Uitspraak Nº C/09/548006 / HA ZA 18-179. Rechtbank Den Haag, 2022-05-04

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:4382
Docket NumberC/09/548006 / HA ZA 18-179
Date04 Mayo 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/548006 / HA ZA 18-179

Vonnis van 4 mei 2022

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BEDRIJVENSCHAP HARNASCHPOLDER te Schipluiden,

eiseres,

advocaat mr. J.S. Procee te Den Haag,

tegen

[gedaagde] te [plaats]

gedaagde,

advocaat mr. M.C. van Meppelen Scheppink te Rotterdam.

Partijen worden hierna het Bedrijvenschap en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 10 juli 2019 en de daarin genoemde stukken;

  • -

    de pleitnota van mr. Van Meppelen Scheppink voor de bijeenkomst van 6 november 2019;

  • -

    de nadere toelichting van mr. Procee voor de bijeenkomst van 6 november 2019;

  • -

    het verslag van de bespreking van 6 november 2019;

  • -

    de brief van mr. Procee van 9 december 2019;

  • -

    het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 maart 2020;

  • -

    de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 23 april 2020 (reactie concept);

  • -

    de brief van mr. Procee van 1 mei 2020 (reactie concept);

  • -

    het conceptrapport (aanvullend advies) van 3 augustus 2020;

  • -

    het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 december 2020;

  • -

    de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 26 januari 2021 (reactie concept);

  • -

    de brief van mr. Procee van 28 januari 2021 (reactie concept);

  • -

    het (definitieve) aanvullend advies van 28 mei 2021;

  • -

    het proces-verbaal van het op 24 januari 2022 gehouden pleidooi;

  • -

    de e-mail van de deskundigen van 4 februari 2022 (kostenopgave);

  • -

    de akte van [gedaagde] van 9 februari 2022 van (kostenopgave)

  • -

    de brief van mr. Procee van 23 februari 2022;

  • -

    de brief van mr. Van Meppelen Scheppink van 7 maart 2022.

1.2.

Het proces-verbaal van het pleidooi is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden in dit proces-verbaal kenbaar te maken, waarbij is medegedeeld dat aan aanvulling van stellingen voorbij wordt gegaan. Partijen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

1.3.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling Inleiding
2.1.

Onteigend is een onbebouwd rechthoekig perceel grasland ter grootte van 1.000 m2, gelegen nabij de [adres] (gemeente [Gemeente] ). Dit eindvonnis gaat over planschade, bijkomende schade, rente en de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen en van juridische en deskundige bijstand van de onteigende. In het tussenvonnis van 5 juni 2019 is een eindbeslissing genomen over de waardering van het onteigende als ruwe bouwgrond op € 70 per m2 (de complexwaarde). De rechtbank blijft bij die beslissing.

Planschade

2.2.

In het tussenvonnis van 5 juni 2019 heeft de rechtbank overwogen dat aanvullend advies moet worden ingewonnen over mogelijk planologisch nadeel en planschade, die in de schadeloosstelling dient te worden verdisconteerd. In het tussenvonnis van 10 juli 2019 is de heer mr. ing. A.C.M.M. van Heesbeen tot deskundige benoemd. Aan hem zijn de in het tussenvonnis geformuleerde vragen ter beantwoording voorgelegd. Van Heesbeen heeft, met instemming van partijen daartoe, de nadere deskundigheid ingeschakeld van twee taxateurs, de heren ing. A. van Gellicum MRE RT MRICS (van Gellicum) en ir. H. Leonard RT (Leonard). Op 28 mei 2021 hebben Van Heesbeen, Van Gellicum en Leonard (hierna gezamenlijk: Van Heesbeen c.s. of de deskundigen) in commissieverband hun definitieve rapport uitgebracht (hierna: het aanvullend advies).

2.3.

Het aanvullend advies houdt – kort gezegd – in dat de aanspraak op een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gewaardeerd wordt op € 145.600,-- (onderdeel D van het aanvullend advies).

Naar aanleiding van een overweging van de rechtbank in het tussenvonnis van 5 juni 2019 over de redelijke toepassing van artikel 40e Ow, hebben de deskundigen aanvullend geadviseerd dat een redelijk handelend koper bereid zou zijn om voor de “planschadeclaim” een bedrag van € 74.000,-- te betalen bij een veronderstelde overdracht daarvan op de peildatum van de onteigening (onderdeel E van het aanvullend advies).

2.4.

Partijen hebben tegen het aanvullend advies bezwaren aangevoerd. De rechtbank zal deze bezwaren hierna bespreken. De rechtbank zal eerst ingaan op het beoordelingskader van artikel 40e Ow.

Beoordelingskader artikel 40e Ow

2.5.

Met de invoering van artikel 40e Ow heeft de wetgever de mogelijkheid geopend om planschade toe te kennen binnen het kader van de onteigeningsprocedure, voor zover het de invloed van het bestemmingsplan op de waarde van het onteigende betreft.1

Op grond van dit artikel wordt – voor zover hier relevant – door de onteigeningsrechter bij het bepalen van de werkelijke waarde de prijs vermeerderd met nadelen ten gevolge van bestemmingen die door het werk waarvoor onteigend wordt, tot uitvoering komen. Een en ander voor zover deze nadelen “ook na toepassing van artikel 40d redelijkerwijs niet (geheel) ten laste van de onteigende behoren te blijven”.

2.6.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor geciteerde zinsnede – waarvan de strekking overeenkomt met de ‘redelijkerwijs’-formule van artikel 6.1 Wro (en artikel 49 WRO (oud)) – en de wetgeschiedenis dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat vergoeding van planschade op de voet van artikel 40e Ow geschiedt aan de hand van de criteria uit het planschaderecht. [gedaagde] stelt dat risicoaanvaarding en normaal maatschappelijk risico geen rol mogen spelen omdat het bij onteigening gaat om ontneming van eigendom en bij planschade om een beperking van het eigendomsrecht. Hij verwijst naar HR 21 november 20082. In die zaak gaat het naar het oordeel van de rechtbank om wezenlijk andere omstandigheden in het kader van artikel 41 Ow, zodat de conclusies van de Hoge Raad in die zaak niet een op een in deze zaak kunnen worden toegepast.

In deze zaak oordeelt de rechtbank of [gedaagde] , naast de vergoeding van de werkelijke waarde, zoals door Vermeulen c.s. begroot, recht heeft op vergoeding van een planschadeclaim, zodat hij daarvoor geen separate planschadeprocedure hoeft te voeren (zie r.o. 2.28 van het tussenvonnis van 5 juni 2019). Naar het oordeel van de rechtbank biedt artikel 40e Ow daartoe de mogelijkheden.

Dit betekent onder meer dat – anders dan [gedaagde] betoogt – bij de beoordeling van planschade in het kader van artikel 40e Ow de beperkende planschadecriteria, zoals het normaal maatschappelijke risico en de voorzienbaarheid, in beginsel net zo moeten worden toegepast als binnen het planschaderecht. De deskundigen hebben dit ook als uitgangspunt gehanteerd in het aanvullend advies.

2.7.

De deskundigen hebben tijdens het pleidooi toegelicht dat zij hoofdstuk E enkel in het aanvullend advies hebben opgenomen, omdat zij op grond van r.o. 2.29 van het tussenvonnis van 5 juni 2019 als vaststaand hebben aangenomen dat een redelijke toepassing van artikel 40e Ow inhoudt dat een inschatting moet worden gemaakt van de kans op een vergoeding voor planschade en een waardering daarvan bij een veronderstelde verkoop aan een redelijk handelend koper op de peildatum. Zonder laatstgenoemde overweging zouden deskundigen na hoofdstuk D van het aanvullend advies zijn gestopt, zodat hoofdstuk E in dat geval niet in het deskundigenrapport zou zijn opgenomen.

2.8.

Partijen hebben bezwaar gemaakt tegen deze wijze van toepassing van artikel 40e Ow door de deskundigen. De bezwaren van zowel het Bedrijvenschap als van [gedaagde] komen in de kern erop neer dat een juiste toepassing van artikel 40e OW met zich brengt dat de vertaalslag die de deskundigen in hoofdstuk E van het aanvullend advies hebben toegepast achterwege moet blijven.

2.9.

Onder verwijzing naar het beoordelingskader in 2.5 en 2.6 is de rechtbank met de deskundigen en partijen van oordeel dat voor een correctie op de door de deskundigen vastgestelde planschade in de zin van artikel 6.1 Wro, vanwege de verdiscontering van de kans op planschade bij de beoordeling in het kader van artikel 40e Ow, geen plaats is. In zoverre ziet de rechtbank aanleiding om terug te komen op genoemde overweging in haar tussenvonnis van 5 juni 2019. Dit betekent dat de rechtbank het aanvullend advies van de deskundigen in hoofdstuk E niet zal volgen.

Tegemoetkoming in de (plan)schade in de zin van artikel 6.1 Wro

2.10.

In onderdeel D van het aanvullend advies stellen de deskundigen de schade in de zin van artikel 6.1 Wro vast op € 150.000,-- (€ 220.000,-- min € 70.000,--). Met inachtneming van een drempel van 2% vanwege het normale maatschappelijke risico, komt € 145.600,-- voor vergoeding in aanmerking, aldus de deskundigen

2.11.

Partijen hebben bezwaren aangevoerd tegen de overwegingen van de deskundigen ten aanzien van (i) de planvergelijking/tijdelijk voordeel, (ii) de vaststelling van de planologische mogelijkheden onder het bestemmingsplan Harnaschpolder-Weteringzone, en (iii) het normaal maatschappelijk risico. Daarnaast hebben partijen bezwaren aangevoerd tegen de door de deskundigen bij de waardering gehanteerde uitgangspunten en de hoogte van de vastgestelde tegemoetkoming in de planschade.

Planvergelijking/ tijdelijk voordeel

2.12.

In het tussenvonnis van 5 juni 2019 is bepaald dat voor de vaststelling van mogelijk (planologisch) nadeel in de zin van artikel 40e Ow een planvergelijking moet worden gemaakt tussen het bestemmingsplan Harnaschpolder-Weteringzone uit 2005 en het bestemmingsplan Harnaschpolder Zuid 2014. De deskundigen hebben dit in hun aanvullend advies tot uitgangspunt genomen.

2.13.

Het Bedrijvenschap bestrijdt dit uitgangspunt voor de planvergelijking, althans betoogt dat eventuele planschade...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT