Uitspraak Nº C/10/489730 / HA ZA 15-1198. Rechtbank Rotterdam, 2020-07-01

ECLIECLI:NL:RBROT:2020:6669
Docket NumberC/10/489730 / HA ZA 15-1198
Date01 Julio 2020

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/489730 / HA ZA 15-1198

Vonnis van 1 juli 2020

in de zaak van

1. [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats eiser 2] ,

3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats eiser 3] ,

4. [eiser 4],

wonende te [woonplaats eiser 4] ,

eisers,

advocaat mr. A.M.M. Vermeijden te 's-Gravenhage,

tegen

1. de ontbonden maatschap

LOEFF CLAEYS VERBEKE,

gevestigd te Rotterdam,

2. de naamloze vennootschap

LOYENS & LOEFF N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

3. de stichting

STICHTING VEREFFENING LCV,

gevestigd te Rotterdam,

4. [gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,

5. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,

gedaagden,

advocaat mr. E.J.M. Rosier te Maastricht.

Eisers samen zullen weer [eiser 1] c.s. worden genoemd. Zij zullen hierna ook [eiser 1] sr. (eiser sub 1) en de kinderen (eisers sub 2 tot en met 4), worden genoemd. Gedaagden samen zullen hierna Loeff c.s. worden genoemd. Afzonderlijk zullen zij LCV (gedaagde sub 1), Loyens & Loeff (gedaagde sub 2), stichting LCV (gedaagde sub 3), [gedaagde 1] (gedaagde sub 4) en [gedaagde 2] (gedaagde sub 5) worden genoemd.

1. De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 19 december 2018 in deze zaak, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;

  • -

    de akte na tussenvonnis, tevens houdende akte wijziging eis van [eiser 1] c.s. d.d. 10 april 2019 met producties 109 - 111;

  • -

    de (antwoord)akte na tussenvonnis van Loeff c.s. d.d. 3 juli 2019 met producties 60 - 64;

  • -

    de antwoordakte van [eiser 1] c.s. d.d. 11 september 2019 met productie 112;

  • -

    het verzoek van Loeff c.s. tot uitlaten ex art. 2.11 procesreglement d.d. 25 september 2019;

  • -

    de akte uitlaten productie van Loeff c.s. d.d. 9 oktober 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling Stand van zaken
2.1.

Deze procedure wordt – kort samengevat – gevoerd door [eiser 1] c.s. tegen Loeff c.s., zijn voormalig advocaten/belastingadviseurs, in verband met gestelde beroepsfouten bij de fiscale advisering ten aanzien van de winstbewijzenconstructie, de emigratie en mogelijke schikking met de Belastingdienst als gevolg waarvan [eiser 1] c.s. stelt schade te hebben geleden van - afgerond - 50 miljoen euro, exclusief rente en kosten.

De rechtbank heeft in deze (hoofd)zaak in totaal drie tussenvonnissen gewezen. In de eerste twee vonnissen heeft de rechtbank (afwijzende) beslissingen genomen over diverse verweren, zoals verjaring, een beroep op de klachtplicht en op de schadebeperkingsplicht. In het laatste tussenvonnis van 19 december 2018 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank geoordeeld dat Loeff c.s. tekort is geschoten in haar advisering ter zake de emigratie van [eiser 1] sr. naar de Nederlandse Antillen, maar dat 70% van de als gevolg daarvan door [eiser 1] c.s. geleden schade voor zijn rekening blijft vanwege eigen schuld. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat Loeff c.s. toerekenbaar is tekort geschoten in haar advisering ter zake de schikkingsonderhandelingen met de Belastingdienst en als gevolg daarvan volledig aansprakelijk kan worden gehouden voor het verlies van een kans door [eiser 1] c.s., te weten een kans op een schikking die zou hebben geleid tot een beter resultaat dan de huidige situatie. De rechtbank heeft in het tussenvonnis partijen de gelegenheid gegeven zich uit te laten over de laatste resterende geschilpunten. Daarop zal in dit vonnis worden ingegaan.

Aanvullende feiten

2.2.

In aanvulling op de reeds vastgestelde feiten in de eerdere tussenvonnissen, gaat de rechtbank uit van de volgende, voor het geschil tussen partijen, relevante feiten.

2.2.1.

Bij brief van 8 september 2006 (productie 112 van [eiser 1] c.s.) schrijft mr. P.J.I. Cheung van de Belastingdienst – voor zover relevant – het volgende aan Van Mens Wisselink, de toenmalig advocaten/belastingadviseurs van [eiser 1] sr.:

“Tijdens de bespreking ten kantore d.d. 30 juni jl. hebben wij onder meer afgesproken dat door u in bovengenoemde zaak enerzijds een overzicht zou worden verstrekt met de geschilpunten die zien op de heffing en anderzijds een concreet betalingsvoorstel wordt gedaan voor de betaling van de openstaande, reëel verschuldigde aanslagen van de familie [familienaam eisers] .

U gaf tijdens de bespreking aan dat -volgens u- de totale openstaande schuld van de familie ongeveer 55 miljoen euro zou bedragen. Op korte termijn kan een bedrag van 25 à 30 miljoen euro in een keer betaald worden.

Voor het resterende bedrag zou dan een betalingsregeling moeten worden getroffen die buiten het voor de ontvanger geldende invorderingsbeleid zou vallen. Hierbij heb ik aangegeven dat niet van dit beleid kan worden afgeweken, tenzij het om bijzondere omstandigheden gaat. Bij afwijking van het invorderingsbeleid zou overleg met het Ministerie van Financiën plaatsvinden.

Tot slot gaf u aan [dat] het bedrag aan verschuldigde invorderingsrente ook meegenomen dient te worden in het “compromis”.

Concreet hebben wij afgesproken dat u op korte termijn, doch uiterlijk 2 weken na de bespreking, met een betalingsvoorstel zou komen voor de openstaande schuld van de familie tot en met het jaar 2003.

In uw voorstel zouden dan de bovengenoemde aspecten nader geconcretiseerd worden.

(…)”

2.2.2.

De Vaststellingsovereenkomst van 11 december 2006 (productie 5a van Loeff c.s.) tussen [eiser 1] c.s., Farm Frites holding en dochtervennootschappen enerzijds en de Belastingdienst, die vertegenwoordigd werd door mw. [naam persoon 1] en dhr. [naam persoon 2] , anderzijds luidt – voor zover relevant – als volgt:

“Overwegende

Dat partijen reeds enige tijd in overleg zijn om overeenstemming te bereiken over een groot aantal kwesties, veelal voortgevloeid uit diverse gerechtelijke procedures, welke bij partijen genoegzaam bekend zijn;

dat in de brief van de Belastingdienst van 1 september 2008 [rb: op de brief staat bij een verwijzingsteken naar deze datum een niet door partijen geparafeerde aantekening: “moet zijn: 8-9-2006”] over de afwerking van een aantal kwesties het nodige is opgemerkt en veelal al is afgerond;

dat partijen over onvoldoende informatie beschikken om de fiscale gevolgen te kunnen beoordelen met betrekking tot de juridische fusie in 2001 en alle mogelijke schuld/vorderingverhoudingen tussen de heer [eiser 1] , “de Farm Frites vennootschappen” en “Farm Dairy vennootschappen”;

dat partijen het er over eens zijn dat het niet zinvol is om het ingewikkelde feitencomplex tot in detail uit te zoeken;

dat partijen er veel aan gelegen is om afspraken te maken over de fiscale rechtsgevolgen met betrekking tot het voorgaande;

dat partijen deze afspraken in deze vaststellingsovereenkomst wensen vast te leggen.

Partijen leggen derhalve de volgende zaken vast:

- met betrekking tot de carry back van het aanmerkelijkbelangverlies 1999 ten name van

[eiser 1] zal op basis van artikel 16 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 coulancerente worden vergoed. (…)

- in geschil is of de aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2000 ten name van [eiser 1] te laat is opgelegd. Hoe het ook zij, er zal geen beroep worden gedaan op een eventuele verjaring;

- de aanslag inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen 2001 ten name van [eiser 1] is te laat opgelegd en zal worden vernietigd;

- de aanslagen Inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen over de jaren 1998 en 1999 van [eiser 2] , mevrouw [eiser 3] en mevrouw [eiser 4] liggen thans ter beoordeling bij het Hof. Partijen hebben er voor gekozen dat een ieder voor een jaar het gelijk aan de zijde krijgt. De Belastingdienst voor het jaar 1998 en "de kinderen [naam] ” voor het jaar 1999;

- de (proforma) bezwaren tegen de aanslagen Inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen over het jaar 2000 ten name van [eiser 2] , mevrouw [eiser 3] en mevrouw [eiser 4] zullen worden ingetrokken; dit geldt eveneens voor de aanslag WAZ over de Jaren 2000 en 2001 ten name van [eiser 2] ;

- de bezwaren tegen de aanslagen Inkomstenbelasting / premies volksverzekeringen over de jaren 2001 tot en met 2003 ten name van [eiser 2] , mevrouw [eiser 3] en mevrouw [eiser 4] zullen conform de ingediende aangifte worden afgewikkeld;

- de vorderingen van [eiser 2] , mevrouw [eiser 3] en mevrouw [eiser 4] op [eiser 1] uit hoofde van de Nederlandse schenkingsovereenkomst wordt op nihil gewaardeerd tot het moment dat [eiser 1] een positief vermogen krijgt;

- de verkrijgingsprijs van de aandelen Farm Frites Holding B.V. van de heer [eiser 1] wordt vastgesteld op €17.378.077. De verkrijgingsprijs van de aandelen Farm Dairy BV van de heer [eiser 1] wordt vastgesteld op het nominaal gestorte aandelenkapitaal ad €19.966;

- de voorgenomen vervreemding van de aandelen Farm Frites Holding BV door de heer [eiser 1] zal resulteren in een verlies uit aanmerkelijk belang. Dit verlies zal niet via de werking van artikel 4.24 Wet 1B 2001 en 4.39 Wet IB 2001 overgaan op een ander dan de heer [eiser 1] . In dit kader zullen de heer [eiser 1] en de Stichting Aandelenbezit NL alle door hen in het bezit zijnde aandelen Farm Frites Holding BV rechtstreeks overdragen aan de kinderen (dan wel aan een door hen beheerste vennootschap). Tevens draagt de heer [eiser 1] zijn prioriteitsaandelen in Farm Frites Beheer BV over aan de kinderen (dan wel aan een door hen beheerste vennootschap);

- de vorderingen van “de Farm Frites vennootschappen” op de heer [eiser 1] worden (fiscaal) per 1 januari 2002 afgeboekt, waarbij deze afboeking niet ten laste van de winst mag worden gebracht bij “de Farm Frites vennootschappen”. Ter zake van deze vorderingen is geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT