Uitspraak Nº C/09/577729 / HA ZA 19-799. Rechtbank Den Haag, 2020-04-29

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3954
Date29 Abril 2020
Docket NumberC/09/577729 / HA ZA 19-799
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/577729 / HA ZA 19-799

Vonnis van 29 april 2020

in de zaak van

1 [eiser, sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , [land] ,

2. [eiser, sub 2], te [vestigingsplaats] ,

eisers,

advocaat mr. J.H. Sligchers te Maastricht,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën), te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser, sub 1] , [eiser, sub 2] en de Staat genoemd worden. Met [eisers c.s.] worden hierna [eiser, sub 1] en [eiser, sub 2] gezamenlijk aangeduid.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 28 juni 2019, met producties;

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties;

  • -

    het tussenvonnis van 27 november 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 5 maart 2020.

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

1.3.

Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard op de verslaglegging kenbaar te maken. De Staat heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 19 maart 2020 en [eisers c.s.] bij brief van 23 maart 2020. Deze correspondentie maakt onderdeel uit van het procesdossier.

2 De feiten
2.1.

[eiser, sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser, sub 2] . Deze vennootschap houdt zich met name bezig met de in- en verkoop van vrachtwagens.

2.2.

Op 19 januari 2005 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld bij [eiser, sub 2] . Het onderzoek is op het kantoor van [eiser, sub 2] uitgevoerd door een ambtenaar van de Belastingdienst (hierna: de onderzoeker). Het onderzoek richtte zich op de juistheid van de door [eiser, sub 2] ingediende aangiften voor de omzetbelasting over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.

Omzetbelasting

2.3.

Naar aanleiding van bevindingen van de onderzoeker heeft de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur) op 28 december 2006 aan [eiser, sub 2] een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 van € 809.840 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ), inclusief € 86.839 aan heffingsrente.

2.4.

Op 26 juli 2007 heeft de onderzoeker (definitief) rapport uitgebracht van de bevindingen uit het boekenonderzoek. Het rapport bevat de volgende conclusie:

“Belastingplichtige ( [eiser, sub 2] ) heeft facturen ontvangen, vervaardigd c.q. laten vervaardigen met het oog op het behalen van fiscaal voordeel, ongeacht de aard daarvan en/of bewust facturen geaccepteerd waarop de prestatie onjuist is omschreven. De aftrek wordt uitgesloten aangezien het geheel van feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigt dat doel en strekking van de wettelijke bepalingen zouden worden miskend, als de aanspraak op afgifte zou worden gehonoreerd.”

2.5.

Naar aanleiding van dit rapport heeft de inspecteur op 28 augustus 2007 een tweede naheffingsaanslag van € 3.942 opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ).

2.6.

Aangezien de naheffingsaanslagen niet werden voldaan, heeft de Ontvanger op 1 oktober 2007 executoriaal beslag gelegd op voertuigen die zich bevonden op de bedrijfslocatie van [eiser, sub 2] aan de [adres] .

2.7.

Tegen de eerste naheffingsaanslag heeft [eiser, sub 2] bezwaar ingesteld.

2.8.

Naar aanleiding van dit bezwaarschrift heeft de inspecteur bij brief van 2 november 2012 aangekondigd dat de naheffingsaanslag zal worden verlaagd.

2.9.

Bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2012 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verlaagd met € 71.700 tot € 738.140, inclusief € 78.677 aan heffingsrente.

2.10.

Tegen deze uitspraak heeft [eiser, sub 2] beroep ingediend bij de belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

2.11.

Bij brief van 27 februari 2014 heeft de inspecteur in de beroepsprocedure een aantal verkoopfacturen van [eiser, sub 2] overgelegd.

2.12.

In reactie hierop heeft [eiser, sub 1] bij brieven van 28 maart 2014 en 22 mei 2014 eveneens stukken uit de administratie van [eiser, sub 2] in de beroepsprocedure overgelegd.

2.13.

Tijdens de tweede mondelinge behandeling van dit beroep zijn partijen ter beëindiging van deze procedure een vaststellingsovereenkomst overeengekomen, die als volgt is geformuleerd in de brief van mr. Sligchers voornoemd van 14 juni 2014:

“Ter beëindiging van de ter zake van het onderzoek door de Belastingdienst vastgestelde naheffingsaanslagen omzetbelasting onder nummers [aanslagnummer 3] en [aanslagnummer 4] zijn wij overeengekomen dat de aanslagen tot een gezamenlijk bedrag van € 180.000 (inclusief heffingsrente) dienen te worden verminderd. Omdat gebleken is, dat slechts tegen de naheffingsaanslag [aanslagnummer 3] tijdig rechtsmiddelen zijn aangewend, bespraken wij dat de consequenties van het overeengekomene ook in die naheffingsaanslag verwerkt gaat worden.

Zoals hiervoor aangegeven, zijn wij overeengekomen dat de naheffingsaanslag [aanslagnummer 6] teruggebracht wordt naar een bedrag van € 180.000. De naheffingsaanslag [aanslagnummer 4] , die volledig in stand blijft, is vastgesteld naar een naheffing van omzetbelasting van € 3.105. Tevens is € 838 aan heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslag [aanslagnummer 3] wordt derhalve teruggebracht naar een bedrag van € 176.057 (inclusief heffingsrente).

Het beëindigen van het tussen [eiser, sub 2] en de Inspecteur bestaande geschil geschiedt zonder erkenning zijdens belanghebbende van de juistheid van het door de Inspecteur ter zake van de naheffingsaanslagen gestelde en zonder erkenning zijdens de Inspecteur van de juistheid van het door belanghebbende gevoerde verweer.(…)”

2.14.

Naar aanleiding van de vaststellingsovereenkomst heeft de inspecteur in de vorm van een beschikking een vermindering van omzetbelasting verleend. Tegen die beschikking heeft [eiser, sub 2] geen bezwaar en beroep ingesteld.

Inkomstenbelasting

2.15.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Belastingdienst onder meer geconcludeerd dat bedragen die gemoeid waren met inkoopfacturen die in het boekenonderzoek als niet werkelijk/vals zijn aangemerkt het vermogen van [eiser, sub 2] hebben verlaten. De Belastingdienst is ervan uitgegaan dat bedoelde bedragen (op basis van uitdeling) terecht zijn gekomen bij [eiser, sub 1] als enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser, sub 2] . Omdat [eiser, sub 1] deze uitdeling niet had aangegeven, heeft de inspecteur op 16 september 2008 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2004 opgelegd waarin rekening is gehouden met een uitdeling van € 1.425.858 (aanslagnummer [aanslagnummer 5] )

2.16.

Tegen deze aanslag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT