Uitspraak Nº C/09/571487 / FA RK 19-2651. Rechtbank Den Haag, 2019-06-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:6169
Date05 Junio 2019
Docket NumberC/09/571487 / FA RK 19-2651
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 19-2651

Zaaknummer: C/09/571487

Datum beschikking: 5 juni 2019

Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 4 april 2019 ingekomen verzoek van:
[Y]

de vader,

wonende te [woonplaats] , Luxemburg,

advocaat: mr. M.T. Wernsen te ‘s-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,

verblijvende op een voor de rechtbank onbekend adres in Nederland,

advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • -

    het verzoekschrift van de zijde van de vader;

  • -

    het faxbericht van 4 april 2019 van de zijde van de vader;

  • -

    het faxbericht van 12 april 2019 van de zijde van de moeder.

Op 16 april 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader en de moeder bijgestaan door hun advocaten en mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. I. Zetstra. De behandeling ter zitting is aangehouden.

Op de regiezitting is aan de ouders de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. De ouders hebben daar om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.

Bij beschikking van 18 april 2019 is drs. I. Sandig benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] . De bijzondere curator is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Wat geeft [minderjarige] zelf aan over een eventueel verblijf in Luxemburg en een eventueel verblijf in Nederland?

  2. In hoeverre lijkt [minderjarige] zich vrij te kunnen uiten?

  3. In hoeverre lijkt [minderjarige] de gevolgen van het verblijf in Luxemburg of het verblijf in Nederland te overzien?

  4. Wil [minderjarige] met de rechter(s) spreken en zo ja, wenst [minderjarige] dat de bijzondere curator daarbij aanwezig zal zijn?

  5. Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?

Bij afzonderlijke beschikking van 18 april 2019 is [minderjarige] voor de duur van drie maanden voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Rotterdam (C/09/572172, FA RK 19-919).

De rechtbank heeft nadien de volgende stukken ontvangen:

  • -

    het verslag van 17 mei 2019 van de bijzondere curator;

  • -

    het faxbericht van 21 mei 2019, met de pleitnotities als bijlage, van de zijde van de moeder;

  • -

    het F9-formulier van 22 mei 2019, met bijlagen, van de zijde van de vader.

[minderjarige] heeft op 22 mei 2019 in raadkamer met de kinderrechters gesproken. De bijzondere curator was ook bij dit gesprek aanwezig.


Op 22 mei 2019 is de behandeling ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen:

  • -

    de vader bijgestaan door zijn advocaat;

  • -

    de moeder bijgestaan door haar advocaat;

  • -

    de bijzondere curator;

  • -

    mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming;

  • -

    mevrouw [medewerker St LdH] en mevrouw [medewerker St LdH] namens Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.

Feiten
  • -

    De vader en de moeder zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2001 te [huwelijksplaats] .

  • -

    Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .

  • -

    De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.

  • -

    De vader, de moeder en [minderjarige] hebben allen de Nederlandse nationaliteit.

  • -

    Op 11 maart 2019 is de moeder vanuit Luxemburg naar Nederland vertrokken. [minderjarige] is op 13 maart 2019 ook vanuit Luxemburg naar Nederland vertrokken.

  • -

    De vader heeft zich gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). Het IKO-nummer is bij de rechtbank niet bekend.

  • -

    De moeder heeft op 22 januari 2019 een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij deze rechtbank.

  • -

    Bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2019 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door de moeder ingediende verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:

te bepalen dat [minderjarige] binnen een dag na de datum van de uitspraak dient te worden teruggeleid naar Luxemburg, door [minderjarige] in Nederland over te dragen aan de vader, dan wel aan de politie, dan wel aan Veilig Thuis of een daaraan gelieerde instantie;

de moeder te veroordelen in de kosten van het geding;

de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De moeder voert verweer tegen de verzoeken van de vader.

Beoordeling

Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Luxemburg zijn partij bij het Verdrag.

Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet) is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT