Uitspraak Nº C/09/557204 / HA ZA 18-825. Rechtbank Den Haag, 2020-04-29

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3817
Date29 Abril 2020
Docket NumberC/09/557204 / HA ZA 18-825
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/557204 / HA ZA 18-825

Vonnis van 29 april 2020

in de zaak van

[eiser] , te [plaats] ,

eiser,

advocaat: mr. R.L. de Graaff, te Amsterdam,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Openbaar Ministerie en Ministerie van Justitie en Veiligheid), te Den Haag,

gedaagde,

advocaat: mr. A.Th.M. ten Broeke, te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 15 juni 2018 met producties 1 tot met 18;

- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 10;

- het tussenvonnis van 28 november 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

- de nader ingediende producties 19 en 20 van de zijde van [eiser] ;

- de akte houdende overlegging producties van de zijde van de Staat, met producties 11 en 12;

- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2019;

- het verzoek tot voortprocederen van de zijde van [eiser] met bijgevoegd het arrest van het gerechtshof Den Haag in kort geding van 27 augustus 2019;

- de akte houdende overlegging producties van de zijde van [eiser] , met producties 21 tot en met 27;

- de antwoordakte van de zijde van de Staat, met productie 13.

1.2.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard op het proces-verbaal te maken. De rechtbank heeft van partijen geen opmerkingen ontvangen.

1.3.

Deze zaak is in eerste instantie behandeld door de enkelvoudige kamer. De behandelend rechter heeft op de zitting met partijen het voornemen besproken om de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer. Partijen maakten geen bezwaar tegen een verwijzing naar een meervoudige kamer en hebben toestemming gegeven de uitspraak door de meervoudige kamer te laten wijzen zonder dat nadere zitting plaatsvindt. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van de zitting. Deze zaak is op voet van artikel 15 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) na de comparitie van partijen door de enkelvoudige kamer verwezen naar de meervoudige kamer.

1.4.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten De procedure in Engeland
2.1.

[eiser] is, samen met een familielid, ter terechtzitting op 11 november 2003 door een jury van het St Albans Crown Court in Chesthunt, Engeland schuldig bevonden aan overtreding van section 1 of the Theft Act 1968 wegens diefstal (in vereniging) van een auto. [eiser] is na deze zitting op borgtocht vrijgelaten in afwachting van de sentencing hearing op 14 november 2003. Aan de borgtocht is de voorwaarde verbonden dat [eiser] aanwezig diende te zijn bij de sentencing hearing.

2.2.

[eiser] is voordat de sentencing hearing plaatsvond naar Nederland vertrokken. Hij is niet op deze zitting verschenen. [eiser] werd tijdens sentencing hearing vertegenwoordigd door een advocaat, die namens hem het woord heeft gevoerd.

2.3.

De trial judge van het St Albans Crown Court heeft [eiser] op 14 november 2003 “in absentia” veroordeeld tot, voor zover hier van belang, twee jaar gevangenisstraf wegens diefstal van de auto en zes maanden gevangenisstraf wegens schending van de borgtochtvoorwaarden (breach of bail).

Het verzoek tot uitlevering

2.4.

De Engelse autoriteiten hebben in 2004 Nederland verzocht om uitlevering van [eiser] . [eiser] heeft bij brief van 5 maart 2005 aan de toenmalig minister van Buitenlandse Zaken verzocht het uitleveringsverzoek van Engeland af te wijzen. Deze brief luidt, voor zover hier van belang:

Vanaf het begin van de Rechtszaak hebben wij en onze advocaat geen goed gevoel gekregen over de manier waarop wij behandeld werden. Wij moesten nl. plaatsnemen in een gepantserde glazen kooi en werden aan beide kanten bewaakt door een cipier. Dit bevreemde ons zeer, zo zou men de indruk krijgen al waren wij grote zware criminelen.

Vanaf het begin heeft de Rechter zijn invloed uitgeoefend op de jury middels opmerkingen dat wij buitenlanders waren en schuldig waren aan diefstal van een auto.

Tijdens het hele proces heeft hij ons geen enkele keer aangekeken en vertelde de jury dat de zaak van diefstal zo duidelijk voor hem was dat het proces hooguit een paar dagen zou duren.

Uiteindelijk heeft het proces twee en een halve week geduurd, waarin onze advocaat duidelijk heeft aangetoond, middels bewijzen dat wij onschuldig zijn (…).

De advocaat van de tegenpartij (de Engelse Staat) heeft geen enkel bewijs kunnen aanvoeren waaruit zou blijken dat wij voor wat dan ook maar schuldig bevonden konden worden, hij zei dat wij dieven, oplichters en vermoedelijk inbrekers waren, om zo indruk te maken op de jury, zonder enig bewijs.

In het eindpleidooi van de Rechter heeft hij alle (…) bewijzen van onze advocaat genegeerd en heeft duidelijk gezegd dat wij Buitenlanders waren en alles bij elkaar gelogen hadden en dat de jury toch zeker eensluidend met een uitslag moest komen dat wij schuldig waren. Hij kon alleen maar een uitslag accepteren waarin zou blijken dat wij schuldig waren. Mocht de jury er niet eensluidend uitkomen, wat het geval was, dan wilde hij een 10-2 verhouding als minimaal nog accepteren. (…)

Toen de jury er na 3 uur nog niet uit was wilde de Rechter dat ze met 15 minuten terug moesten komen met een duidelijk 10-2 uitslag tegen ons, volgens de Rechter had de zaak lang genoeg geduurd. De rechter heeft de jury dusdanig onder druk gezet dat ze na een half uur terug kwamen met een 10-2 uitslag.

2.5.

De rechtbank Almelo heeft op 29 maart 2005 de uitlevering van [eiser] aan Engeland ontoelaatbaar geacht omdat, kort samengevat, het bevel tot aanhouding van [eiser] en een authentiek afschrift van het vonnis ontbraken terwijl de Uitleveringswet en het Europees Uitleveringsverdrag overlegging van deze stukken voorschreven. De vervolgingsuitlevering is vanwege de ongenoegzaamheid van de stukken niet toelaatbaar geacht.

Het rechtshulpverzoek van de Engelse autoriteiten

2.6.

De Engelse autoriteiten hebben bij brieven van 3 januari 2014 en 8 juli 2014 de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) verzocht de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die op 14 november 2003 aan [eiser] is opgelegd over te nemen. Dit verzoek is gebaseerd op het Aanvullend Protocol (AP) bij het Verdrag Overbrenging van Gevonniste Personen (VOGP).

2.7.

De Engelse autoriteiten hebben bij het verzoek (hierna: het VOGP-verzoek) de volgende stukken overgelegd:

1. een kopie van het Europees Arrestatiebevel voor [eiser] ;

2. een kopie van the Orders of conviction and sentence for the subjects (hierna: certificate of conviction), ondertekend door de officer of St Albans Crown Court, waarin is vermeld, voor zover hier van belang:

This is to certify that at the Crown Court at ST ALBANS on the 11TH NOVEMBER 2003 BERT ANTON [eiser] was tried and convicted upon indictment of THEFT OF MOTOR VEHICLE And on 14th NOVEMBER 2003 was sentenced to

2 YEARS IMPRISONMENT (…)” .

3. een kopie van het artikel waarop de veroordeling is gebaseerd (section 1 of the Theft Act 1968);

4. een kopie van het relaasproces-verbaal dat is opgemaakt ten behoeve van de strafzaak tegen [eiser] (case summary from the setting the circumstances of the offence, hierna: case summary), bestaande uit onder meer een samenvatting van de getuigenverklaringen, een beschrijving van de toedracht van het tenlastegelegde feit, een verklaring van [eiser] als verdachte en de uitslagen van forensisch onderzoek;

5. een kopie van de (deels onleesbare) aantekeningen van de griffier van de sentencing hearing van 14 november 2003 (hierna: Crown Court Minute Sheet);

6. een kopie van de gemaakte vingerafdrukken van [eiser] .

2.8.

In de brief van 3 januari 2014 hebben de Engelse autoriteiten vermeld dat de sentencing remarks (de motivering van de rechter van de opgelegde straf), die gewoonlijk bij een dergelijk verzoek worden gevoegd, ontbreken. Volgens de Engelse autoriteiten geven de aantekeningen van de griffier van de zitting (Crown Court Minute Sheet) voldoende achtergrond van de sentencing hearing. De Engelse autoriteiten geven in de brief van 8 juli 2014 aan dat door verloop van tien jaren moeilijkheden zijn ontstaan bij het verstrekken van de informatie die de Nederlandse autoriteiten gewoonlijk zouden verwachten bij het verzoek.

De adviesprocedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

2.9.

De penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de Minister op grond van artikel 43b van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) op 8 september 2014 geadviseerd de aanwijzing te geven dat de aan [eiser] opgelegde gevangenisstraf in Nederland ten uitvoer wordt gelegd voor zover deze de duur van twee jaar niet te boven gaat. Het gaat hierbij om de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf wegens diefstal (hierna: de gevangenisstraf). De gevangenisstraf wegens schending van de borgtochtvoorwaarden komt niet voor tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking omdat niet is voldaan aan de eis van dubbele strafbaarheid.

2.10.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overweegt in het advies over de stukken die de Engelse autoriteiten hebben verstrekt:

Voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikelen 3 tot en met 7 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. Het hof stelt vast dat het niet beschikt over een gewaarmerkt afschrift van het vonnis van 11 en 14 november 2003. Het hof stelt het ‘certificate of conviction’ (…) in samenhang met de Case summary en de Crown Court Minute Sheet gelijk aan het afschrift van het vonnis als bedoeld in artikel 6 lid 2 onder a VOGP.

Het besluit van de Minister

2.11.

De Minister heeft overeenkomstig het advies van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de Engelse autoriteiten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT