Uitspraak Nº C/10/500605 / HA ZA 16-430. Rechtbank Rotterdam, 2016-11-30

ECLIECLI:NL:RBROT:2016:9305
Date30 Noviembre 2016
Docket NumberC/10/500605 / HA ZA 16-430

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/500605 / HA ZA 16-430

Vonnis van 30 november 2016

in de zaak van

[curator] ,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALLEWELT BENELUX B.V.,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,

tegen

1. de vennootschap naar Duits recht

COFACE FINANZ GMBH, ( Gesellschaft mit beschränkter Haftung)

gevestigd te Mainz,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. N.T.M. Verhoeven te Eindhoven,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub2] ,

gevestigd te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

INTERCOSMETIC B.V.,

gevestigd te Heteren,

gedaagde in conventie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna de curator (in het faillissement van Allewelt) en Coface, [gedaagde sub2] en Intercosmetic genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding met producties;
    - de conclusie van antwoord met producties;
    - de brief van de rechtbank van 27 juli 2016 waarbij een comparitie is bepaald;
    - het proces-verbaal van comparitie van 17 oktober 2016, waarbij zijdens de curator een conclusie van antwoord in reconventie met een productie en zijdens Coface een (eveneens) tevoren toegezonden productie in het geding is gebracht;

  • -

    een verzoek zijdens Coface van 20 oktober 2016 tot verbetering van het proces-verbaal;
    - een brief van de curator van 25 oktober 2016 houdende opmerkingen over het proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

1.3.

[gedaagde sub2] en Intercosmetic zijn niet verschenen.

Op de voet van het bepaalde in artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is tegen hen verstek verleend en wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

2 De feiten
2.1.

Allewelt handelde in cosmetica en dergelijke. De vennootschap is bij vonnis van 15 december 2009 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator.

2.2.

Allewelt heeft op enig moment een managementovereenkomst gesloten met [gedaagde sub2] . De managementvergoeding voor [gedaagde sub2] bedroeg € 120.000,- (excl.BTW) per jaar. [gedaagde sub2] is directeur en enig aandeelhouder van [gedaagde sub2] .
was toen tevens als manager fulltime werkzaam voor Creditforce Factoring B.V. (hierna: Creditforce) en binnen Creditforce verantwoordelijk voor het aanbrengen van nieuwe klanten.
was in de hier relevante periode via [gedaagde sub2] tevens directeur en aandeelhouder van Intercosmetic.

2.3.

Allewelt heeft een factoringovereenkomst gesloten met Creditforce op basis waarvan vorderingen van Allewelt zijn bevoorschot en Allewelt tot zekerheid daarvan vorderingen heeft overgedragen of verpand aan Creditforce.

De overeenkomst is namens Creditforce ondertekend door [gedaagde sub2] als directeur.
Creditforce heeft op haar beurt een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Coface, die op basis daarvan de bevoorschotting van de vorderingen van Allewelt financierde. Tot zekerheid daarvan heeft Creditforce de door Allewelt aan haar overgedragen of verpande vorderingen, onder gelijke voorwaarden aan Coface overgedragen of verpand.

2.4.

Allewelt heeft de logistiek en distributie opgedragen aan Intercosmetic tegen een vergoeding van 10% van de omzet van Allewelt.

2.5.

Vanaf de bankrekening van Allewelt is in totaal € 150.000,- overgeboekt aan Principal Company B.V. (hierna: Principal), te weten:
op 18 november 2008 € 75.000,-
op 26 maart 2009 € 25.000,-

en op 18 mei 2009 € 50.000,-.
Allewelt was deze bedragen niet verschuldigd aan Principal.
In een voorgenomen transactie zou [gedaagde sub2] aan Principal € 300.000,- schuldig worden.
Deze transactie heeft geen doorgang gevonden.

2.6.

Omdat [gedaagde sub2] , Intercosmetic, de curator en Coface aanspraak maken op terugbetaling van het bedrag van € 150.000,- heeft Principal in overleg met deze partijen dit bedrag vermeerderd met rente ad in totaal € 156.299,17 in escrow geplaatst.

3 Het geschil in conventie
3.1.

De curator vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
(a) te verklaren voor recht dat de curator rechthebbende is op het in escrow geplaatste bedrag ad € 156.229,17, te vermeerderen met de daarover opgebouwde rente en
(b) Coface, [gedaagde sub2] en Intercosmetic hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

Coface voert verweer met conclusie de vorderingen af te wijzen met veroordeling van de curator in de kosten van het geding.
Coface stelt zich op het standpunt dat de vordering van Allewelt op Principal in de factoringovereenkomst is overgedragen aan Creditforce, die deze op haar beurt weer heeft overgedragen aan Coface, zodat Coface rechthebbende is op het Escrowbedrag.

3.3.

De curator betwist dit en heeft voorts nog aangevoerd dat de rol van [gedaagde sub2] aan een beroep door Coface in de weg staat. Doordat [gedaagde sub2] Creditforce vertegenwoordigde bij het aangaan van de factoringovereenkomst, zelf in persoon borg stond voor schulden van Creditforce aan Coface en hij met de overboeking van de rekening van Allewelt onbevoegd een ongedaanmakingsvordering heeft gecreërd, komt Creditforce op gronden van redelijkheid en billijkheid geen beroep toe op de overdracht en/of verpanding van de ongedaanmakingsverbintenis en kon deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT