Uitspraak Nº C/10/596560 / FA RK 20-3428. Rechtbank Rotterdam, 2020-07-07

ECLIECLI:NL:RBROT:2020:6472
Docket NumberC/10/596560 / FA RK 20-3428
Date07 Julio 2020
Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/596560 / FA RK 20-3428

Beschikking van 7 juli 2020 betreffende voorlopige voorzieningen

in de zaak van:

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende te [woonplaats vrouw] ,

advocaat mr. M.C. Reichmann te Amsterdam,

t e g e n

[naam man] , de man,

wonende te [woonplaats man] ,

advocaat mr. F. Oirbans te Rotterdam.

1. De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 14 mei 2020;

  • -

    het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 23 juni 2020;

  • -

    de brief met bijlagen van de vrouw van 24 juni 2020.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de raad om de minderjarigen onder toezicht te stellen met zaak-/rekestnummer C/10/599279/ JE RK 20-1827.
Daarbij zijn verschenen:

  • -

    de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

  • -

    de man, bijgestaan door zijn advocaat;

  • -

    de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

1.3.

Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de vrouw een pleitnotitie overgelegd, waarvan alleen het gedeelte met betrekking tot de kinder- en partnerbijdrage aan de rechtbank is voorgedragen.

2. De vaststaande feiten
2.1.

Partijen zijn op 15 november 2007 met elkaar gehuwd.

2.2.

De minderjarige kinderen van partijen zijn:

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] ;

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 2] .

2.3.

De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan, welke bij de rechtbank bekend is onder zaak-/rekestnummer C/10/588983 / FA RK 19-11447.

2.4.

Bij gelijktijdige beschikking in de zaak met zaak-/rekestnummer C/10/599279/ JE RK 20-1827 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van één jaar.

3. De beoordeling
3.1.

Toevertrouwing van de minderjarigen

3.1.1.

De vrouw verzoekt de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen.

3.1.2.

De man weerspreekt het verzoek niet.

3.1.3.

Het verzoek tot toevertrouwing van de minderjarigen aan de vrouw wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.

3.2.

Zorgregeling

3.2.1.

De vrouw verzoekt een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, inhoudende dat de minderjarigen gedurende één weekend per twee weken van vrijdag uit school (dan wel vanaf 17:00 uur als er geen school is) tot zondag 19:00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede een doordeweekse middag.

3.2.2.

De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt vaststelling van een co-ouderschapsregeling en een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte.

3.2.3.

Partijen zijn in mei 2019 uit elkaar gegaan, waarna zij in onderling overleg een co-ouderschapsregeling hebben afgesproken. De minderjarigen verblijven, conform de afgesproken regeling, op dit moment van maandag tot en met woensdagochtend naar school bij de man en van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school bij de vrouw. Tijdens de even weekenden verblijven de minderjarigen bij de vrouw en tijdens de oneven weekenden verblijven de minderjarigen bij de man. De vrouw wenst nu wijziging van die afgesproken regeling, omdat het niet goed gaat met de minderjarigen. De situatie tussen partijen is ernstig verslechterd en de minderjarigen hebben hier last van. Ook de man is van mening dat er rust moet komen voor de minderjarigen. Hij stelt om die reden voor om de minderjarigen de ene week bij de vrouw te laten verblijven en de andere week bij hem. Op die manier zijn er minder overdrachtsmomenten en ervaren de minderjarigen minder stress.

3.2.4.

De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment in het belang van de minderjarigen is dat er rust komt. De overdrachtsmomenten geven veel stress, zodat die tot een minimum moeten worden beperkt. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het voorstel van de man te volgen, nu de man tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij drie dagen per week als bedrijfsarts i.o. werkt, één dag per week een opleiding volgt in Nijmegen en één dag per week werkt aan zijn eigen onderneming. De man heeft dus fulltime werkzaamheden en zal in de week dat de minderjarigen bij hem zijn opvang moeten regelen voor de minderjarigen. De vrouw is beperkter bezet. Zij werkt 26 uur per week en geeft aan dat zij haar werk zo kan indelen dat zij alleen tijdens de schooltijden van de minderjarigen werkt. Het voorstel van de vrouw is echter, gelet op de betrokkenheid van de man in het leven van de minderjarigen, te beperkt. Daarom zal de rechtbank een zorgregeling vaststellen, waarbij de minderjarigen per twee weken bij de man zullen verblijven vanaf woensdag uit school tot maandag naar school.

3.2.5.

Met betrekking tot de zomervakantieregeling is de rechtbank ook van oordeel dat het voor de minderjarigen vooral belangrijk is dat er rust komt. De rechtbank zal daarom een vakantieregeling vaststellen, waarbij de minderjarigen tijdens de eerste en de vierde week (van maandag 10:00 uur tot en met zondag 19:00 uur) van de zomervakantie bij de man verblijven. De weekendregeling zal tijdens de zomervakantie geen doorgang vinden. Ten aanzien van de overige vakanties en feestdagen zal nog geen verdeling worden vastgesteld. In overleg met de jeugdbeschermer zal nader bezien moeten worden wat het beste is voor de minderjarigen.

3.3.

Bijzondere curator

3.3.1.

De man verzoekt een bijzondere curator te benoemen.

3.3.2.

Gelet op de gelijktijdige beschikking waarin de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld voor de duur van een jaar zal het verzoek van de man worden afgewezen.

3.4.

Onderhoudsbijdragen

3.4.1.

De vrouw verzoekt te bepalen dat de man moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met een bedrag van € 1.041,- per maand per kind, alsmede dat de man moet bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud met een bedrag van € 9.229,- per maand.

3.4.2.

De man voert gemotiveerd verweer.

Kinderbijdrage

3.4.3.

Tussen partijen is de hoogte van de vast te stellen kinderbijdrage in geschil. De rechtbank zal de kinderbijdrage berekenen conform de aanbevelingen opgenomen in het rapport van de Expertgroep Alimentatienormen (Tremarapport).

Ingangsdatum...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT