Uitspraak Nº C/13/613682 / FA RK 16-5627. Rechtbank Amsterdam, 2019-09-25

ECLIECLI:NL:RBAMS:2019:6915
Date25 Septiembre 2019
Docket NumberC/13/613682 / FA RK 16-5627
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd

zaaknummer / rekestnummer: C/13/613682 / FA RK 16-5627 (RT/PvB)

Beschikking van 25 september 2019 betreffende de alimentatie

in de zaak van:

[eiseres]

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. I.M.B. Kramer te Amsterdam,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. E.C. Douma te Amstelveen .

1 De procedure
1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

  • -

    het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2016;

  • -

    het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van de man, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2016;

  • -

    het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen ter griffie op 22 november 2017.

1.2.

De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 30 januari 2018.

1.3.

Verschenen zijn:

  • -

    de vrouw, bijgestaan door mr. Kramer;

  • -

    de man, bijgestaan door mr. Douma.

1.4.

Tijdens deze mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van de zaak pro forma zal worden aangehouden tot 26 februari 2018 om partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te treden. Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

1.5.

De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van:

  • -

    de brief d.d. 12 februari 2018 van de zijde van de vrouw;

  • -

    een F9-formulier d.d. 11 mei 2018 van de zijde van de vrouw;

  • -

    een F9-formulier d.d. 28 mei 2018 van de zijde van de man;

  • -

    een F9-formulier d.d. 1 juni 2018 van de zijde van de vrouw;

  • -

    de brief d.d. 8 juni 2018 van de zijde van de man;

  • -

    het aanvullend verweerschrift tevens houdende een aanvullend zelfstandig verzoek van de man, ingekomen ter griffie op 2 november 2018;

  • -

    een brief met bijlagen d.d. 2 november 2018 van de zijde van de vrouw;

  • -

    het verweerschrift op het aanvullend zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen ter griffie op 23 november 2018.

1.6.

De zaak is verder behandeld ter zitting met gesloten deuren van 4 december 2018.

1.7.

Verschenen zijn:

  • -

    de vrouw, bijgestaan door mr. Kramer;

  • -

    de man, bijgestaan door mr. Douma.

1.8.

De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van:

- het F9-formulier van 24 juni 2019 van de zijde van de vrouw.

2 De feiten
2.1.

De man en de vrouw zijn op 19 december 1972 te [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk na omzetting in een geregistreerd partnerschap op 29 juni 2004 is ontbonden door inschrijving van een door partijen getekende notariële verklaring in de registers van de burgerlijke stand te [plaats] .

2.2.

Partijen hebben bij overeenkomst tot beëindiging (hierna: het convenant) de gevolgen van hun echtscheiding geregeld. Partijen zijn hierin – voor zover hier van belang – het navolgende overeen gekomen:

“5. De man zal aan de vrouw een alimentatie betalen zoals omschreven in de Notitie inzake Echtscheiding, opgesteld door de heer [accountant] , accountant verbonden aan [bedrijf] te [plaats] , (2e versie, gedateerd 7-11-2003).

De alimentatie zal worden voldaan gedurende de wettelijke periode van 12 jaren, doch zal nadien onverplicht levenslang worden voortgezet indien en zolang de inkomenspositie van de man en het saldo van zijn bezittingen en schulden zulks toelaten.

De alimentatie ondergaat wijziging casu quo vervalt op de wijze als omschreven onder 6. en 7. in bedoelde Notitie. Partijen doen overigens afstand van het recht om middels rechterlijke tussenkomst wijziging te vragen van het alimentatie-bedrag op grond van gewijzigde omstandigheden.

(…)”

2.3.

In de notitie bij berekening inzake echtscheiding (aangepast op 7-11-2003) (hierna: de notitie) staat het navolgende opgenomen:

“4. Blijkens de berekeningen in bijlage 1 heeft [eiseres] een alimentatie nodig van € 52.500 naast de jaarlijkse renteinkomsten van € 26.500. Van dit alimentatiebedrag wordt € 30.000 aan hypotheekrente weer terugbetaald.

5. Uitgaande van het gegeven dat de uitgaven gelijk zijn aan de inkomsten, kan de alimentatie in 2007 terug naar € 40.000 per jaar omdat dan het pensioen uitkeerbaar door [pensioenfonds] . in gaat. In 2011 gaat (in principe) de pensioenuitkering van het [voorheen pensioenfonds] in. Alsdan kan de alimentatie verminderd worden tot € 26.000 per jaar. Vanaf 2014 bestaat er dan voor [eiseres] ook recht op AOW en zijn de inkomstenbelastingtarieven lager. De alimentatie bedraagt dan € 9.000 per jaar. Gedurende de gehele periode waarin de alimentatie wordt betaald, blijft het netto inkomen steeds gelijk aan het begrote bestedingsniveau.

6. De verschuldigde alimentatie zal jaarlijks worden geïndexeerd aan het prijsniveau.

7. Alimentatie is in principe verschuldigd door de alimentatieplichtige voor een periode van 12 jaar. [verweerder] is bereid om nu reeds in het convenant vast te leggen dat hij zolang [eiseres] leeft alimentatie zal betalen, waarbij het uitgangspunt voor de hoogte van die alimentatie in de bijgevoegde berekeningen is gelegen. De alimentatie vervalt op het moment dat [eiseres] een duurzame huishouding aangaat met een partner, tenzij binnen één jaar na aanvang van de gezamenlijke huishouding aangetoond kan worden dat de partner onvoldoende draagkracht heeft om in het levensonderhoud van [eiseres] te voorzien. Het recht op alimentatie herleeft indien de gezamenlijke huishouding binnen één jaar waarna deze is aangegaan, is beëindigd. Het recht op alimentatie vervalt voorts in het geval dat [eiseres] blijvend wordt opgenomen in een AWBZ-instelling.

(…)”

3 De beoordeling

Verklaring voor recht

3.1.

De vrouw heeft de rechtbank verzocht te verklaren voor recht dat het bedrag van de door de man aan de vrouw maandelijks voor de eerste van de maand te betalen alimentatie over de periode van 2014 tot en met 29 juni 2016 bedraagt € 2.491,08 (geïndexeerd tot 2016) per maand.

3.2.

De vrouw onderbouwt haar verzoek als volgt. Bij brief van 18 december 2015 heeft de man de vrouw bericht dat hij de partneralimentatie per 28 juni 2016, zijnde de datum van het verstrijken van de wettelijke periode van 12 jaar, zal verlagen van € 2.491,08 naar € 750,- per maand. De vrouw is van mening dat de man uitgaat van een onjuiste premisse. Als onderbouwing van zijn stelling verwijst de man naar de notitie, waarin staat opgenomen dat de alimentatie vanaf 2014 € 9.000,- bedraagt. Bij de berekening in bijlage 5 van de notitie is echter een essentiële rekenfout gemaakt. De levenslange pensioenuitkering van [voorheen pensioenfonds] ./ [pensioenfonds] . bedraagt geen € 12.447,-, maar slechts € 4.038,- per jaar. De man heeft ervoor gekozen deze onjuistheid in de berekening te laten voor wat die is en de vrouw hier niet over te informeren. Integendeel, de man is na het wegvallen van het pensioendeel per 2014 het voordien door hem betaalde bedrag van € 2.491,08 met indexering daarover tot en met 28 juni 2016 aan de vrouw blijven betalen. Uit dit doorbetalen van de man kan rechtens worden afgeleid dat voormeld bedrag van € 2.491,08 moet worden betaald. Dan gaat het niet aan om vervolgens op enig door de man conveniërend moment zich op het onjuiste bedrag van € 9.000,- per jaar te beroepen. Volgens de vrouw is dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid welke de man jegens de vrouw in acht heeft te nemen. Daarnaast stelt de vrouw zich op het standpunt dat de rekenfout los dient te worden gezien van hetgeen partijen met elkaar afgesproken hebben en hun bedoeling daarbij, te weten dat als uitgangspunt van de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie zal gelden hetgeen de vrouw: ‘benodigd heeft voor levensonderhoud, huishouding, kleding en verzorging, vakanties en ontspanning, € 24.000’ . Daarnaast is van belang hetgeen in de notitie onder randnummer 5 is opgenomen. Hieruit blijkt onmiskenbaar dat het uitgangspunt voor de door de man te betalen alimentatie de behoefte van de vrouw leidend is. Dit volgt ook uit de berekeningen van de accountant. De man heeft hiernaar gehandeld door tot en met juni 2016 maandelijks aan de vrouw het geïndexeerde bedrag van € 2.491,08 aan de vrouw te voldoen. Weinig geloofwaardig is de stelling van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT