:

- Italiaans recht met betrekking tot leveringen aan Cartiera Lucchese;

- Zweeds recht met betrekking tot leveringen aan Delsbo Candle en Duni AB (ten aanzien van de productielocatie in Zweden);

- Fins recht met betrekking tot leveringen aan Duni AB (ten aanzien van de productielocatie van Duni Holding in Finland);

- Duits recht met betrekking tot leveringen aan Ebersbacher Wachswaren, Eika Wachswerkse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT