Uitspraak Nº C/09/587609 / FA RK 20-371. Rechtbank Den Haag, 2020-02-03
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2020:1248 |
Date | 03 Febrero 2020 |
Docket Number | C/09/587609 / FA RK 20-371 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/587609 / FA RK 20-371
Datum beschikking: 03 februari 2020
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking naar aanleiding van het op 30 januari 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de man]
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1933 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonplaats]
verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. J.H.T. van Brunschot te Den Haag.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
30 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn van
29 januari 2020 om 21.22 uur;
- de op 29 januari 2020 ondertekende medische verklaring van een arts in opleiding tot [psychiater 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht en dit niet bij diens behandeling betrokken is geweest.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
03 februari 2020.
Ter zitting waren de volgende personen aanwezig, die door de rechtbank zijn
gehoord:
- de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat,
- de [behandelend arts]
- [psychiater 2] ,
- de [afdelingsverpleegkundige] ,
- de [schoondochter] .
De cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzochte inhoudende dat hij niet in het verpleeghuis wil blijven. De advocaat heeft aangevoerd dat hij heeft kunnen constateren dat cliënt door een onafhankelijk psychiater is gezien op donderdag 30 januari 2020, aangezien de psychiater in zijn aanwezigheid cliënt heeft bevraagd. Of deze psychiater het medisch oordeel zoals opgenomen in de medische verklaring van 29 januari 2020 onderschreef was de advocaat niet bekend. De advocaat heeft zich vervolgens aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd omdat hij geen duidelijk antwoord van cliënt heeft op zijn vragen en derhalve geen standpunt namens cliënt kan innemen.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 26 lid 5 onder de Wzd het CIZ bij een verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring overlegt van een ter...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT