Uitspraak Nº C/09/581268 / FA RK 19-7240. Rechtbank Den Haag, 2019-12-03

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:13776
Date03 Diciembre 2019
Docket NumberC/09/581268 / FA RK 19-7240
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 19-7240

Zaaknummer: C/09/581268

Datum beschikking: 3 december 2019

Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 8 oktober 2019 ingekomen verzoek van:
[X] ,

de moeder,

wonende te [woonplaats X] ), Spanje,

advocaat: mr. N. Bekri te Rotterdam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda.

Procedure

Bij beschikking van 30 oktober 2019 is drs. I. Sandig benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] De bijzondere curator is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Wat geeft [minderjarige] zelf aan over een eventueel verblijf in Spanje en een eventueel verblijf in Nederland?

  2. In hoeverre lijkt [minderjarige] zich vrij te kunnen uiten?

  3. In hoeverre lijkt [minderjarige] de gevolgen van het verblijf in Spanje of het verblijf in Nederland te overzien?

  4. Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?

De rechtbank heeft (opnieuw) kennis genomen van de stukken, waaronder:

  • -

    het verzoekschrift, met bijlagen, van de zijde van de moeder;

  • -

    het F9-formulier van 10 oktober 2019, met bijlage, van de zijde van de moeder;

  • -

    het faxbericht van 21 oktober 2019 van de zijde van de vader;

  • -

    de brief van 21 oktober 2019, met bijlagen, van de zijde van de moeder;

  • -

    het F9-formulier van 12 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de vader;

  • -

    het verweerschrift, ingekomen op 13 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de vader;

  • -

    het F9-formulier van 14 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de moeder;

  • -

    het F9-formulier van 15 november 2019, met bijlage, van de zijde van de vader.


Op 18 november 2019 is de behandeling ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming. De bijzondere curator voornoemd is ook verschenen, zij is na de schorsing, in overleg, niet teruggekeerd voor de inhoudelijke bespreking van de zaak.

Van de zijde van de vader en de moeder zijn pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten
  • -

    De vader en de moeder hebben een kortstondige affectieve relatie gehad.

  • -

    Zij zijn de ouders van de nog minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (Spanje).

  • -

    De vader heeft [minderjarige] erkend.

  • -

    De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.

  • -

    De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Spaanse nationaliteit en [minderjarige] heeft (in ieder geval) de Nederlandse nationaliteit.

  • -

    De moeder heeft zich gewend tot de Spaanse Centrale Autoriteit (CA).

  • -

    De Spaanse CA heeft de Nederlandse CA verzocht om de teruggeleiding van [minderjarige] . De zaak is bij de Nederlandse CA geregistreerd onder IKO nr. [nr.] .

  • -

    In de beslissing van 27 november 2014 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 676/2014) – voor zover hier van belang – bepaald dat:

- de zorg voor [minderjarige] aan de moeder is voorbehouden, waarbij de beide ouders het gezag over [minderjarige] behouden;
- de vader [minderjarige] zes weken per jaar mee mag nemen naar Nederland gedurende vakanties vanaf het moment dat [minderjarige] drie jaar oud is;
- [minderjarige] gedurende de zomervakantie een maand bij de vader zal zijn van 1 juli tot 1 augustus vanaf het moment dat zij zes jaar oud is;

  • -

    In de beslissing van 25 juli 2019 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 606/2019) – voor zover hier van belang – bepaald dat de vasthouding van [minderjarige] in Nederland onrechtmatig is omdat dit een overtreding vormt van hetgeen is voorzien in voornoemde beslissing van de rechtbank [plaatsnaam 1] , Spanje, van 27 november 2014.

  • -

    In de beslissing van 2 september 2019 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 235/2019) – voor zover hier van belang – bepaald dat de vader [minderjarige] binnen een maand aan de moeder dient over te dragen.

  • -

    In het vonnis van 8 augustus 2019 van de Rechtbank van Instructie nr. 3 te [plaatsnaam 2] (1413/2019) is besloten tot een voorlopig sepot en sluiting van het huidige onderzoek naar een (vermoedelijk) misdrijf van kinderontvoering.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht:

de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] naar Spanje te gelasten;

te bepalen dat de vader aan de moeder alle kosten dient te vergoeden, die zij in verband met de onderhavige kwestie noodgedwongen heeft moeten maken als gevolg van het handelen van de vader, welke kosten nu worden begroot op € 7.600,- en tevens alle kosten dient te vergoeden die de moeder als gevolg van de onderhavige procedure mogelijk nog zal moeten maken;

te bepalen dat de vader voor iedere dag die hij laat verstrijken zonder [minderjarige] naar haar moeder in Spanje terug te brengen, een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag, gelet op het feit dat de vader – ondanks zijn toezeggingen – heeft aangetoond dat hij niet bereid is mee te werken aan de terugkeer van [minderjarige] , zelfs niet wanneer er rechtelijke beslissingen in zijn nadeel zijn uitgesproken.

De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Spanje zijn partij bij het Verdrag.

Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet) is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.

Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.

Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag

Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of

gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).

Tussen de ouders is niet in geschil dat [minderjarige] onmiddellijk voor de vasthouding in Nederland haar gewone verblijfplaats in Spanje had. Evenmin is in geschil dat de ouders samen het gezag hebben over [minderjarige] en dat het gezagsrecht daadwerkelijk gezamenlijk werd uitgeoefend.

Toestemming

Ook is tussen de ouders niet in geschil dat de vader op of omstreeks 11 april 2019 met instemming van de moeder met [minderjarige] naar Nederland is gereisd. De ouders verschillen echter van mening over de vraag of de vader toestemming heeft gekregen van de moeder om [minderjarige] voor langere duur dan een maand bij zich te houden in Nederland.

De vader stelt dat de moeder toestemming heeft gegeven voor het definitief verblijf van [minderjarige] in Nederland. Door de betrokken hulpverleningsinstanties in Spanje is vastgesteld dat sprake was van een zorgelijke situatie van [minderjarige] bij de moeder thuis, wat blijkt uit de door de vader ingebrachte verslagen en rapportages van de betreffende instanties. Volgens de vader erkende de moeder de zorgen rondom [minderjarige] en benaderde zij hem hierover op 22 maart 2019 met het voorstel om [minderjarige] voor langere periode naar Nederland over te brengen. De vader is hierna direct begonnen met het regelen van een school voor [minderjarige] in Nederland. Eind maart / begin april 2019 zijn de zorgen van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT